HOOFDSTUK 1 veiligheid tussen goed en kwaad
Om gewelddadig extremisme te verslaan is misschien niet te ontkomen aan een beetje
tegengeweld.
Een van de grootste conflicten op het gebied van veiligheid: hoe is het mogelijk om als vrije
samenleving te vechten tegen terreur onder daarbij het gezicht van vrede, vrijheid en
rechtvaardigheid te verliezen?
De politiek lijkt te zoeken naar een weg die enerzijds effect sorteert en anderzijds de kernbeginselen
van de rechtsstaat respecteert. De veiligheidsgarantie die de staat wil bieden, betekent dat hij zich
moet vervoegen tot controversiële tegenmaatregelen, die hij zal betitelen als het noodzakelijk
kwaad.
Voorbeeldsituatie: de tikkende tijdbom. Een bom ergens, niemand weet waar, die binnen een
bepaalde tijd af zal gaan en enorme schade gaat verrichten. Eén van de terreurverdachten wordt
opgepakt en weet waar de bom ligt, maar wil hier niets over zeggen. Hoofd afdeling
terrorismebestrijding stelt marteling voor.
In werkelijkheid deze omstandigheden in afgezwakte vorm. Toch kunnen de ethische
rechtvaardigingen sterke gelijkenissen vertonen.
Waterboarding van terreurverdachten in Guantánamo Bay. Hiermee hebben de Amerikanen na 9/11
voor zichzelf in essentie niet alleen de morele, maar ook de juridische uitzonderingspositie
geschapen om een erkende vorm van marteling ten uitvoer te brengen, ten gunste van de
verdediging van de nationale veiligheid. Waterboarding is gerechtvaardigd door regeringsleiders als
een van de meest extreme, maar toch ‘geoorloofde’ vormen van het noodzakelijk kwaad.
Twee belangrijke kenmerken van het noodzakelijk kwaad:
1. Ten eerste weet de staat die zich ervan bediend dat hij zich inlaat met het slechte. Ze blijven
slecht, onder alle omstandigheden, en moeten dat ook blijven om te voorkomen dat er een
vervaging optreedt van het gewetensbewustzijn.
2. Ten tweede valt het noodzakelijk kwaad samen met een denkbeeldige grens tussen wat
ongeoorloofd en absoluut ongeoorloofd is. Voorbij het noodzakelijk kwaad bestaat een
radicaal kwaad dat in geen geval gerechtvaardigd kan worden. De grote vraag is uiteraard
waar deze grens precies ligt. Ze ligt ergens tussen wat een ‘rechtvaardig optreden’ tegen
terrorisme kan worden genoemd, en de situatie waarin de staat overgaat tot het bedienen
van dezelfde kwaadaardige middelen als de terreur die haar bedreigt, of erger.
We accepteren het niet wanneer de regering geen norm opgeeft op grond waarvan beslissingen
genomen worden. We eisen een onderbouwing.
Ethiek = de systematische bespiegeling op het menselijk handelen aan de hand van opvattingen over
goed en kwaad. Deze opvattingen noemen we ook wel normen en waarden.
1
,Waarden: de dominante ideeën die de maatschappij beschouwt als goed en nastrevenswaardig,
zoals heldhaftigheid of geweldloosheid, maar ook veiligheid.
Normen: lijken op waarden, maar zijn minder abstract. Bijvoorbeeld, politieke geschillen los je op
door te praten, niet door middel van geweld.
Normen en waarden ook verbonden met emoties. BV: waarom moet je iemand niet doodmaken?
Daarnaast ook tijdsgebonden.
Het geheel van normen en waarden in een samenleving noemen we de moraal.
Moreel: datgene wat betrekking heeft op de moraal, bijvoorbeeld een moreel probleem.
Ethiek vraagt soms veel geduld, terwijl het dagelijks leven uit bestuurlijke hectiek bestaat. Ethiek is
soms machteloos, maar kan soms ook haar tanden laten zien. Die invloed begint al bij de Grondwet.
1. Descriptieve ethiek
Observeert hoe de moraal in mens en samenleving tot uitdrukking komt. Bijvoorbeeld
‘veiligheid’, descriptieve ethiek zou zo de overtuigingen aangaande veiligheid door de tijd
heen kunnen beschrijven. Wat voor gedrag past hierbij en hoe zijn deze ideeën veranderd?
