Literatuur Handelsrecht 2019/2020
Rijksuniversiteit Groningen
- De kern van het ondernemingsrecht
(Kroeze/Timmerman/Wezeman) Druk 5
- Faillissement, surseance van betaling en schuldsanering
(van Buchem-Spapens) Druk 10
- Bescherming van de intellectuele eigendom
(Geerts) Druk 12
N.B Voor studenten Handelsrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen behoren de volgende
hoofdstukken/paragrafen niet tot de verplichte stof:
De kern van het ondernemingsrecht: Hoofdstuk 10 en 12
Faillissement, surseance van betaling en schuldsanering: hoofdstuk 8.5 t/m 8.11 en 9
Bescherming van de intellectuele eigendom: Hoofdstuk 3 en 7 t/m 11
Voor de volledigheid en eventueel naslagwerk zijn alle hoofdstukken van alle boeken samengevat
,Inhoud
De kern van het ondernemingsrecht......................................................................................................3
Hoofdstuk 1: Ondernemingsvormen..................................................................................................3
Hoofdstuk 2: Oprichting...................................................................................................................10
Hoofdstuk 3: Vermogensstructuur...................................................................................................14
Hoofdstuk 4: Aandeelhouderschap en lidmaatschap.......................................................................18
Hoofdstuk 5: De organisatie.............................................................................................................23
Hoofdstuk 6: Vertegenwoordiging....................................................................................................28
Hoofdstuk 7: Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid................................................................31
Hoofdstuk 8: Herstructurering (let op: Handelsrecht studenten RUG; verplichte stof t/m ‘Hoe
wordt de structuur veranderd door een wijziging van de statuten’)................................................35
Hoofdstuk 9: Concernrecht (let op: Handelsrecht studenten RUG; geen verplichte stof!)...............40
Hoofdstuk 10: Waarheen met het ondernemingsrecht?..................................................................43
Faillissement, surseance van betaling en schuldsanering.....................................................................45
Hoofdstuk 1: Faillissement...............................................................................................................45
Hoofdstuk 2: De faillietverklaring.....................................................................................................47
Hoofdstuk 3: De omvang van de failliete boedel..............................................................................50
Hoofdstuk 4: Invloed van het faillissement op de rechtspositie van de schuldenaar.......................52
Hoofdstuk 5: De actio Pauliana.........................................................................................................55
Hoofdstuk 6: Positie van de schuldeisers..........................................................................................57
Hoofdstuk 7: De organen die een rol kunnen spelen bij de verdeling van de boedel.......................61
Hoofdstuk 8: De verificatie van de vorderingsrechten.....................................................................63
Hoofdstuk 9: Einde van het faillissement na een akkoord of na vereffening....................................65
Hoofdstuk 10: Internationale aspecten (let op: Handelsrecht studenten RUG; geen verplichte stof!)
..........................................................................................................................................................68
Hoofdstuk 11: Surseance van betaling..............................................................................................71
Hoofdstuk 12: De Wet schuldsanering natuurlijke personen (let op: Handelsrecht studenten RUG;
geen verplichte stof!).......................................................................................................................73
Hoofdstuk 13: Komend faillissementsrecht......................................................................................80
Bescherming van de intellectuele eigendom........................................................................................81
Hoofdstuk 1: Intellectuele eigendom in het algemeen.....................................................................81
Hoofdstuk 2: Internationale aspecten..............................................................................................86
Hoofdstuk 3: Het octrooirecht personen (let op: Handelsrecht studenten RUG; geen verplichte
stof!).................................................................................................................................................88
Hoofdstuk 4: Het auteursrecht.........................................................................................................93
Hoofdstuk 5: Het merkenrecht.........................................................................................................99
2
, Hoofdstuk 6: De handelsnaam........................................................................................................105
Hoofdstuk 7: Het kwekersrecht personen (let op: Handelsrecht studenten RUG; geen verplichte
stof!)...............................................................................................................................................108
Hoofdstuk 8: Het tekeningen- en modellenrecht personen (let op: Handelsrecht studenten RUG;
geen verplichte stof!).....................................................................................................................110
Hoofdstuk 9: Het Chipsrecht personen (let op: Handelsrecht studenten RUG; geen verplichte stof!)
