Pancreas (Alvleesklier)
Anatomie en fysiologie:
De alvleesklier ( het pancreas) is een bladvormig orgaan met een lengte van ongeveer 12 cm. Het
orgaan wordt omgeven door de onderste rand van de maag en de wand van de twaalfvingerige darm
(het eerste deel van de dunne darm vanaf de maag). De alvleesklier ligt achter in de bovenbuik, vlak
voor de wervelkolom. Het orgaan bestaat uit een brede kop, een lichaam en een smalle staart. De
kop ligt in de bocht van het duodenum, het lichaam achter de maag en de staart voor de linkernier,
deze raakt net de milt.
De alvleesklier is opgebouwd uit twee basisweefsels:
- De acini (kleine blaasjes die verteringsenzymen maken -> amylase, lipase en trypsine)
- De eilandjes van Langerhans (voor productie hormonen)
https://
chandlerphysicaltherapy.net/anatomy/digestive-system/digestive-system-chapter-pictures/
De alvleesklier heeft drie hoofdfuncties:
- Afgifte van vocht met verteringsenzymen naar de twaalfvingerige darm (duodenum)->
exocriene pancreas.
- Afgifte aan het bloed van de hormonen insuline en glucagon (regulatie bloedglucosespiegel)-
> endocriene pancreas.
- Afgifte naar de duodenum van grote hoeveelheden natriumbicarbonaat (chemische stof in
zuiveringszout)-> nodig om het zuur uit de maag te neutraliseren.
Vlak voordat de alvleesklierbuis (ductus pancreaticus) in de twaalfvingerige darm/ Papil van Vater
uitmondt, verenigt deze zich met de galafvoergang (ductus choledochus).
, Exocriene gedeelte:
Cellen van acini alvleesklier enzymen (amylase, lipase en trypsine) ductus
pancreaticus galbuis sfincter van Oddi uitmonding Papil van Vater naar de
duodenum.
Het pancreas produceert per dag 1,2 liter pancreassap dat wordt uitgescheiden door het exocriene
pancreas. Prikkeling van de maagwand en het duodenum stimuleert de alvleesklier tot het aanmaken
van pancreassap. Pancreassap bevat enzymen die op de voedingsstoffen in het duodenum inwerken.
Pas nadat deze enzymen hun werk hebben gedaan, kunnen voedingsstoffen via de wand van de
dunne darm in ons lichaam opgenomen worden.
Enzymen:
- Amylase: voor vertering van koolhydraten
- Trypsine: voor vertering van eiwitten
- Lipase: voor vertering van vetten
Koolhydraten:
Koolhydraten zijn voornamelijk suikers en zetmelen, dit zit bijvoorbeeld in suiker, jam, granen, brood,
biscuits, pasta, fast food, fruit en groenten. Koolhydraten bestaan uit koolstof, waterstof en zuurstof.
Koolhydraten worden ingedeeld naar de complexiteit van de chemische stoffen waaruit ze zijn
gevormd.
Monosachariden: enkelvoudige suikers, voorbeelden: glucose, fructose en galactose
Disachariden: twee monosacharidemoleculen, voorbeelden: sucrose, maltose en lactose.
Polysachariden of Niet- verteerbare polysacharide (NSP): dit bestaan uit grote aantallen
monosachariden, en zijn moeilijk verteerbaar. Voorbeelden: volkorenmeel, de vliezen van de
granen en in groente en fruit.
Functie van koolhydraten:
- Koolhydraten zorgt voor beschikbare energie en warmte-> afbraak van monosachariden, bij
voorkeur samen met zuurstof , geeft de energie vrij voor het metabolisme.
- ‘eiwitbesparing’: als voeding voldoende koolhydraten bevat, hoeft het lichaam geen eiwit te
gebruiken om eiwit en warmte te leveren.
- Energievoorraad: bij meer koolhydraten dan de lichaamsbehoefte worden ze omgezet in
glycogeen. Dit is een kortetermijn energievoorraad in de lever en de skeletspieren, en vet,
opgeslagen in de vetdepots, bijvoorbeeld onder de huid.
Vertering van koolhydraten door het pancreassap:
Amylase uit het pancreas zet alle verteerbare polysachariden (zetmeel) die niet door de amylase
in het speeksel zijn afgebroken, om in disachariden.
Eiwitten:
Eiwitten worden bij de vertering afgebroken in hun samenstellende aminozuren. Dit is samengesteld
uit koolstof, waterstof, zuurstof en stikstof. Een voortdurende toevoer van aminozuren is nodig om
nieuwe eiwitten te produceren, zoals structurele eiwitten, enzymen en sommige hormonen. Het
lichaam heeft 22 aminozuren nodig. Aminozuren worden ingedeeld in twee categorieën:
- Essentiele aminozuren: het gaat om negen aminozuren die het lichaam niet kan aanmaken,
men moet dit uit de voeding halen.
- Niet- essentiële aminozuren: dit wordt wel in het lichaam aangemaakt.