Medische Kennis 4, Psychiatrie
Algemeen
Extramuraal (ambulant)= huisartspraktijken, polikliniek, thuiszorg
Intramuraal = verpleeghuizen, verzorgingshuizen, psychiatrische instellingen en ziekenhuizen voor
mensen met een verstandelijke handicap
Semimuraal = deeltijdbehandeling in ziekenhuis of instelling voor geestelijke gezondheidszorg en
dagverpleging in een verpleeghuis
Psychiatrische abnormaliteit
Statische abnormaliteit= zeer hoge of lage intelligentie
Psychosociale abnormaliteit= afwijken van de norm van de maatschappij
Persoonlijke abnormaliteit= observer discomfort, persoonlijk lijden, irrationeel onbegrijpelijk gedrag,
onvermogen, significant toegenomen kans op (maatschappelijke) problemen
Geschiedenis van de psychiatrie
Hippocrates – 19e eeuw: humoraalleer= (psychische) ziektes zijn een disbalans van de vier
lichaamssappen: bloed, gele gal, zwarte gal en slijm
Middeleeuwen: straf van god, bezetenheid door de duivel, heksenverbrandingen, dolhysen
Vanaf 19e eeuw: psychiatrische ziekten als hersenziekten
Begin 20e eeuw: Freud: psychoanalyse (droomduiding, neurotische afweer)
Jaren ’50: ontwikkeling psychofarmaca
Jaren ’70: antipsychiatrie tegen instellingspyschiatrie
Jaren ’90: deels terug tussen het groen
Heden: te veel opgenomen mensen, zelfstandig thuis, overlast en ongevallen
Moderne verklaringsmodellen
Het biopsychosociaal model heeft drie invalshoeken:
- Biologische invalshoek (erfelijkheid, neurotransmitters, hersenstructuren, somatiekm
leefstijl)
- Psychologische invalshoek (psychodynamisch, leertheoretisch, cognitieve theorie,
persoonlijkheid, gedachten)
- Sociologische invalshoek (gezinstheorie, sociaal milieu, peergroup, cultuur)
Stress-kwetsbaarheidsmodel
Stressor= situatie die veel stress oplevert
Copingstrategie= wel of niet goed met stress omgaan
Draaglast= alle stressoren bij elkaar
Draagkracht= positieve en negatieve eigenschappen die je beschermen tegen draaglast (sterke
tegenover zwakke punten)
Factoren: kwetsbare factoren, uitlokkende factoren en onderhoudende factoren
Decompensatie= chronische problemen
,DSM Model
DSM= Diagnostic and Statistical Manual of Menatl Disorders (Tegenwoordig DSM V)
DSM IV-TR (praktijk) kent vijf assen (vanaf DSM III)
AS I: Psychiatrische, klinische stoornissen
AS II: Persoonlijkheidsstoornissen en mate van intelligentie
AS III: Somatische aandoeningen, lichamelijke toestand
AS IV: Sociale stoornissen, psychosociale problematiek (levensgebieden)
AS V: Globale beoordeling van het functioneren (GAF)
(DSM V: AS I II en III geïntegreerd, vermelding relevante somatische aandoeningen, V-codes (andere
problemen) en WHODAS 2.0)
Diagnostiek via psychiatrisch onderzoek classificatie diagnose structuurdiagnose
Diagnostiek via psychiatrisch onderzoek (uitvragen en rapporteren van):
Algemene indruk= uiterlijke kenmerken, contact, spraak, klachtenpresentatie, ziektebesef, ziekte-
inzicht, lijdensdruk, intoxicatie
Cognitieve functies= bewustzijn, aandacht, oriëntatie, intellectuele functies, geheugen, waarneming,
denken (vorm en inhoud)
Affectieve functies= stemming (langdurige gemoedstoestand) affect (reactie op bepaalde situatie),
affectmodulatie
Conatieve functies= psychomotoriek (miniek, gestiek, spraak), kenmerken persoonlijkheid,
wilsbekwaamheid, niveau van psychosociaal functioneren
Na psychiatrisch onderzoek: classificatie
Voordelen: noodzaak, overzicht, richtlijnen, communicatie
Nadelen: classificatie wordt ten onrechte als diagnose beschouwd
Na classificatie: diagnose:
Anamnese, heteroanamnese, ontwikkelingsanamnese, informatie uit milieus: wonen werk & sociaal
en andere informatie
Na diagnose: structuurdiagnose (achteraf achterliggend verhaal), kwetsbaarheidsmodel
Psycholoog= psychotherapie
Psychiater= psychotherapie + medicijnen voorschrijven
, Depressies en stemmingsstoornissen
Depressie
De negen symptomen van depressie volgens DSM (1/2 schuingedrukt moet aanwezig zijn):
1. Sombere stemming
2. Anhedonie (niet kunnen genieten)
3. Gewichtsverandering
4. Slaapproblemen/ overmatig slapen
5. Verhoogde prikkelbaarheid/agitatie
6. Vermoeidheid
7. Verminderd vermogen tot nadenken/concentratieproblemen/besluiteloosheid
8. Gevoelens van waardeloosheid en schuld
9. Terugkerende gedachten tot de dood
Lichte depressie= niet meer symptomen dan nodig om de diagnose te stellen (5 van de 9, gedurende
minimaal 2 weken)
Matige depressie= symptomen of beperkingen tussen licht en ernstig
Ernstige depressie= meer symptomen dan nodig om diagnoses te stellen en duidelijke beperkingen
wat betreft functioneren
Depressie met begin peri-partum= depressie tijdens zwangerschap en na bevalling, niet genieten en
houden van de baby, schuldgevoelens, eventuele wanen (peri-partum psychose)
Depressie bij kinderen en jongeren= gedragsveranderingen: terugtrekken of acting out
2% basisschool kinderen, 5% middelbare school jongeren (suïcide op één na meest voorkomende
doodsoorzaak)
Depressie bij ouderen= gemaskeerde depressie (lichamelijke klachten), afgevlakt, vergeetachtig,
concentratieproblemen, verwardheid (dementie)
Vóórkomen depressie: 1/5 vrouwen, 1/10 mannen, lagere sociaaleconomische klasse, alleenstaanden
Vitale kenmerken: gebrek eetlust, slaapstoornissen, desinteresse in seks, dagschommeling stemming
Etiologie (biopsychosociaal model)
Biologische factoren= genetische factoren, hormonale veranderingen, lichamelijke ziekten,
bijwerkingen medicatie, middelenmisbruik
Maatschappelijke factoren= zwak sociaal/emotioneel netwerk, alleenstaanden, gescheiden, lagere
schoolingsgraad, laag inkomen, wonen in stad
Psychologische factoren= vroege psychotrauma (incest, mishandeling, verwaarlozing verhoogd
kwetsbare persoonlijkheid), life events (ingrijpende gebeurtenissen), karakter en levenshouding
(pessimistisch), coping mechanismen (problemen oplossen, verdriet verwerken)
Fasen van depressie
Repons= effect van depressie zichtbaar (acute behandeling 6-12 weken)
Remissie= effect (normaal)
Relapse= terugval (consolidatiebehandeling 4-9 maanden)
Recovery= herstel (onderhoudsbehandeling, > 1 jaar)
Recidief= nieuwe episode