........................................................................................................................................................113
Hoofdrecht 10: De naburige rechten personen (let op: Handelsrecht studenten RUG; geen
verplichte stof!)..............................................................................................................................113
Hoofdstuk 11: Het databankrecht personen (let op: Handelsrecht studenten RUG; geen verplichte
stof!)...............................................................................................................................................116
De kern van het ondernemingsrecht
Hoofdstuk 1: Ondernemingsvormen
Het ondernemingsrecht is een onderdeel van het privaatrecht. In het ondernemingsrecht bevinden zich
de rechtsvormen waarmee ondernemingen gedreven kunnen worden. De rechtsvorm is in feite een
gereedschap om de onderneming goed te kunnen laten functioneren. Het eerste doel van het
ondernemingsrecht is dan ook facilitair. Dit betekent dat de juridische ondernemingsvormen sterk
beïnvloed worden door het functioneren van een onderneming. Een voorbeeld hiervan is de efficiency
van een onderneming.
Het ondernemingsrecht regelt drie onderwerpen:
- Hoe wordt de interne structuur van een onderneming geregeld?
- Wie zijn bevoegd om als vertegenwoordigers van de onderneming rechtshandelingen te
verrichten?
- Hoe is de aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid van bijvoorbeeld bestuurders geregeld?
Wat is een besloten vennootschap?
In Nederland wordt veel gebruik gemaakt van de besloten vennootschap (BV). Op dit moment zijn er
ongeveer 900.000 BV’s. BV’s worden onder meer gebruikt voor het runnen van een onderneming,
zoals het drijven van een snackbar met vijf personeelsleden of zeer grote ondernemingen met
duizenden medewerkers. Er worden echter ruim 200.000 BV’s niet gebruikt voor het runnen van een
onderneming, maar wel voor bijvoorbeeld het fiscaal voordelig opbouwen van een pensioen.
In art. 2:175 BW staat de definitie van de BV. Een kenmerk van een BV is, dat de BV een
rechtspersoon is die een in één of meerdere overdraagbare aandelen verdeeld kapitaal heeft (art 2:175
lid 1 BW). Het is alleen mogelijk om deel te nemen in de BV wanneer men een of meerdere aandelen
bezit, daarom wordt de BV ook geschaard onder de kapitaalvennootschappen (ook wel
kapitaalassociaties genoemd).
Een vereiste dat in acht genomen moet worden is dat er minimaal één aandeel dient te worden
uitgegeven. Het nominale bedrag van de aandelen en het te storten bedrag hoeft niet hoog te liggen,
omdat er bij de BV geen vereist minimumkapitaal (meer) geldt. Bij een BV mogen de aandelen in
handen zijn van een enkele aandeelhouder in het Nederlandse recht.
Het aandeel vervult verschillende functies:
- Het is een middel om vermogen aan te trekken
- Winstverdeling (art. 2:216 BW). De winstuitkering op een aandeel wordt ook wel dividend
genoemd.
- Stemrecht (art. 2:228 BW)
3
, - Voor de aandeelhouder is het aandeel een vermogensobject, omdat het vatbaar is voor
overdracht
Een BV is in beginsel besloten. Dit betekent dat de uitgegeven aandelen niet zomaar kunnen worden
overgedragen. Op grond van art. 2:195 lid 1 BW dient een aandeelhouder die zijn aandelen wil
overdragen deze eerst aan te bieden aan de overige aandeelhouders. De statuten kunnen echter bepalen
dat de overdracht van aandelen kan plaatsvinden zonder aanbieding van de aandelen aan de overige
aandeelhouders. De in art. 2:195 lid 1 BW neergelegde regeling wordt ook wel een
blokkeringsregeling genoemd. Er moet nog bij worden vermeld dat de overdracht van aandelen alleen
bij notariële akte kan plaatsvinden. Volgens art. 2:194 BW moeten alle houders van aandelen in de BV
worden opgenomen in een door het bestuur bijgehouden register, zodat de BV weet wie haar
aandeelhouders zijn. De BV is in Nederland populair, omdat de aandeelhouders en bestuurders in
beginsel niet aansprakelijk zijn voor handelingen die zijn verricht door de BV. Voor de aandeelhouder
is dit uitgedrukt in art. 2:175 BW.
Per 1 oktober 2012 is het BV-recht flink herzien. De gedachte achter deze flinke herziening, is het
bevorderen van het ondernemerschap. De wetgever wilde door deze herziening de BV aantrekkelijker
maken voor startende ondernemers. Hiervoor zochten diverse Nederlandse ondernemers hun toevlucht
in buitenlandse rechtsvormen, zoals de Engelse limited company. Een van de opvallendste
veranderingen is de schrapping van het verplichte minimumkapitaal van €18.000. Verder zijn alle
blokkeringsregelingen niet langer meer verplicht.
