Hoofdstuk 16: Diagnostiek van het kind binnen
het gezin
Door: S.J.M. Ceelen en G. Albrecht
1. Inleiding
Omgevingsfactoren en ontwikkeling: De ontwikkeling van kinderen
wordt sterk beïnvloed door interacties met mensen om hen heen (ouders,
familie, leerkrachten, medeleerlingen).
Diagnostiek in context: Het sociaal-emotionele functioneren van een
kind is niet los te zien van de gezinssituatie, school en bredere omgeving.
Doel van diagnostiek: Begrijpen wat er speelt, hoe dit is ontstaan, en
welke interventies nodig zijn. Diagnostiek richt zich op het gezin, school,
buurt en bredere sociale context.
Interactie als kern: Winnicott benadrukt dat een kind zich alleen
ontwikkelt in wisselwerking met anderen. Het gezin speelt hierin een
centrale rol, beïnvloed door factoren zoals migratiegeschiedenis, religie,
financiële situatie, en woonomstandigheden.
Brede benadering: Kennis van bredere context leidt tot betere analyses
en handelingsadviezen. De focus verschuift van "wat is er mis met het
kind" naar "wat is er gebeurd met het kind".
2. Transactioneel ontwikkelingsmodel
Transactioneel ontwikkelingsmodel: Ontwikkeling is een continu
proces van wisselwerking tussen kind en omgeving, waarbij beide elkaar
beïnvloeden (Sameroff & Chandler, 1975).
o Volgens het transactioneel ontwikkelingsmodel is ontwikkeling een
continu proces waarin op ieder moment één factor ervoor kan
zorgen dat er een andere dynamiek in de ouder-kindrelatie ontstaat
Actieve rol van het kind: Het kind beïnvloedt de omgeving en
andersom. Genen (aanleg) worden mede bepaald door
omgevingsinvloeden (fenotype).
Invloed van ervaringen: Positieve en negatieve ervaringen beïnvloeden
de hersenstructuur en -functie. Bijvoorbeeld: langdurige deprivatie kan
leiden tot blijvende achterstanden.
, Interactie tussen aanleg en omgeving: Problemen ontstaan vaak door
een combinatie van aanlegfactoren en een ongunstige opvoed- of sociale
context.
Toepassing op casus uit het
boek:
Transactionele dynamiek:
Gedrag van Luuk beïnvloedt
zijn moeder, en omgekeerd.
Dit versterkt problematische
patronen. Zie afbeelding:
Belang van het model
Begrip en ontschuldiging:
Diagnostiek richt zich op het
doorgronden van interacties en
het begrijpen van patronen
binnen het gezin.
Aanknopingspunten: Het
model biedt handvatten voor
interventies die gericht zijn op
het beïnvloeden van de dynamiek en verbeteren van de ouder-kindrelatie.
Inzicht creëren: Het model helpt ouders te begrijpen hoe actie en reactie
bijdragen aan dynamieken, zonder schuldvraag te leggen bij het kind of de
ouders.
3 Ouder-kindrelatie als basis voor ontwikkeling
Cruciale periode:
De eerste twee levensjaren zijn essentieel voor de lichamelijke en mentale
ontwikkeling. Deze periode vormt de basis voor gehechtheid en
vertrouwen in zichzelf, anderen en de wereld.
Regulatie en co-regulatie:
o In de vroege levensfase reguleren ouders de stress van het kind (co-
regulatie).
o Dit beïnvloedt gehechtheid en leidt tot patronen en verwachtingen
over relaties en veiligheid (=intern werkmodel van gehechtheid).
Gehechtheidssignalen en ouderlijke respons:
o Kinderen tonen gehechtheidssignalen vanaf de geboorte, waarop
ouders sensitief en emotioneel beschikbaar moeten reageren.
o Adequate respons versterkt het gevoel van grip en vertrouwen bij
het kind.
Good enough ouder:
o Zoekt bij onbegrip in interactie naar betekenis bij kind en zet in op
herstellen relatie.
o Perfecte interactie is niet nodig; verstoringen en reparaties zijn
belangrijk voor de ontwikkeling van veerkracht en vertrouwen.
o 30% van de interacties
zonder stress is
voldoende voor een
gezonde
gehechtheidsrelatie.
Veilige basis en
zelfstandigheid:
o Vertrouwen in de ouder
helpt het kind
, zelfstandig de wereld te ontdekken, wetende dat de ouder
beschikbaar blijft.
o Dit proces wordt geïllustreerd door de cirkel van veiligheid:
Onveilige gehechtheidspatronen:
1. Vermijdende gehechtheid:
Het kind toont weinig gehechtheidsgedrag door negatieve ervaringen met
ouderlijke beschikbaarheid.
Ontstaat bijvoorbeeld door overbelasting van de ouder of
ontwikkelingsstoornissen bij het kind.
2. Ambivalente gehechtheid:
Het kind klampt zich vast aan de ouder door inconsistente ouderlijke
reacties.
Kan ontstaan door overbescherming of verwarrend gedrag van de ouder.
3. Gedesorganiseerde gehechtheid:
Ontstaat wanneer de ouder een bron van steun én angst is.
Kind vertoont onvoorspelbaar gedrag door moeilijk te begrijpen ouderlijk
gedrag (bijv. geweld of trauma).
Psychopathologie bij de ouder:
o Psychiatrische problemen kunnen ouderlijke sensitiviteit
verminderen, waardoor kinderen onvoldoende steun ervaren en op
zichzelf aangewezen raken.
o Dit verhoogt het risico op verstoring in de zelfontwikkeling en
gedragsproblemen.
Kwaliteit van de gehechtheidsrelatie:
o De ouder-kindrelatie beïnvloedt emotionele regulatie, relaties en
exploratie.
o Sensitieve ouders helpen kinderen omgaan met stress en vergroten
hun "window of tolerance."
Bijv. door te laten merken dat ouder: - veilig is – emotioneel
beschikbaar -door het kind te helpen met emoties reguleren.
Diagnostiek:
o Bij het onderzoeken van de ouder-kindrelatie wordt gekeken naar de
dynamiek en reacties op stress, niet alleen naar het
gehechtheidspatroon.
4 Ontwikkelingsfasen, behoeften en match
In de ontwikkeling naar de volwassenheid doorloopt het kind een aantal
verschillende ontwikkelingsfasen, waarbinnen het voor een tal van
ontwikkelingstaken komt te staan en gaandeweg vaardigheden opdoet om deze
taken zo goed als mogelijk te kunnen vervullen. Hoe beter het lukt de
ontwikkelingstaken te vervullen, des te makkelijker ontwikkelt het kind zich
richting de volgende fase.
1. Ontwikkelingsfase 0-2 jaar (baby-dreumes)
Hoofdtaken: Veilige gehechtheidsrelatie, basis voor exploratie en
vertrouwen.
Uitdagingen: Sensitief en responsief reageren op behoeften, structuur
bieden terwijl autonomie wordt gestimuleerd (zoals bij kruipen/lopen).
Risicofactoren: Ouderlijke psychopathologie, postnatale depressie, en
stress.
Normale problemen: Basale regulatieproblemen (slapen, huilen,
voeding) en angst voor vreemden.
2. Ontwikkelingsfase 2-4 jaar (peuter)