Samenvatting boek ‘Gezinnen met meervoudige en complexe problemen’ – J.
Knot-Dickscheit & E.J. Knorth
Hoofdstuk 6: Gezinnen met meervoudige en complexe problemen en licht
verstandelijke beperkingen
6.2 LVB niet eenduidig vast te stellen. DSM-5 criteria:
Stoornis moet in de ontwikkelingsperiode ontstaan (<18 jaar)
Beperkingen in intellectueel en adaptief (conceptueel, sociaal en praktisch)
functioneren.
In Nederland wordt een meer praktijkgerichte definitie toegepast, met nadruk op de
mate van ondersteuningsbehoefte van een persoon. Personen met een IQ tussen 70-85
vallen er ook onder, mits er ook sprake is van beperkingen in sociaal
aanpassingsvermogen. Problemen doen zich in sterk wisselende mate/combinaties
voor (geen homogene groep). Kritiek op classificatiecriteria: te weinig aandacht voor
de sterke punten en invloed van de context. Jeugdigen hebben naast beneden gemiddeld
IQ en beperkt sociaal aanpassingsvermogen vaak ook psychosociale problemen, die
zorgen voor beperkingen in de participatie in het onderwijs en beroepskansen na de
schooltijd.
Opvoedingsproblemen van ouders met LVB:
Inconsequent opvoedingsgedrag: kind neemt ouders niet serieus
Kind geen structuur bieden: moeilijk grenzen stellen, organiseren dagelijks leven
Moeite met positieve omgang kind: kind voelt zich niet gehoord/gewaardeerd
Moeite in omgaan agressie/boosheid: inadequate reacties van ouders
Moeite hebben met straffen/belonen: kind leert niet wat hij goed of fout doet
Gebrek aan geduld: kind wordt zelfongeduldig en voelt zich onbegrepen
Onvoldoende verzorging: voedingstekorten, niet goed kleden
Moeite met beslissen: reacties ouders zijn impulsief of paniekerig in nieuwe
situaties
Onvoldoende stimulering: bijv. geen hulp bieden bij huiswerk
Verwaarlozing/over bescherming: risico op kindermishandeling
Moeizame contacten instanties: artsen/school
Laaggeletterdheid.
6.3 maatschappij wordt steeds complexer en zelfredzamer, personen met beperkt sociaal
aanpassingsvermogen krijgen een faalgevoel en gevoel dat ze niet meedoen.
Zelfredzaamheidsmodel: er wordt gekeken naar persoons- en omgevingskenmerken
als bepalende factoren voor de draaglast en draagkracht die iemand ervaart. Het
zelfredzaamheidsniveau van een persoon wordt gezien als uitkomst van de balans
tussen draaglast en draagkracht. Samenredzaamheid: mate van ondersteuning die
iemand krijgt vanuit sociale netwerk. Draaglast: normen, verwachtingen,
belemmerende factoren en stressoren. Draagkracht: bevorderende en beschermende
factoren. Diagnostische analyse die voortvloeit uit model kan leiden tot begeleiding die
gericht is op versterken competenties of taakverlichting.
Krachtenwijzer: screeningsinstrument dat het diagnostisch proces ondersteunt en richt
zich op verkrijgen van inzicht in de mate van zelfredzaamheid. Actuele
ondersteuningsbehoefte wordt zichtbaar, onder/overvraging kan voorkomen worden,
maakt een integrale benadering mogelijk, uitkomst vormt het vertrekpunt voor inzet
interventies.
6.4 uit onderzoek blijkt dat LVB-ouders minder opvoedondersteuning nodig hebben dan
verwacht. Behoefte is groter als ouders stress ervaren/kind bijkomende psychosociale
problemen heeft. Belangrijke werkzame factoren in opvoedondersteuning:
Voorkom overbelasting door het aanleren van vaardigheden of inzetten
professionele hulpverlening
Versterk het sociale netwerk door het aanleren van sociale vaardigheden
, Bied perspectief door een plan om te stellen dat aansluit bij mogelijkheden ouders
Kies voor een multidisciplinaire aanpak, aanstellen casemanager
Methodieken bij opvoedondersteuning in 2 categorieën: gericht op aanleren van
vaardigheden en gericht op complexe problematiek.