Wat is een naamloze vennootschap?
In Nederland bestaan naar verluidt ongeveer 4000 naamloze vennootschappen (NV). Dit komt
voornamelijk omdat de NV vooral wordt gebruikt door grote ondernemingen. Een aantal NV’s is
genoteerd op een effectenbeurs, zoals Euronext Amsterdam. Volgens art. 2:67 lid 2 BW bedraagt het
minimumkapitaal van de NV € 45.000. De NV is daardoor minder aantrekkelijk dan de BV. Net als de
BV kent de NV volgens art. 2:64 BW een in aandelen verdeeld maatschappelijk kapitaal. De NV is
evenals de BV een kapitaalassociatie en het aandeel vervult dezelfde functies. Bij een NV hoeven de
aandelen niet op naam te luiden. Dit betekent dat een NV aandelen aan toonder kan uitgeven die
tevens vrij overdraagbaar zijn.
Wat is de vennootschap onder firma en de maatschap?
Een maatschap is een samenwerkingsovereenkomst tussen twee of meerdere personen van obligatoire
aard. In beginsel is het sluiten van een maatschapsovereenkomst vormvrij. Het doel van de maatschap
is door middel van samenwerking het behalen van vermogensrechtelijk voordeel dat ten goede komt
aan de vennoten. Er kan dus geconcludeerd worden dat de maatschap, net als de NV en BV, streeft
naar winst. Bij de maatschap is er sprake van samenwerking voor gemeenschappelijke rekening ten
behoeve van een gemeenschappelijk doel. De winst die de maatschap behaalt, worden volgens een
afgesproken verdeelsleutel verdeeld over de vennoten in de maatschap. Voordat er überhaupt een
maatschap kan worden gestart, moeten de vennoten iets inbrengen in de maatschap. Deze inbreng kan
bijvoorbeeld bestaan uit kapitaalgoederen of arbeid. De maatschap is geregeld in Titel 9 van Boek 7A
BW, artikelen 1655-1688.
Wanneer een maatschap onder gemeenschappelijke naam (firmanaam) een onderneming drijft of
voert, dan gelden naast de bepalingen van Boek 7A: 1655-1688 BW, ook art. 16-34 K. Deze
maatschap wordt dan de vennootschap onder firma (vof) genoemd. Het verschil tussen de vof en de
gewone maatschap is onder meer dat bij een vof de vennoten hoofdelijk aansprakelijk zijn op basis
van art. 18 K, terwijl bij de maatschap de vennoten voor gelijke delen aansprakelijk zijn op grond van
art. 7A:1680 BW.
Wat betreft de samenwerking bij een maatschap en de vof valt het volgende te zeggen: de vennoten
dienen op basis van gelijkheid samen te werken. Dit houdt in dat er geen sprake mag zijn van een
positie van ondergeschiktheid, want dit zou kunnen wijzen op een arbeidsovereenkomst. De vennoten
dienen gezamenlijk het beleid te bepalen van de maatschap of vof. Er wordt ook gezegd dat een
4
,maatschap of vof intuitu personae wordt genoemd. Dit betekent dat de samenwerking
hoogstpersoonlijk wordt aangegaan. De maatschap en de vof worden ook wel personenassociaties of
personenvennootschappen genoemd.
Een maatschap kan onder meer worden gebruikt voor het gezamenlijk uitoefenen van het beroep van
advocaat of plastisch chirurg. Diverse advocaten en chirurgen oefenen hun professie uit voor
gemeenschappelijke rekening. Dit houdt in, dat zij onderling hun winsten en verliezen verrekenen. De
inbreng bestaat meestal uit arbeid. De beroeps- of bedrijfsuitoefening kan bij een maatschap stil
plaatsvinden. Dit houdt in dat er naar buiten niets blijkt van een gezamenlijk beroeps- of
bedrijfsuitoefening. Stille maatschappen komen onder meer voor in de agrarische sector. De zoon van
de boerenfamilie oefent voor de buitenwereld het boerenbedrijf uit, maar intern heeft de zoon overleg
met zijn vader over de stukken land. Een openbare maatschap is het type maatschap dat op duidelijke
wijze naar buiten toe onder een gemeenschappelijke naam optreedt, dit gebeurt veelal in de
advocatuur.