2. Normatieve ethiek
Probeert concreet te beoordelen wat de beste leefregels zijn. Aan de basis van deze
ethiekvorm ligt de opvatting dat er mindere en betere rechtvaardigingen zijn en dat je als
mens moeite moet doen om uit te vinden wat de betere normen zijn om naar te leven.
Werkt met theorieën (model waarmee morele regels, houdingen of handelingen kunnen
worden onderbouwd met behulp va een samenhangen systeem van argumenten en
criteria). Voor formule alleen noodzakelijke criteria nodig, dus kan niet persoonsgebonden
zijn. Voorbeeld: Voor elke handeling X geldt: als en alleen als <Y van toepassing is>, dan is X
goed, en als en alleen als <Y niet van toepassing is>, dan is X slecht.
De drie meest gezaghebbende theorieën zijn: de consequentialistische ethiek, de
plichtethiek en de deugdethiek.
Onverenigbaarheid, want elke normatieve theorie eigen visie op mens en werkelijkheid.
Deugdethiek: de mens is voor alles een gemeenschapsdier, en ook de ethiek moet voortvloeien uit
deze sociale natuur.
Plichtethiek: de mens kan op een verstandelijke manier doorgronden wat zijn plichten zijn en op
grond daarvan handelen.
Consequentialisme: ziet de mens als een economisch dier dat luistert naar zijn behoeften en streeft
naar de verbetering van zijn leefomstandigheden.
2
, Veiligheid
! Descriptieve ethiek.
Sociaal wetenschapper Pieterman zegt dat klimaat veranderd in een voorzorgcultuur: ‘’voorkomen
beter dan genezen’’. Gevolg is dat het de angst voor gevaar kan versterken. Pieterman observeert en
beschrijft zo dus wat er in een land gebeurd m.b.t. veiligheid. Hij probeert dominante waarden te
zien zonder uitdrukkelijk te stellen hoe de samenleving zou moeten omgaan met veiligheid.
! Normatieve ethiek.
Ambitie om juist wel te weten wat we concreet moeten doen. Welke waarden en normen we
moeten voorschrijven om een veiliger samenleving te bereiken. Verschillende meningen over de
ideale veilige samenleving. De normatieve discussie is daarom ook veel beter voor te stellen als een
arena waarbinnen verschillende opvattingen met elkaar de degens kruisen. Wij zijn in feite
toeschouwers van een strijdtoneel, met als inzet de veiligheidsmoraal.
Veiligheid…
! Deugdethiek: geborgenheid en sociale participatie
! Plichtethiek: zelfbeschikking en rechtsbescherming
! Consequentialisme: maatschappelijke doel van het minimaliseren van dreigingen
Toegepaste ethiek: wanneer normatieve theorieën gebruikt worden om concrete
veiligheidsvoorstellen of –handelingen te toetsen. Een veiligheidspraktijk, zoals preventieve
screening van immigranten, kun je zo langs de lat leggen van verschillende normatieve theorieën om
te beoordelen of deze concrete praktijk eigenlijk wel moreel juist is.
Wat te doen met Syriëgangers?
Uiteindelijk moeten we ook kijken naar argumentaties die voor de verschillende posities worden
gegeven. Met die argumentaties kunnen namelijk meerdere dingen fout gaan.
1. Sommige argumenten niet relevant
Voorbeeld: ‘’potentiele terroristen mogen nooit vrij rondlopen in de samenleving. Daarom
moeten we iedereen dier wil afreizen naar Syrië preventief opsluiten.’’ Hierbij komt
‘potentiele terroristen’ niet overeen met ‘mensen die naar Syrië reizen’. Volgens de norm
eerst nagaan wanneer iemand ‘potentieel terrorist’ is.
2. Argumentatie is niet helemaal moreel, maar bijvoorbeeld juridisch of economisch
Het argument staat dan niet in dienst van de vraag of het goed, juist of rechtvaardig is om
jongeren te verhinderen om af te reizen naar Syrië. Een bestuurder kijkt dan bijvoorbeeld
uitsluitend naar wat gezien de wettelijke regels mag om te voorkomen dat jongeren afreizen
naar Syrië.
Onderliggende uitgangspunten bloot leggen, waardenconflicten terugbrengen tot de essentie. Dan
word er duidelijk wat er op het spel staat. De ethiek stelt zich dit spel graag voor als een balans
waarbij aan beide kanten waarden worden ingezet die wat betreft hun kern en gevolgen met elkaar
onverenigbaar zijn. Maar één kant kan het zwaarste wegen. Dit noemen we ook wel een dilemma.
3