6.5 bepalende factor ontstaan meervoudige en complexe problematiek: sprake
van LVB bij meerdere gezinsleden.
Hoofdstuk 8: Systeemgericht werken bij gezinnen met meervoudige en
complexe problemen: Intensief Systeemgericht Casemanagement
8.1 ISC: pakt factoren aan die onveiligheid of crimineel gedrag veroorzaken en in stand
houden, waarbij goede afstemming plaatsvindt tussen alle betrokken professionals en
gezinsleden. Methodiek met geïntegreerde en systeemgerichte werkwijze, ongeacht het
juridisch kader. De gezinsmanager is beschermer, hulpverlener en
reclasseringsambtenaar. Hij werkt niet met individuele kind, maar met gezin. Onderzoek
naar effectiviteit nog schaars, maar theoretisch goed onderbouwd.
Jeugdbeschermingspopulatie: -9 – 18 jaar, sprake van mishandeling, verwaarlozing,
misbruik. Jeugdreclasseringspopulatie: 12 – 23 jaar, vertonen van delinquent gedrag,
schoolverzuiming. Kenmerken gezinnen:
1. Sprake van meervoudigheid en complexiteit van problematiek
2. Gebrek aan overzicht en regie in de hulpverlening
3. Hulpverlening is vaak gericht op symptoombestrijding i.p.v. wegnemen oorzaken
4. Gebrek aan motivatie bij gezinsleden (negatieve ervaringen hulpverlening).
Casemanagement: vaak ingezet bij meervoudige en complexe problematiek, cliënt
staat centraal. Casemanager legt en houd contact met gezin, maakt analyse van
problematiek, motiveert gezinsleden tot gedragsverandering. Omdat positieve resultaten
uitbleven bij Deltamethode en Handboek Jeugdreclassering zijn de methoden
doorontwikkeld, implementatie van bijv. Signs of Safety of Eigen Kracht-conferenties.
Deze methoden geven concrete handvatten over ‘hoe’ te handelen, dit ontbrak in vorige
methoden.
8.2 centrale principes binnen ISC: verbinden en motiveren, relationele focus,
gezinsgericht werken, borgen en generationaliseren, intensief casemanagement. CGTe
technieken en systeemgerichte aanpak worden toegepast om daadwerkelijke
veranderingsbereidheid tot stand te brengen. Algemeen werkzame factor: heldere
structurering. Centraal element ISC: focus op veilige ontwikkeling kind, voortdurende
aandacht voor ontwikkelingsbedreigende situaties. 3 fases casemanagementtraject:
1. Verbinden en motiveren: doel is wegnemen acute onveiligheid, vinden van
aansluiting bij gezin, motiveren tot verandering, gezamenlijk doel formuleren
2. Ondersteunen en regie voeren: doel is gezin volgen, helpen om deel te blijven
nemen aan ingezette interventies en gedragsveranderingen vol te houden
3. Borgen en generaliseren: doel is bespreken hoe ze het geleerde in fase 2 vol
kunnen houden en toe kunnen passen in nieuwe situaties, borgingsplan maken,
gezin wordt zelfstandig en is in staat toekomstige problemen zelf op te lossen.
8.3 doel met alle gezinsleden tegelijk afspreken: evenwichtige alliantie, iedereen
betrekken, functioneren gezin analyseren, family focus creëren op aanwezige
onveiligheid. Dimensies relationele functie: relationele verbondenheid (mate van
verbondenheid, afstand/nabijheid) & hiërarchische relatie (mate en richting van controle
en invloed). Inzicht hierin helpt om complexiteit problematiek te begrijpen. Creëren
meervoudige partijdigheid: belangrijke taak gezinsmanager, iedereen moet zich
gehoord voelen.
8.4 onderzoek laat zien dat het niet eenvoudig is om systeemgerichte aanpak in de
praktijk te brengen. In de helft van de gevallen lukte het om het hele gezin bij elkaar te