Het onderscheid tussen beroeps- en bedrijfsuitvoering kan zeer gemakkelijk worden gemaakt. Bij
beroepsuitoefening is er sprake van persoonlijke dienstverlening. Dit houdt in, dat de persoonlijke
kwaliteiten van de dienstverlener voorop staan. Een beroepsuitoefenaar dient de belangen van zijn
cliënt te behartigen. Voorbeelden van beroepsuitoefenaars zijn advocaten, artsen en notarissen. Het
beroepsgeheim geldt voor beroepsuitoefenaars en is neergelegd in de beroepsregels. Bij
bedrijfsuitoefening staat het uitoefenen van het bedrijf centraal. Dit houdt in, dat persoonlijke
dienstverlening en vertrouwelijkheid minder prioriteit hebben. De bakker, slager en de snackbarhouder
zijn voorbeelden van beroepen die een bedrijf uitoefenen. Het verschil tussen bedrijf en beroep is
echter in rap tempo aan het vervagen. Dit komt onder meer doordat beroepsuitoefenaars in
toenemende mate gebruik maken van een BV-vorm. Vele grote Nederlandse advocatenkantoren
maken zelfs gebruik een NV-vorm. De NV was oorspronkelijk opgezet voor bedrijfsuitoefening. Het
verschil tussen beroep en bedrijf vervaagt steeds meer, omdat beroepsbeoefenaren steeds meer gebruik
maken van rechtsvormen die bestemd zijn voor bedrijfsuitoefening,
Er zijn twee verschillen te noemen tussen de vof en de maatschap.
- Het eerste verschil is te vinden in de vertegenwoordigingsbevoegdheid. Bij een vof heeft op
grond van art. 17 lid 1 K elke vennoot vertegenwoordigingsbevoegdheid. Dit houdt in dat elke
vennoot namens de vof mag handelen. Er is wel een optie mogelijk dat de
vertegenwoordigingsbevoegdheid wordt beperkt door middel van een
vennootschapsovereenkomst. Bij een maatschap mag op basis van art. 7A:1679 BW een
vennoot alleen vertegenwoordigen als de overige vennoten hem daarvoor een volmacht
hebben verleend. De maatschap is meer intern gericht dan de vof; dit verklaart waarom de
overige vennoten bij een maatschap een volmacht moeten verlenen voordat een vennoot mag
vertegenwoordigen. Er worden ook bij een maatschap minder profijtelijke transacties
afgesloten.
- Het tweede verschil heeft te maken met de aansprakelijkheid. Bij een vof zijn alle vennoten
volgens art. 18 K hoofdelijk aansprakelijk. Voor de maatschap is de
aansprakelijkheidsregeling wat soepeler, omdat art. 7A:1679 en 1680 BW aangeven dat de
vennoten bij een maatschap slechts voor gelijke delen aan te spreken zijn voor
vennootschapsschulden.
Ook op de maatschap en de vof is de Wet op de ondernemingsraden van toepassing (als er een
ondernemingsraad moet worden ingesteld). Verder is de Handelsregisterwet 2007 van toepassing op
de maatschap en de vof. In het bijzonder wijzen wij op art. 29 K. Dit strenge artikel is van toepassing
wanneer de inschrijving van de vof in het handelsregister niet heeft plaatsgevonden. Het gevolg
hiervan is dat de vof bij het achterwege laten van inschrijving in het handelsregister geacht wordt alle
handelingen te zijn aangegaan voor onbepaalde tijd. Een ander gevolg is dat dan de
vertegenwoordigingsbevoegdheid onbeperkt is. Dit betekent dat diegene die handelt namens de vof
zijn medevennoten ook kan binden aan de transacties. Dit is zeer risicovol. Er kan een nuancering
5
,worden aangebracht, want de vof en haar vennoten zijn niet gebonden wanneer de wederpartij van de
vof op de hoogte was van een beperking of uitsluiting van de vertegenwoordigingsbevoegdheid.
Wat zijn de verschillen tussen de maatschap en vof en de BV en NV?
Verschillen BV/NV Maatschap/vof
Aansprakelijkheid Bij de NV en BV zijn de Voor de maatschap (art.
aandeelhouders in beginsel niet 7A:1679 en 1680 BW) geldt
aansprakelijk voor de dingen aansprakelijkheid over gelijke
die namens de BV en NV zijn delen en bij de vof (art. 18 K)
verricht (art. 2:64 en art. 2:175 is er zelfs sprake van
BW). hoofdelijke aansprakelijkheid.
