Samenvatting organisatie en management
H0, 1, 2, 7, 8, 9, 10, 11, 12
H0 de evolutie van organisatie en management
Organisatiekunde: interdisciplinaire wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen van het gedrag van
organisaties en ook de factoren die dit gedrag bepalen en de wijze waarop organisatie het meest doeltreffend
bestuurd kunnen worden.
De definitie van organisatiekunde wordt onderverdeelt in twee aspecten:
1. Een descriptief aspect. Dit is een beschrijving van het gedrag van organisaties, met motieven en
gevolgen.
2. Een prescriptief aspect. Dit is een advies over te volgen handelwijze en organisatie-inrichtingen.
Interdisciplinariteit: organisatiekunde bevat veel elementen die afkomstig zijn uit andere wetenschappen.
Multidisciplinair: alle bijdragen uit vakgebieden die we nodig hebben voor een onderzoek of project.
Multinationale ondernemingen (bedrijf met afdelingen in minimaal twee verschillende landen) zijn de
afgelopen jaren enorm toegenomen. Hier zijn verschillende redenen voor denk dan aan technologische
ontwikkelingen die het optimaliseren van communicatie makkelijker maakt en transport afstanden verkort.
Ook kunnen ondernemingen snel inspelen op mondiale ontwikkelingen zoals het openen van kantoren en
fabrieken in verschillende landen, aantrekken van werknemers en snel geld investeren.
Niccolo Machiavelli (1469-1527)
Zijn boeken gaan over:
- Behoud van macht en uitbreiding van macht.
- Sterk opportunistisch en gebaseerd op eigenbelang.
Adam Smith (1723-1790)
Totdat Adam Smith zijn invloedrijke boek schreef, was het mercantilisme de overheersende economische
denkrichting. Dit hield in dat het bezit aan geld en goud de enige welvaartsbron was. Smith beweerde dat
productieve welvaart de bron van arbeid is en doormiddel van arbeidsverdeling de productiviteit van arbeid
het sterkst verhoogt kan worden. -> tegen het mercantilisme in.
Frederick W. Taylor (1856-1915)
Was de grondlegger van het zogenoemde Scientific management. Hij zag in dat tijdens de slechte
werkomstandigheden van de 18e en 19e eeuw de arbeiders behoefte hadden aan een gestructureerd en
systematische aanpak.
Ook bood hij voor het eerst een systematische, samenhangende bedrijfskundige benadering voor de wijze
waarop de productie georganiseerd zou moeten worden. Bedrijfsleiders moeten zich niet opstellen als
slavendrijver maar moeten zich juist focussen op plannen, coördineren, toezicht uitoefenen en het
controleren van resultaten.
Scientific management
, 1. Werk wordt opgesplitst in kleine, specifieke taken die zorgvuldig worden bestudeerd en
gestandaardiseerd om de meest efficiënte manier van uitvoering te bepalen.
2. Gedetailleerde taakverdeling waardoor de arbeider meer een routine krijgt en dus sneller kan
werken.
3. Hechte en vriendschappelijke samenwerking tussen leiding en arbeiders.
4. Bedrijfsleiders zijn verantwoordelijk voor het analyseren van en het zoeken naar werkmethoden en
het scheppen van productievoorwaarden.
5. De juiste man op de juiste plaats door zorgvuldige selectie.
6. Beloningen worden gekoppeld aan prestaties.
De efficiëntie werd door Taylor enorm verhoogt, ook verbeterde de hele industriële wereld op het gebied van
bestuur en beheer van productieafdelingen. Na de productie werden de administratie en de verkoop ook
volgens zijn methoden benaderd.
Henri Fayol (-+ 1900)
Formuleerde de theorie van het algemene management, over de hele organisatie. Hij stelde 5 basisfuncties
van management vast:
- Plannen: het opstellen van een actieplan voor de toekomst.
- Organiseren: de opbouw van de organisatie met mensen en middelen.
- Leiden: Ervoor zorgen dat mensen aan het werk blijven.
- Coördineren: het onderling afstemmen van de activiteiten.
- Controleren: erop toezien dat de resultaten in overeenstemming met het plan zijn.
Max Weber (-+ 1920)
1. Hiërarchie bevelstructuur
2. Werkprocessen worden volgens regels uitgevoerd.
3. Iedereen heeft een specifieke taak.
4. Besluiten worden genomen zonder persoonlijke voorkeuren.
5. Werving op basis van kwaliteiten en geen vriendjespolitiek.
6. Alles wordt vastgelegd zodat alles gecontroleerd kan worden.
Weber beschouwde bureaucratie als een ideaaltype.
