Klinische Pathologie H.1,2,3, 4.1t/m4.4, 17.3t/m17.5
H.1
Anamnese bestaat uit de speciële anamnese (over de hoofdklacht) en de algemene anamnese
(overige ziektegeschiedenis).
In de speciële anamnese wordt in de woorden van de patiënt vermeld wat de hoofdklacht is, dan
volgt de plaats waar het zit, dan wordt het verloop van de klacht besproken (wanneer, hoelang?)
Algemene anamnese :
Allergie ; of iemand allergisch is voor bv penicilline of jodium. In dit geval kan er voor
alternatieve antibiotica of verband etc. gezorgd worden.
Afwijkingen/ziekten ; hier kan bij de diagnostiek en behandeling rekening mee gehouden
worden. Zo is het bv. belangrijk om te weten of iemand suikerziekte heeft.
Behandelingen ; medicijngebruik van de patiënt Dit is belangrijk omdat dit invloed kan
hebben op de ziekteverschijnselen. Medicatie kan symptomen namelijk verminderen maar
ook klachten(bijwerkingen) veroorzaken.
Contactpersonen ; hier kan men contact mee opnemen voor nadere gegevens. Deze
personen krijgen ook informatie over de behandeling.
Drugs ; alcohol, roken en drugsgebruik kan een verklaring zijn voor bepaald klachten als bv.
geheugenverlies/ verhoging long- en vaatziekten.
Eten ; is van belang als een patiënt bewusteloos kan worden of geopereerd wordt. Er is dan
gevaar voor aspiratie (maaginhoud die in de luchtwegen komt).
Een heteroanamnese betekent dat familie of verzorgers de benodigde gegevens verstrekken over de
patiënt. Dit is nodig bij babies, coma, vergevorderde dementie , verstandelijke handicap of ernstig
psychiatrische problemen.
Lichamelijk onderzoek :
Inspectie ; er wordt gelet op vormafwijkingen en op de kleur. Artsen vergelijken de gezonde
met de afwijkende kant, omdat mensen normaal vrijwel symmetrisch zijn.
Percussie ; De arts klopt met zijn vingers op vingers van zijn andere hand, die hij op de huid
van de patiënt drukt. Zo is het verschil tussen luchthoudende organen en massieve organen
goed vast te stellen. Normaal longweefsel klinkt sonoor, een demping kan duiden op
vochtophoping of tumoren. Leverweefsel en blaas klinkt mat.
Auscultatie ; hiervoor wordt een stethoscoop gebruikt. Over de longen is normaal
(‘vesiculair’) ademgeruis te horen bij in- en uitademen. Afwijkende geluiden zijn
ronchi(rochelend), wheezes(fluittonen) en crepitaties (knisperen als frisdrank). Bij het hart
zijn er normaal 2 harttonen te horen, sluiten van de AV-kleppen. Een abnormaal geluid wordt
souffle (geruis) genoemd en komt door klepafwijkingen. In de buik is peristaltiek te horen. Bij
een buikvliesontsteking hoor je niks. Gastro-enteritis (voedselvergiftiging) gaat gepaard met
een levendige peristaltiek. Bij mechanische ileus (darmafsluiting) hoor je gootsteengeluiden.
Palpatie ; het betasten van lichaamsdelen via de huid en via lichaamsdelen. Bij palpatie
wordt gelet op afwijkingen als knobbels of een vergroting. Er wordt gelet op drukpijn ,
defense musculair (reflexmatig aanspannen) en loslaatpijn.
,Een differentiaal diagnose (DD) zijn de afwijkingen die de arts overweegt als verklaring van de
klachten en bevindingen bij lichamelijk onderzoek in volgorder van waarschijnlijkheid. Bijv. klachten
zijn jeuk,veel plassen, moeheid. Dan kan de DD zijn diabetes, blaasontsteking, zwanger. Hiervoor
doet hij dan een zwangerschapstest, bloedglucosebepaling en urine testen om de overwogen
aandoeningen aan te tonen of uit te sluiten. Vaak bestaat een DD uit bloed- en urineonderzoek , dan
volgt er radiologisch onderzoek.
Een bloedonderzoek onderzoekt de Hb , Ht en ery’s.
Hb is de hemoglobineconcentratie (zuurstoftransporterend eiwit). Als het Hb laag is kan het
zuurstoftransport naar de weefsels in gevaar komen.
Ht is de hematrociet (volume bloedcellen t.o.v. bloedvolume). Als de Ht hoog is door
uitdroging is de kans op trombose verhoogd.
Ery’s zijn het aantal erytocyten (rode bloedcellen) per liter.
Door Hb, Ht en ery’s te combineren kan de arts aanwijzingen krijgen over bv. bloedarmoede.
Trombo’s staat voor trombocyten (bloedplaatjes). INR en APTT testen via vitamine K
afhankelijke en andere stollingsfactoren. Deze testen zijn belangrijk bij mensen die
antistolling gebruiken of stollingsproblemen hebben en geopereerd moeten worden.
Alat en asat zijn enzymen die in het bloed voorkomen bij leverschade. Ze lekken dan uit de
levercellen. Dit wijst op bv verzwegen alchoholisme of sluimerende hepatitis.
Na+ , K+ , creat en ureum zijn bij een goede nierfunctie vaak normaal. Afwijkend Na+ en
verhoogd K+ , verhoogd creat en verhoogd ureum wijzen vaak op verminderde nierfunctie.
Bij nierfalen worden de medicijnen vaak langzamer uitgescheiden en moet de dosering
aangepast worden.
Bloedglucose is belangrijk om suikerziekten bij ouderen op te zoeken. Oudere diabeten
hebben vaak weinig klachten , maar hun bloedglucose kan ontregeld raken door
opname/operaties.
Urinesediment is een onderzoek naar cellen en andere vaste bestanddelen in urine.
Bacteriën en leukocyten in de urine wijzen op urineweginfecties zoals cystitis
(blaasontsteking) en pyelitis (nierbekkenontsteking). Als alleen de erytrocyten gestegen zijn
denkt men aan nierstenen of een tumor.
Als de arts ontstekingen in het abdomen(buik) overweegt vraagt hij een echo of ct-onderzoek aan.
Bij neurologisch uitval of epilepsie worden vaak met CT of MRI afbeeldingen van de hersenen
gemaakt.
, Bij elektrocardiografie (ecg) gaat het om elektrische hartactiviteit, elektro-encephalografie (eeg)
brengt elektrische hersenactiviteit in beeld. Bij longfunctieonderzoek worden ademvolumes
bepaald.
Preventie ; gericht op het voorkomen van ziekten of in een vroeg stadium ontdekken van
afwijkingen en die dan behandelen. Bv vaccinaties.
Curatieve therapie ; doel is genezing. Bv antibiotica of operaties bij aangeboren afwijking.
Palliatieve therapie ; verzachting van lijden bij ongeneeslijke ziekten. Bv morfine.
Causale therapie ; gericht op de oorzaak. Bv voedingsadvies bij vitaminetekort.
Symptomatische therapie ; verminderen verschijnselen. Bv insuline-injectie bij diabeten.
Operatieve therapie ; door snijden en hechten anatomisch iets veranderen.
Conservatieve therapie ; anatomie blijft behouden. Bv medicatie of voorlichting.