INTERCULTURELE
GESPREKSVOERING
WEEK 1
HOOFDSTUK 1: WAT IS CULTUUR?
Diversiteit is:
Kwantitatief toegenomen: steeds meer steden bevatten meerderheid v/d bevolking door migratie;
Kwalitatief toegenomen: diversiteit bij sociale groepen is veelzijdiger geworden.
1.2 WAT IS CULTUUR?
Johan Tennekes: cultuur is:
Manier van denken, spreken, handelen zoals binnen een bepaald sociaal verband leidend is;
Een collectief levensprogramma: samenhangend geheel van betekenissen dat leden van bep. groep
toepast op werkelijkheid waarin ze leven.
1.4 MULTICOLLECTIVITEIT, MULTICULTURALITEIT EN MEERVOUDIGE IDENTITEIT VAN IEDER
PERSOON
Multicollectiviteit en multiculturaliteit: deel uit maken van verschillende collectieven met eigen cultuur (social
media, stad/dorp, vriendenclub).
Elk collectief omarmt een identiteit: student, jongere, homo, hipster, Belg…
1.5 ONBEGRENSDHEID, HOMOGENITEIT EN HETEROGENITEIT VAN CULTUREN
Homogeniteit van collectief = datgene wat leden met elkaar delen + onderscheiden met anderen.
Heterogeniteit van collectief = persoonlijke niveau, jouw persoonlijkheid in de groep (eigen mening).
1.6 NATIONALE SAMENLEVING EN NATIONALE CULTUUR: TUSSEN HOMOGENITEIT EN
HETEROGENITEIT
Hansen: dakcollectieven (NL, België)
= heterogene onderbouw + homogene bovenbouw.
Heterogene onderbouw = bevolkingssamenstelling met polycollectiviteit (versch. subcollectieven
(geloven, provincies, politieke partijen);
Elk subcollectief van een dakcollectief bevat een eigen cultuur;
Homogene bovenbouw is er om heterogeniteit (verschillen, spanningen) te organiseren en regelen;
Stelt communicatie/interactie veilig, beschermt personen tegen lichamelijk/psychisch letsel;
Dit doen ze door gemeenschappelijke taal in te stellen (voor goede comm.) + wet- en
regelgeving (voor geweldloze interactie).
Bovenbouw zorgt voor omgangsvormen, symbolen (verjaardag vieren, feestdagen, tradities);
Onderbouw = basis van samenleving.
,1.7 INHOUD VAN EEN CULTUUR
Cultuur omvat 4 elementen (Hofstede):
1. Taal: ieder collectief kent zijn eigen taal (jongerentaal, bedrijfstaal);
2. Kennis: v/d wereld en die vergaren (openingstijden winkels, verkeersregels, maatschappelijke regels,
kennis over relaties, opvoeding, onderwijs);
3. Waarden en normen: aannames van wat voor jou belangrijk is (gerechtigheid, liefde, vrijheid,
gelijkheid) + hoe je je wel of niet moet gedragen in collectief;
4. Symbolen, rituelen, helden: van een collectief;
Symbolen: vlaggen, afb., kleding, status;
Rituelen: sociale activiteiten die overbodig zijn om het gewenste te bereiken, maar sociaal
essentieel zijn (dopen, besnijdenis, huwelijksceremonie);
Helden: fungeren als gedragsmodellen in cultuur (leiders, sterren, idolen, vriendin die ziekte
overleefd heeft)
De vier elementen heb je nodig om te kunnen functioneren in een collectief.
1.8 OPBOUW VAN EEN CULTUUR
Waarneembare laag: taal, symbolen, helden, gewoonten, rituelen, ceremonies…
Niet-waarneembare laag: kernwaarden v/d cultuur en beelden over de wereld.
Hangen met elkaar samen.
1.9 DE WERKING VAN CULTUUR
1.9.1 CULTUUR ALS MODEL VAN DE WERKELIJKHEID
Je krijgt mee van je ouders hoe je je kunt oriënteren in versch. situaties.
Cultuur als model van de werkelijkheid: reservoir van kennis om werkelijkheid waar te nemen, te
begrijpen, mee om te gaan;
Bepaalt sterk hoe mensen dingen waarnemen en interpreteren.
1.9.2 CULTUUR ALS MODEL VOOR DE WERKELIJKHEID
Kennis van normen en waarden, voor juist, adequaat en effectief handelen.
Wat normaal, goed, mooi, gewoon, gezond is en wat hoort/niet hoort;
Het leert wat belangrijk is om na te streven in het leven;
Normatieve kennis: kennis over hoe je je moet gedragen.
1.9.3 CULTUUR ALS ZINGEVEND KADER
Cultuur helpt je betekenis en zin van dingen te ontdekken en te weten hoe te handelen.
1.9.4 CULTUUR ALS NORMALITEIT EN VERBINDEND ELEMENT
Cultuur verbindt mensen door scheppen van normaliteit.
, Oftewel: mensen raken bekend/vertrouwd met verschillen en tegenstrijdigheden binnen collectief;
Ze gaan tegenstrijdigheden/verschillen als normaal zien en voelen zich verbonden met elkaar;
Samenhang ontstaat door normaliteit;
Lichte gemeenschap: kun je makkelijk van loskomen;
Zware gemeenschap: moeilijk lid van worden, niet makkelijk van loskomen.
