Fundamenten van de Psychologie Marc Brysbaert
HOOFDSTUK 1 WAT IS PSYCHOLOGIE?
Wat is psychologie?
Psychologie is een wetenschap waarbij het gedrag en de geest van de mens bestudeerd
wordt. De psychologie kon niet ontstaan zolang men ervan uit ging dat de mens niet
onderworpen was aan aardse wetmatigheden.
Wat is de definitie van het bio-psycho-sociaal model?
Volgens dit model is alle functioneren het gevolg van drie invloeden: bio, psycho en sociaal.
Er zijn dus drie soorten invloeden die de oorzaak zijn van ons functioneren. Denk aan
depressie, keuzes die wij maken, het hebben van obesitas, angststoornis, etc.
Ø Biologische invloeden (lichaam) – Aanleg, erfelijkheid, ziekten, medicijnen, alcohol,
drugs, stress bij moeder tijdens zwangerschap, voeding, algehele conditie
Ø Psychologische invloeden (geest) – Persoonlijkheid, karaktertrekken, eigenschappen
Ø Sociale invloeden (omgeving) – Gezin, vrienden, wonen, werk, eenzaamheid,
emotionele verwaarlozing tijdens de jeugd.
Waar liggen de wortels van de psychologie?
De Griekse filosofen Plato en Aristoteles schreven de eerste invloedrijke geschriften over het
functioneren van de mens. Zij stelden zich vragen over het universum en de rol van de mens
hierin.
Plato (427-347 v.C.) Aristoteles (384-322 v.C.)
(1) Plato maakte een onderscheid (1) Hij richtte meer belang aan de
tussen de ware, onzichtbare wereld observaties dan Plato. Om echte kennis
van onveranderlijke, ideale vormen en te hebben diende men uit te gaan van
de zichtbare, veranderlijke wereld onwrikbare uitgangspunten. Deze
rondom ons, die een onvolmaakte werden door de mens intuïtief als
afspiegeling is van de echte wereld. zelfevidentie herkend. Het herkennen
(2) De menselijke ziel is een deel van de hiervan werd ‘demonstratie’ genoemd.
ware en ideale wereld; zij woont
tijdelijk in het lichaam en keert na de Voorbeeld – Demonstratie aarde en
dood terug in de kosmos. water streefde naar het centrum van
(3) De ziel had kennis van deze ideale de wereld. Lucht en vuur streefde naar
wereld. Observatie was minder van de maan. Voorwerpen bewegen niet
belang, gezien deze alleen iets wist spontaan, hier is een drijvende kracht
over de zichtbare wereld. voor nodig.
Het toenemende belang van de WETENSCHAP in de westerse maatschappij (Copernicus,
Galilei en Newton) en de ontwikkelingen binnen de FILOSOFIE (Descartes; empirisme) en de
BIOLOGIE (Darwin) effende het pad voor de PSYCHOLOGIE.
, Hoe ziet de wetenschappelijke revolutie eruit? – Tijdlijn
500 v.C.
427 – 347 v.C. Plato – Maakt onderscheid tussen “het rijk van het eeuwige,
nooit veranderende idealen vormen” en “het rijk van de steeds
veranderende materiële werkelijkheid”. Echte kennis komt
voort uit de menselijke geest (aangeboren) en niet op
observatie/studie (dingen waarnemen die niet bestaan
à dromen)
384 – 322 v.C. Aristoteles – Kennis komt ook voort uit observatie. Van echte
kennis dient er uit te worden gegaan van axioma’s
(uitgangspunten). Voorwerpen bewogen niet spontaan; aarde
en water streefden naar het centrum van de wereld, terwijl
lucht en vuur naar de maan streefden. Vanuit demonstraties
kon op basis van de menselijke rede de rest van de kennis
worden afgeleid.
1473 – 1543 Copernicus – Belangrijk onderdeel van de wetenschappelijke
revolutie. Hypothese dat bewegingen in het heelal beter te
begrijpen zijn wanneer men uitging van de veronderstelling dat
niet alle hemellichamen rond de aarde draaien, maar de aarde
rond de zon. Na Copernicus heeft Galilei zijn inzichten verdedigd
en deze met nieuw observaties onderbouwd. Deze zijn verder
uitgewerkt door Newton.
1564 – 1642 Galilei – Publiceerde in 1632 een boek waarin hij de theorieën
van Copernicus verdedigde en deze met een reeks nieuwe
observaties onderbouwde. Dit werd mogelijk door de uitvinding
van de telescoop.
1596 – 1650 Descartes – Descartes bestuurde de theorieën van Plato en
Aristoteles. Hieruit ontstonden drie principes:
(1) Rationalisme – kennis en waarheid kunnen alleen verkregen
worden door middel van rede. De werkelijkheid is opgebouwd
vanuit een logische structuur, waardoor de waarheid door het
verstand kan worden vastgesteld.
(2) Nativisme – mens heeft aangeboren kennis (universum is
een complexe machine van aangeboren kennis)
(3) Dualisme – mens bestaat uit twee onafhankelijke elementen
à lichaam en geest (menselijk lichaam was deel van deze
complexe machine maar dit gold niet voor de menselijke geest.
Deze stond los van het lichaam en de natuurwetten)
1632 – 1704 Locke – Locke kwam met een tegenbeweging namelijk het
empirisme (tegen rationalisme). Locke was van mening dat alle
menselijke kennis voortkomt uit zintuiglijke ervaringen die met
elkaar geassocieerd worden (empirisme).