Jaarrekening De NV en de BV moeten een Voor de maatschap en de vof is
jaarrekening opmaken, het geen verplichting om een
vaststellen en openbaar maken jaarrekening op te maken, vast
(titel 9 Boek 2 BW) De te stellen en openbaar te
jaarrekening is een weergave maken.
van het vermogen en het
resultaat van de NV of de BV.
Opzegging Een aandeelhouder kan de Een vennoot van een
kapitaalvennootschap niet personenvennootschap kan wel
opzeggen. Een aandeelhouder de personenvennootschap
kan alleen afkomen van zijn opzeggen.
aandelen door deze over te
dragen aan anderen die daar
geïnteresseerd in zijn. Er zijn
echter niet altijd anderen die
geïnteresseerd in de aandelen.
Organisatiestructuur De wetgever heeft Bij de maatschap en de vof is
voorgeschreven dat een NV en het uitgangspunt wat anders,
een BV twee organen moeten aangezien de wetgever ervan
hebben (duale uit gaat dat de vennoten ook
organisatiestructuur): de zelf besturen.
aandeelhoudersvergadering en
het bestuur. Op basis van de
statuten kunnen ook een raad
van commissarissen (art.
2:140/250 BW) of een
vergadering van een bijzondere
groep aandeelhouders (art.
2:78a/189a BW) worden
ingesteld.
6
,Wat zijn de tussenvormen 'commanditaire vennootschap' en 'coöperatie'?
De commanditaire vennootschap (CV) en de coöperatie zijn rechtsvormen die tussen de BV/NV en de
stille en openbare vennootschap instaan. De commanditaire vennootschap is net als de stille en
openbare vennootschap een samenwerkingsovereenkomst. Eén of meer hoofdelijk verbonden
vennoten (de besturende vennoten) sluiten een overeenkomst met één of meer geldschieters die
beperkt aansprakelijk zijn (commanditaire vennoten). Er zijn slechts drie bepalingen die specifiek
gericht zijn op de commanditaire vennootschap: art. 19, 20 en 21 K. Deze artikelen gaan met name
over handelingen die een commanditaire vennoot naar buiten toe verricht. Alleen de besturende
vennoten mogen externe handelingen verrichten. Wanneer een commanditaire vennoot zich hier niet
aan houdt en wel externe handelingen verricht is, wordt hij jegens derden als besturende vennoot
beschouwd en is hij daardoor, net zoals een besturende vennoot, hoofdelijk aansprakelijk voor de
verbintenissen die tijdens of na zijn verboden handeling zijn ontstaan. De Hoge Raad heeft dit
verzwakt in een arrest van 29 mei 2015 (NJ 2015/380), door te beslissen dat de aansprakelijkheid moet
worden verlicht, als deze in een onevenredige verhouding staat tot de aard en de ernst van de
overtreding van het beheersverbod.
De commanditaire vennoot mag wel naar binnen toe bepaalde gedragingen verrichten, zoals samen
met de besturende vennoten het interne beleid bepalen. Verder is een commanditaire vennoot niet tot
meer gehouden dan het bedrag van zijn inbreng. In het handelsregister wordt het bedrag opgenomen
van de commanditaire inbreng, maar daarbij wordt niet vermeld van wie deze inbreng afkomstig is,
omdat zij in beginsel niet door de schuldeisers van de CV aangesproken kunnen worden.
Op de coöperatie zijn de bepalingen art. 2:53 – 63j BW van toepassing.
De coöperatie moet bepaalde overeenkomsten sluiten met haar leden (art. 2:53 lid 1 BW), omdat zij
haar werkzaamheden ten dienste van haar leden moet verrichten (Boek 2 BW). Een coöperatie mag
winst uitkeren aan haar leden (art. 2:53a BW) en mag onder bepaalde omstandigheden ook
overeenkomsten sluiten met derden (art. 2:53 lid 3 BW). Met derden mogen alleen overeenkomsten
worden gesloten, als de overeenkomsten met de leden hierdoor niet van ondergeschikte betekenis
geraken (bijvoorbeeld meer derden dan leden).
