Samenvatting Taal PABO
Beginnende geletterdheid - groep 1/2
Multi sensorieel leren = Multi sensorieel leren is een leerstrategie
waarbij je meerdere zintuigen tegelijk inzet. Het gaat erom dat je leert
door verschillende zintuigen te combineren, zoals:
Zien: (bijvoorbeeld afbeeldingen)
Horen: (bijvoorbeeld muziek)
Voelen: (bijvoorbeeld letters maken van klei, schrijven in zand etc.)
Bewegen: (bijvoorbeeld dans, naspelen van een verhaal)
Ruiken en proeven: (bijvoorbeeld bij ontdekken van smaken, voedsel etc.)
4 voorleesvormen:
Interactief voorlezen = Bespreek de titel van het boek. Waar denken de
kinderen dat dit verhaal over zal gaan? Vraag wat er te zien is op de kaft?
Waar zal het verhaal zich afspelen? Wie komen er voor in het boek? Welke
emoties kun je zien?
Herhaald voorlezen = Geeft leerlingen de kans om het verhaal
grondiger te verwerken en meer inzicht te krijgen in structuren, verbanden
en woordbetekenissen.
Belevend voorlezen = Gaat over empathie, inleven en meeleven met de
personages. Ook is het belangrijk dat de leerkracht door het meedelen en
het uiten van de eigen gevoelen, belevingen en het stellen van
belevingsvragen die betrokkenheid kan optimaliseren.
Literair voorlezen = Hierbij staat het boek en het voorlezen centraal en
niet het thema, een pop of de gesprekjes tijdens het voorlezen. Ze
worden geattendeerd op het bestaan van personages, perspectief, tijd,
ruimte en spanning en leren onderdelen ervan herkennen. Ook stimuleert
het een kritische luisterhouding, wat weer van belang is voor het latere
begrijpend lezen.
Er zijn voor de leerlingen enkele leesvoorwaarden om het lezen goed
onder de knie te krijgen.
Leesvoorwaarden:
1. Fonologische bewustzijn = Het kunnen reflecteren op de
klankvorm van de taal. Hierbij draait het om luisteren, zinnen en
woorden, rijmen en klankgroepen.
Hierbij gaat het nog vooral om het omgaan met de klanken. Het
hakken van lettergrepen, plakken van lettergrepen en rijmen.
2. Fonemische bewustzijn = Hierbij is het besef dat woorden uit
fonemen zijn opgebouwd.
Echt het uitspreken van volledige woorden en de betekenis ervan
weten.
Fonemen = zijn klanken die door een letter of combinatie van
letters worden weergegeven.
, 3. Letterkennis = Bij letterkennis gaat het om klanktekenkoppeling,
waarbij het kind de klank (en niet de naam) van een letter kan
koppelen aan het beeld van een letterteken.
4. Benoemsnelheid = de snelheid waarmee een reeks symbolen
(plaatjes, kleuren, letters en cijfers) benoemd kan worden.
Foneem = Een klank die betekenisverschil veroorzaakt tussen woorden.
Vis en vies. Hierbij zijn de fonemen /i/ en /ie/ betekenis onderscheidend.
Het fonologische coherentiemodel
Fonologische coherentiemodel = een theoretische model dat beschrijft
hoe fonologische informatie in de hersenen wordt georganiseerd en
verwerkt tijdens het leren lezen en spellen. Ene kind onthoudt beter het
woord, ander de klank en ander de afbeelding.
De verschillende stappen van het fonologische coherentiemodel:
1. Gericht werken aan fonologische bewustzijn
Hierbij ontwikkelen de leerlingen vaardigheden zoals het
herkennen, manipuleren en segmenteren van klanken in woorden
(zoals rijmen, klanksegmentatie en synthese)
Didactische handelen: activiteiten zoals klapspelletjes, zoals het
aantal klanken in een woordtellen, rijmoefeningen en klankgroepen
maken.
2. Expliciete koppeling tussen fonemen en grafemen
Het aanleren van klank-tekenkoppelingen is cruciaal, zodat
kinderen begrijpen hoe klanken en letters met elkaar verbonden
zijn.
Didactische handelen: systematische en stapsgewijs letters
introduceren, bijvoorbeeld met expliciete instructie en visuele
ondersteuning.
3. Herhaling en automatisering
Het versterken van de fonologische representaties vereist
oefening en herhaling. Dit helpt bij de automatisering van lees-
en spellingsvaardigheden.
, Didactische handelen: dagelijkse korte oefeningen in
fonemisch bewustzijn en letterherkenning.
4. Signaleren en remediëren van problemen
Leerlingen met zwakke fonologische representaties (bijvoorbeeld
kinderen met dyslexie) hebben specifieke ondersteuning nodig.
Didactische handelen: Intensieve interventies zoals extra
oefening in klankbewustzijn, het gebruik van visuele
hulpmiddelen en multisensoriele aanpakken (bijvoorbeeld
schrijven, uitspreken en horen tegelijkertijd)
5. Rijke taalomgeving
Een taalrijke omgeving bevordert de ontwikkeling van
fonologische vaardigheden. Hierin komen luisteren, spreken,
lezen en schrijven samen.
Didactische handelen: veelvuldig voorlezen, interactieve
gesprekken en gevarieerd taalmateriaal aanbieden.
Tussendoelen van beginnende geletterdheid: Vanaf groep 1 tot en
met groep 3.
1. Boekoriëntatie
Kinderen begrijpen dat illustraties en tekst samen een verhaal
vertellen
Ze weten dat boeken worden gelezen van voor naar achter,
bladzijden van boven naar beneden en regels van links naar rechts
Ze weten dat verhalen een opbouw hebben
Ze kunnen aan de hand van de omslag van een boek de inhoud van
het boek voorspellen
Kinderen weten dat je vragen over een boek kunt stellen. Dat helpt
je om goed naar het verhaal te luisteren en te letten op illustraties
2. Verhaalbegrip
Kinderen begrijpen de taal van voorleesboeken. Ze kunnen
conclusies trekken en voorspellingen doen
Kinderen weten dat de meeste verhalen zijn opgebouwd uit een
situatieschets en een episode (een bepaald probleem wordt
opgelost)
Kinderen kunnen een voorgelezen verhaal naspelen, navertellen met
en zonder steun van illustraties.
3. Functies van geschreven taal
Kinderen weten dat geschreven taalproducten (bijv. brieven/boeken)
een communicatief doel hebben
Kinderen weten dat symbolen (logo’s/pictogrammen) verwijzen naar
taalhandelingen
Kinderen weten dat tekenen en tekens mogelijkheden bieden tot
communicatie