1.10 VERWERVING VAN CULTUUR
Mensen verwerven cultuur door enculturatie en acculturatie.
1.10.1 ENCULTURATIE
= proces van aanleren van culturele kenmerken (op onderwijs, opleiding, vriendenkring, werk).
(Onbewust opgedane kennis over de cultuur eigen hebt gemaakt)
Expliciete overdracht van cultuur: leren van taal/kennis;
Impliciete overdracht: leren door opdoen van
ervaringen, verhalen horen, gezegden, feesten,
modeling van opvoeders, vrienden.
1.10.2 ACCULTURATIE
= verandering van cultuur door langdurig contact tussen
groepen met versch. culturele achtergronden.
(Ondergedompeld worden in andere cultuur)
Vindt bij alle groepen plaats die met elkaar in contact komen;
Grootste veranderingen vaak bij minderheidsgroepen, bij acculturatie hebben ze 2 vragen:
1. Wat en hoeveel wenst iedereen de eigen cultuur te behouden (cultuurbehoud)?
2. Wat willen ze overnemen v/d cultuur v/d meerderheidsgroep en in welke mate (aanpassing)?
Behouden vs. overnemen
4 acculturatiestrategieën:
1. Integratie: mensen met migratieachtergrond hechten belang aan cultuurbehoud + streven naar
aanpassing (+ +)
2. Assimilatie: cultuurbehoud wordt afgewezen + volledige aanpassing (- +)
3. Separatie: cultuurbehoud staat voorop + aanpassing wordt vermeden (+ -)
4. Marginalisatie: hechten geen belang aan cultuurbehoud + geen aanpassing (- -) = eenzaam, buitenbeentje
1.11 DE DYNAMIEK VAN CULTUUR
3 factoren die dynamiek van cultuur beïnvloeden:
1. Interne spanningen binnen cultureel model;
2. Aanbod van verschillende alternatieve culturele modellen;
3. Ontoereikendheid van cultureel model.
1.11.1 INTERNE SPANNINGEN BINNEN EEN CULTUREEL MODEL
Cultuur bevat opvattingen die elkaar bekritiseren/tegenspreken.
1.11.2 AANBOD VAN VERSCHILLENDE ALTERNATIEVE CULTURELE MODELLEN
Door maatschappelijke ontwikkeling, globalisering, etc. ontstaan nieuwe culturele modellen, waardoor de jouwe
op losse schroeven komen te staan.
1.11.3 ONTOEREIKENDHEID VAN EEN CULTUREEL MODEL
, Terwijl men probeert samen te leven (leren, werken), worden zij in veel situaties geconfronteerd met verschil in
cultuur. Zo ontwikkelt ieder nieuwe inzichten en nieuw handelen.
Cultuur verandert steeds, elementen v/d bestaande cultuur verdwijnen meer naar achtergrond.
1.12 DUURZAAMHEID VAN CULTUUR
Culturele modellen zijn niet zomaar te veranderen, ook al zijn ze niet meer passend.
Sommige dingen doe je automatisch;
Eerst afleren, dan pas nieuwe culturele modellen aanleren.
1.13 HANDELT DE PERSOON OF DE CULTUUR?
Als persoon handelt, kun je hem erop aanspreken. Als cultuur handelt, moet je voorzichtiger reageren.
Altijd spreekt/handelt de persoon, NOOIT de cultuur!
Cultuur stuurt mensen niet als robot aan in hun gedrag;
De mens is drager v/d cultuur.
Mensen brengen zelf culturele ontwikkelingen voort die hun gedrag bepalen.
1.14 IS CULTUUR ALLESBEPALEND OF HEEFT DE MENS EEN VRIJE WIL?
In westerse landen bestaat vrije wil: illusoir concept;
In niet-westerse culturen is het ‘een mens wordt pas een mens door andere mensen’;
Sociale druk, situatie, persoonlijkheid beïnvloeden de vrije wil;
Persoon zelf heeft invloed op vrije wil, cultuur, net als sociale druk spelen wel een rol.
1.15 CULTUURSHOCK
= beschrijft aantal fasen + symptomen die kunnen optreden bij in contact komen met andere cultuur.
Cultuurshock kenmerkt zich door volgende fasen + symptomen
o Fase 1 Opgetogenheid: opgetogen, enthousiast over nieuwe land, veel nieuwe indrukken,
ontmoetingen.
o Fase 2 Frustratie en woede: als je merkt hele tijd tegen problemen aan te lopen (klimaat, huisvesting,
werk, school). Je voelt je niet begrepen, dit kan je agressief/boos maken.
o Fase 3 Opleven en doorzetten: beter thuis te voelen, steeds beter door hoe alles in elkaar zit, krijgt
gevoel voor humor, begint dingen leuk te vinden, maakt vrienden.
o Fase 4 Inleven en waarderen: fase van herstel, cultuur aanvaarden en waarderen, je kunt je goed
redden, maar nog wel misverstanden.
o Fase 5 Wennen aan thuis (bij terugkeer): weer omschakelen naar je eigen cultuur, eigen thuis.
Kan ontstaan bij migranten én oorspronkelijke mensen waarbij hun leefomgeving in korte tijd
verandert door komst van mensen met achtergrond;
Optreden van cultuurshock en de mate waarin is afhankelijk van:
1. Mate van cultuurverschil
2. Mate van controle over situatie
3. Aanwezigheid van sociale ondersteuning
4. Kennis v/d samenleving