De coöperatie moet als het ware de economische belangen van haar leden behartigen. De coöperatie
heeft als doel te voorzien in stoffelijke behoeften van haar leden. Het regime van de aansprakelijkheid
van de coöperatie is niet zo streng, aangezien de aansprakelijkheid lijkt op die van de NV en BV. De
uitsluiting van de aansprakelijkheid moet de coöperatie echter wel in de naam duidelijk maken (U.A.
of B.A). Veel bepalingen die van toepassing zijn op een vereniging zijn ook van toepassing op een
coöperatie, omdat de coöperatie door is opgezet als vereniging. Het is echter geen bijzondere soort van
vereniging, maar een aparte rechtsvorm. Een belangrijke uitzondering vormt het artikel over het
uitkeren van winst. Dit mag een vereniging niet, in tegenstelling tot een coöperatie (art. 2:26 lid 3
BW).
Wat is een concern?
Het is mogelijk om combinaties te maken tussen verschillende ondernemingsvormen. Met deze
combinaties wordt dan één onderneming gedreven. Deze combinatie kan bestaan uit NV’s, BV’s,
openbare vennootschappen en commanditaire vennootschappen. Boek 2 houdt op verschillende
plaatsen rekening met deze combinatievormen. De aandeelhoudende organisatie heet
moedermaatschappij, of –vennootschap, en de ondernemingen waarvan de aandelen door de
moedervennootschap gehouden worden heten dochtermaatschappijen, of – vennootschappen. Het
geheel van deze rechtsvormen heet concern of groep (art. 2:24b BW) en vormt één onderneming.
Wat is de rechtspersoonlijkheid?
Artikel 2:3 BW bepaalt dat de NV, BV en coöperatie rechtspersonen zijn. De overige rechtsvormen
zijn bijzondere types van overeenkomsten. Rechtspersoonlijkheid houdt in, dat de rechtspersoon zelf
drager van rechten en plichten kan zijn. Hierdoor kan een rechtspersoon vermogensrechtelijke
handelingen verrichten. In artikel 2:1-3 BW wordt bepaald welke lichamen rechtspersoonlijkheid
7
,kunnen hebben. Nederland kent hierin een gesloten systeem. Dit systeem lijkt veel op het systeem dat
wordt gehanteerd in het goederenrecht. Het is niet mogelijk om rechten te creëren buiten de door de
wetgever toegelaten gevallen.
Wat is de eenmanszaak?
Een ondernemer hoeft niet per se gebruik te maken van één van bovengenoemde
ondernemingsvormen. Hij kan bijvoorbeeld ook een eenmanszaak oprichten. Dit houdt in dat een
natuurlijk persoon een onderneming drijft die niet onder een van de hiervoor besproken
ondernemingsvormen valt. Hij is zelf hoofdelijk aansprakelijk voor schulden die namens of door hem
zijn aangegaan met zijn privé vermogen. Er kunnen wel werknemers in dienst zijn bij de
eenmanszaak. Een eenmanszaak moet in het handelsregister worden ingeschreven (art. 5, onder b
Handelsregisterwet 2007). Een eenmanszaak kan in zijn geheel verkocht worden, maar niet als een
geheel geleverd worden, omdat een eenmanszaak geen goed is in de zin van art. 3:1 BW. Dit houdt
concreet in dat elk deel van de zaak op zijn eigen wijze geleverd zal moeten worden.
Wat zijn de vereniging en de stichting?
De vereniging en stichting zijn niet gerechtigd om winstuitkeringen te doen (art. 2:26 lid 3 en 2:285 lid
3 BW). De stichting mag daarnaast alleen uitkeringen doen aan anderen dan haar oprichters en
degenen die deel uitmaken van haar organen en slechts voor zoverre deze uitkeringen een ideële
strekking hebben. Een stichting mag geen leden hebben (art. 2:285 lid 1 BW). De vereniging mag dit
wel en heeft ook een ledenvergadering. Wanneer een vereniging of stichting een uitkering doet in
strijd met art. 2:26 lid 3 BW en art. 2:285 lid 3 BW, dan kan op verzoek van het openbaar ministerie of
een belanghebbende de betreffende stichting of vereniging door de rechtbank worden ontbonden op
grond van art. 2:21 lid 3 BW.
Wat is het handelsregister?
Het handelsregister is een volledig geautomatiseerde databank voor ondernemingen.