Elton Mayo (-+1945)
Mayo liet zien doormiddel van zijn Hawthorne-experimenten dat sociale factoren een grote invloed hebben
op de werkprestaties. Hij liet zien dat langere pauzes, gratis koffie en soep en een kortere werkdag de
productiviteit verbeterde. Maar ook liet hij dit zien doormiddel van aandacht, het uitspreken van waardering
en zekerheid.
Rensis likert (-+1950)
Revisionisme: synthese tussen scientific management en human relations: afstemming tussen mens en
organisatie.
,Kenneth Boulding (-+1950)
Ontwikkelde een theorie waarbij organisaties worden gezien als een systeem, dat wil zeggen een geheel van
samenhangende delen.
Systeembenadering: Het management dient organisatieproblemen integraal aan te pakken. -> men moet
niet alleen kijken naar de belangen van een enkel organisatieonderdeel maar ook naar de invloed van
genomen beslissingen op de hele organisatie.
Contingentiebenadering: De keuze voor het toepassen van managementtechnieken hang sterk af van de
omstandigheden waarin een organisatie zich bevindt.
Philip Crosby (1926-2001)
Kwaliteitszorg in organisaties is een belangrijke stroming.
Henry Mintzberg (1939)
Een van zijn belangrijkste basiswerken is te zien als een poging tot synthese van de belangrijkste
organisatiekundige theorieën over de wijze waarop organisaties gestructureerd zouden moeten worden.
- Er is geen beste structuur -> er zijn verschillende wegen die leiden naar succes
Tom Peters (1942)
Kenmerken voor succes
1. Sterke actiegerichtheid.
2. Het onderhouden van een innige relatie met de klant -> luisteren naar de klant
3. Blijven innoveren
4. De werknemers zijn de belangrijkste bron voor productiviteit -> respect en het talent uit werknemers
halen.
5. Gedreven door waarden en overtuigingen -> onderneming moet aangeven waarvoor zij staat.
6. Schoenmaker blijf bij je leest -> geen dingen doen waar je geen verstand van hebt.
7. Eenvoudige structuur met ondersteunende afdelingen van een beperkte omvang
8. Het bestuur is zowel centralistisch als decentralistisch -> combinatie van zelfstandigheid en streng
toezicht.
Peter Drucker (1909-2005)
- Kenniswerker: bepaalt grotendeels zelf de inhoud van zijn werk.
- Kennisrevolutie: kennis als essentiële productiefactor.
Michael Porter (1947)
- Structuren voor het uitvoeren van analyses om te komen tot een succesvolle onderneming.
, - Vijfkrachtenmodel, (concurrentie) strategieën en organisatieanalyse (waardeketen)
Michael Hammer (1949-2008)
- Procesgericht werken: een opeenvolging van activiteiten die waarde creëren voor de afnemer/ klant.
- Fundamenteel en radicaal herontwerpen van processen: coaches vervangen managers die
inspireren en motiveren. Overbodige processen worden geëlimineerd.
C.K. Prahalad (1941-2010)
- Globalisering vraagt een grotere samenwerking met de klant; co-creatie tussen economische
ontwikkelingen en sociale transformatie als oplossing van het armoedeprobleem.
- Innovatie door koopkracht van de armste te verhogen: gemarginaliseerde consument opnemen in de
economische piramide.
Jim Collins (1958)
Geweldige bedrijven volgens Collins:
1. Leiders met persoonlijke bescheidenheid samen met de wil om hard te willen werken.
2. De juiste mensen op de juiste plaats
3. Ondernemerschap gecombineerd met een cultuur van discipline
4. Feiten onder ogen willen zien zonder het vertrouwen te verliezen
5. Het egelconcept: waarmee het beste worden, over welke activiteiten het meest gepassioneerd,
waarmee kunnen we geld verdienen?
6. Gebruik maken van zorgvuldige technologie
7. Een geweldig bedrijf komt langzaam op gang, maar daarna treedt er versnelling op.
8. De kernwaarden bewaken en vooruitgang stimuleren.
Kjell anders Nordstrom (1958). Veranderingen in organisaties, nieuwe generatie van Europese
businessgoeroes
- Frisse kijk op management. Zorg dat organisaties leuke omgevingen worden en gebruik maken van
hun talenten en creativiteit.
- Succes (geld verdienen) is een kwestie van bits, brein en een merk hebben dat opvalt.
Gary Hamel (1954) De toekomst van management
- Vervangen van oude managementprincipes zoals planning, specialisatie en hiërarchie door nieuwe
principes als diversiteit, experimenteren en decentraal leiderschap.
- Zorg als bedrijf dat je blijft innoveren = democratie aan ideeën creëren.
- Bedrijven die verouderde managementmodel vasthouden worden vervangen door bedrijven die
passen bij kenniseconomie.
Eckart wintzen (1939-2008) celfilosofie ‘wie snel groot wil worden, moet vooral klein blijven’