Art. 2 Hrgb 2008 geeft een definitie van onderneming: 'Van een onderneming is sprake indien een
voldoende zelfstandig optredende organisatorisch eenheid van één of meer personen bestaat waarin
door voldoende inbreng van arbeid of middelen, ten behoeve van derden diensten of goederen worden
geleverd of werken tot stand worden gebracht met het oogmerk daarmee materieel voordeel te
behalen.' In essentie: het moet gaan om een bedrijf waarmee winst wordt beoogd. Deze definitie is
gebaseerd op rechtspraak van de Hoge Raad (o.a. Coöperatieve Flatexploitatievereniging 'Mariahoeve,
HR 13-01-1996 en Hirschmann, HR 12-12-1989). In twee beleidsregels is uitgewerkt hoe de Kamer
van Koophandel (KvK) deze definitie moet toepassen, waarbij het uitgangspunt is dat er vrij snel
sprake is van een onderneming.
Art. 25 Hrgw 2007 bevat twee belangrijke regels:
- Een derde mag afgaan op hetgeen in het handelsregister is opgenomen.
- Als een feit er niet in het handelsregister staat, maar er wel in had moeten staan, mag degene
aan wie de onderneming toebehoort zich niet op dat feit beroepen jegens iemand die dat feit
dan ook niet kende (Damen/Geho, HR 09-02-1984).
Op het arrest Damen/Geho is wel een uitzondering mogelijk. In HR 18 juni 1952, NJ 1953/530 heeft
de Hoge Raad overwogen dat iemand geen beroep kan op art. 25 Hrgw 2007 wanneer diegene een
vordering heeft op iemand uit hoofde van bijvoorbeeld onrechtmatige daad. De reden hiervan is dat
art. 25 Hrgw 2007 alleen dient om derden te beschermen die transacties afsluiten. Het slachtoffer van
de onrechtmatige daad kan de oud-ondernemer simpelweg niet aanspreken omdat de oud-ondernemer
niet diegene kan zijn die de onrechtmatige daad heeft gepleegd. Het is immers niet mogelijk om het
handelsregister te raadplegen voordat de onrechtmatige daad wordt begaan.
Om als onderneming ingeschreven te staan in het handelsregister dient de ingeschrevene jaarlijks een
bedrag te betalen aan de Kamer van Koophandel.
8
,Wat is de Wet op de ondernemingsraden (WOR)?
Iedere onderneming die 50 of meer werknemers in dienst heeft, moet een ondernemingsraad instellen
(art. 2 lid 1 WOR). Het begrip onderneming in deze wet is zeer ruim (art. 1 lid 1 onder c); namelijk
alle mogelijke organisaties waar arbeid verricht wordt. Het is veel ruimer dan het begrip onderneming
dat gehanteerd wordt in de handelsregisterwet. Aan ondernemingsraden komen belangrijke
inspraakrechten toe, die geregeld zijn in met name art. 25, 26 en 27 WOR.
Wat zijn de verschillende types NV’s en BV’s?
Wanneer een NV of BV aan bepaalde criteria voor de omvang voldoet (art. 2:153/263 BW), worden
zij een structuur-nv/bv genoemd en geldt een structuurregime. Zij zijn verplicht om een raad van
commissarissen in te stellen. Sommige NV’s en BV’s worden vrijgesteld van het structuurregime,
hiervan is sprake wanneer zij een afhankelijke maatschappij zijn van een structuurvennootschap (art.
152/262 jo 2:153/263 lid 3 onder a BW). Ook zijn er vennootschappen die slechts gedeeltelijk onder
het structuurregime vallen (art. 2:155/265 BW en art. 2:155a/265a BW).
Een NV of BV waarbij één persoon alle aandelen houdt wordt een eenpersoons-nv of bv genoemd.
Hiervoor gelden enkele aparte regels. Een voorbeeld is art. 2:137/247 BW, dat eist dat transacties
tussen de nv of de bv en de enige aandeelhouder schriftelijk worden vastgelegd, op straffe van
vernietigbaarheid. Er wordt verlangd dat de naam van de aandeelhouder (of de namen van de
deelgenoten in een huwelijksgemeenschap waartoe de aandelen in de bv of nv toebehoren) in het
handelsregister wordt opgenomen. Ook moet de woonplaats worden vermeld. Er waren de nodige
bezwaren tegen deze verplichting, maar dit kan in de praktijk worden opgelost door een aandeel van
de vennootschap over te dragen aan een betrouwbare derde.
Wat is het belangenpluralisme?
Een Nederlandse vennootschap mag bij haar handelen niet slechts het belang van de aandeelhouders
begunstigen, maar dient steeds rekening te houden met een pluraliteit van belangen (zie bijvoorbeeld
het arrest ABN AMRO Holding, HR 13-07-2007 en art. 2:129/239 lid 5 BW en art 2:140/250 lid 2
BW). Wanneer de aandeelhoudersvergadering, bijvoorbeeld, het besluit neemt om een grote
winstuitkering te doen, moet de aandeelhoudersvergadering rekening houden met de belangen van de
schuldeisers. Hierdoor is het nemen van besluiten soms erg gecompliceerd in een vennootschap. Het
ondernemingsrecht heeft een facilitair karakter; het idee van het belangenpluralisme brengt de meer
regulatieve kant van het ondernemingsrecht naar voren.
9
, Hoofdstuk 2: Oprichting
Hoe worden de BV en de NV opgericht?
De BV en de NV worden bij notariële akte opgericht. Zowel de BV en de NV kunnen door een of
meerdere personen worden opgericht (art. 2:64/175 lid 2 BW). De notaris speelt daarbij een cruciale
rol. Tot 1 juli 2011 was voor oprichting van een BV en NV ook een verklaring van geen bezwaar
vereist. Een verklaring van geen bezwaar werd alleen door het ministerie van justitie afgegeven als het
beleid van de vennootschap niet werd gebruikt om ongeoorloofde activiteiten te verrichten of de
antecedenten van de personen die de BV of NV wilden oprichten geen aanleiding gaven tot bezwaren.
Het preventieve toezicht was echter niet zo succesvol, want dit toezicht was makkelijk te omzeilen
door het gebruiken van zogeheten katvangers of stromannen of door het kopen van aandelen van een
al reeds opgerichte BV of NV. Vanaf 1 juli 2011 is er een systeem van doorlopend toezicht op alle
rechtspersonen en op de functionarissen die daarbinnen een rol spelen, het is echter de vraag of dit een
effectievere vorm van toezicht is.
In de door de notaris te verlijden akte van oprichting moeten de eerste statuten van de te oprichten BV
of NV worden vastgelegd. Volgens art. 2:66/177 BW moeten deze statuten onder meer de naam en de
zetel (gemeente in Nederland) bevatten. Voor een aantal van deze geregelde zaken is directe binding
mogelijk, zie art. 2:93/203 lid 4 BW. Dit houdt in dat in de akte van oprichting al verplichtingen voor
de BV/NV opgenomen zijn. Per 1 oktober 2012 is direct binding bij de BV ook mogelijk voor kosten
die met de oprichting verband houden (zoals de notariskosten). Dit kan nog niet voor de NV, maar de
verwachting is dat een wijziging van art. 2:93 lid 4 dit in de nabije toekomst wel mogelijk maakt.
Als een BV of NV wordt opgericht, moet de notaris een aantal aandachtspunten in acht nemen. De
notaris moet er bijvoorbeeld op letten dat de statuten niet in strijd zijn met de wet. Verder geldt er voor
de NV een aanvullende eis. Bij de NV moet worden voldaan aan de minimumkapitaaleis van €45.000
van art. 2:67 lid 2 en lid 3 BW. Daarnaast moet de notaris erop toezien dat de bankverklaring aan hem
wordt afgegeven bij oprichting van de NV (art. 2:93a BW). De notaris moet de bankverklaring aan de
akte van oprichting nieten. Het niet naleven van dit voorschrift levert een oprichtingsgebrek op. Dit
houdt in dat de rechtbank de NV op verzoek van een belanghebbende of het openbaar ministerie de
NV ontbindt (art. 2:21 lid 1 onder a BW). Indien aan de NV of BV een oprichtingsgebrek kleeft,
bestaat zij rechtens nog wel in de systematiek van Boek 2 BW; zij is nietig noch vernietigbaar, maar
voor ontbinding vatbaar (hetgeen geen terugwerkende kracht heeft). Hierdoor heeft niet elke fout die
bij een oprichting wordt gemaakt fatale gevolgen voor derden.
Voor de BV is er sinds 1 oktober 2012 geen minimumkapitaalvereiste meer. Dit houdt in dat de
oprichters van de BV in principe vrij zijn om het beginkapitaal van de BV in de oprichtingsakte zelf te
bepalen. Het kan bijvoorbeeld gaan om een bedrag van €1,-. Door schrapping van het
minimumkapitaalvereiste ging de wetgever ervan uit dat de BV aantrekkelijker werd voor startende
ondernemers. De wetgever wilde ervoor zorgen dat minder startende ondernemers naar goedkope
10