Samenvatting IGW
De biologische benadering
Bij de biologische benadering wordt er naar de mens gekeken als biologisch
organismen waarbij twee grote vraagstukken belangrijk zijn:
- Wat is de relatie tussen geest en lichaam?
- Wat is de invloed van erfelijkheid op ons gedrag?
Vroeger was de visie dat lichaam en geest gescheiden waren, maar met elkaar
konden interacteren: dualisme. Tegenwoordig zijn mensen ervan overtuigd dat
geest en lichaam één zijn: monoisme/materialisme. Beide zijn aannames en
hebben geen bewijs dat het waar is. De verschuving van dualisme naar
materialisme vond langzaam plaats. Uiteindelijk kwam de verontstelling dat
bepaalde functies, zoals spraak, geassocieerd zijn met bepaalde delen van de
hersenen.
Een ander aspect van de biologische benadering is de rol van erfelijkheid, dit
begon bij Darwin die beweerde dat er sprake was van ‘survival of the fittest’. De
aangepaste en dus de fitste organismen zullen zich met elkaar voortplanten, wat
natuurlijke selectie heet.
Als we spreken over de effecten van het lichaam op de geest, hebben we het
over de veranderingen in het lichaam, gefocust op twee dingen:
Drugs/geneesmiddelen en zijn effecten. En de scheiding van de corticale
hersenhelften.
Drugs zijn chemische substanties die vreemd zijn aan het lichaam, dit houdt in:
voorgeschreven drugs (geneesmiddelen), maar ook drugs als verdovende
middelen. Psychoactieve drugs hebben invloed op onze geest en zijn interessant
om te onderzoeken, zij tasten de communicatie tussen neuronen aan. Het zijn
drugs die innvloed hebben op het gedrag en beleving van een individu.
Stimulanten is een categorie die valt onder psychoactieve drugs, denk hierbij
aan dopamine, nicotine en cafeïne. Het zijn stimulerende middelen die ook
nadelen met zich meebrengen zoals verslaving. Het tegenovergestelde hiervan
zijn depressants, dit zijn middelen die de werking van het centrale zenuwstelsel
reduceren. Alcohol en slaapmiddelen zijn hier een vorm van, je wordt er kalmer
door.
Anti-anxiety drugs verminderen de angst van een persoon, bv valium. Deze
drugs verminderen ook de werking van het centrale zenuwstelsel, maar in
grotere mate dan dat de depressants doen.
De een na laatste categorie is anti-depressants. Deze worden gebruikt om
depressie te verminderen en wanneer mensen zich moe en hulpeloos voelen. De
laatste is hallucinogens, dit verbetert de perceptie (waarneming) van een
individu, maar hierdoor kan iemand ook gaan hallucineren.
Hemisferen zijn de twee hersenhelften in het brein. De linker bevat
taalvaardigheid, logica en wiskunde, terwijl de rechter juist bezit over ruimtelijk
inzicht, muziek en rekenkundige vaardigheden. Wanneer een van de twee
hersenhelften suprieur is, noemen we dit celeberal dominance. Bijvoorbeeld
als je loopt eerst je rechtervoet.
,Stress is iets wat wordt veroorzaakt door omstandigheden, het is een reactie van
het lichaam op een situatie die als noodsituatie wordt gezien. Fysiologische
reacties op stress lopen volgens drie stappen. Alarmfase, waarin er kort een
verlaagde weerstand van het lichaam is, de weerstandfase waarin de weerstand
tegen stress verhoogd en uitputtingsfase waarin de weerstand weer verlaagd.
Een stressor is een factor die de stress respons op gang brengt wat leidt tot een
vecht of vlucht reactie en kan ook voorkomen bij veel minder heftige
gebeurtenissen als file. Belangrijke factoren voor het interpreteren van stress
zijn:
- Predictability: Voorspelbaarheid, mensen die langs het spoor slapen zijn het
gewend.
- Perceived control: Waargenomen controle, gevoel dat iemand controle
heeft over een situatie.
- The way we try to cope with a situation: Twee soorten reacties. Eerste is
het verzetten tegen een stressvolle situatie (catatoxic) en de tweede soort
reactie is het aanpassen aan een stressvolle situatie (syntoxic).
Stress heeft invloed op onze gezondheid en de reacties op stress hebben invloed
op ons immuunsysteem. Er is dus een verband tussen mentale en fysieke
gezondheid.
Evolutie beschrijft het proces waarbij erfelijke eigenschappen binnen een
populatie van organismen veranderen in de loop van de generaties als gevolg
van 3 dingen:
- Genetische variatie
- Voortplanting
- Natuurlijke selectie.
Genen worden gezien als centrale eenheid van werkelijkheid. Het genotype is de
verzamelde eigenschappen die geërfd zijn van de ouders. Hiernaast heb je ook
fenotypen, dit zijn alle waarneembare eigenschappen van een individu door het
genotype en invloeden van buitenaf. Genen kunnen een andere vorm aan nemen,
een mutatie wat zorgt voor een genetische variatie.
Plato beweerde dat kennis is aangeboren. Locke ging uit van het aanleren van
kennis, empiricism. Concordance is het bestuderen van individuen van wie de
genetische relaties bekend zijn.
In de evolutionaire psychologie worden psychologische functies zoals geheugen,
perceptie, taal en menselijke eigenschappen ontstaan zijn uit genetische variatie.
De biologische benadering oriënteert zich hierop. Het focust zich op interne
processen die geassocieerd worden met fysiologie en genetica. Het gedrag van
een individu een unieke combinatie van genetische factoren en levenservaring.
De behavioristische benadering
De behavioristische benadering benadrukt de rol van de omgevingsstimuli in de
manier hoe wij ons gedragen. Dit betekent dat er wordt gefocust op learning, dit
houdt in een verandering van gedrag als gevolg van een ervaring.
,De rol van omgevingsstimuli is erg belangrijk, er is een relatie tussen
observeerbaar gedrag (respons) en omgeving-gebeurtenissen (stimuli). De twee
basisprincipes bij het behaviorisme zijn:
1. Parsimony, er moet altijd gezocht worden naar de meest simpele
verklaring voor een gebeurtenis.
2. Associationism: Mentale processen, vooral bij learning, die gebaseerd
zijn op het vormen van associaties.
Thorndike keek naar de relaties tussen respons en consequenties, dit noemt hij
the law of effect. Dit houdt in dat elke respons die leidt tot een aangenaam
resultaat, zal worden herhaald en vice versa.
The law of effect kan gezien worden als een vorm van associationisme, want een
organisme legt een relatie tussen een reactie en een consequentie. Het was
alleen erg vaag wanneer iets voldaan was.
Watson was de stichter van het behaviorisme, zijn invloed van ideeën kunnen we
verdelen in 3 elementen:
1. Nadruk op waarneembare responsen en omgevingsstimuli
2. Afwijzing van mentale concepten die niet in directe observaties te zien zijn.
(emoties)
3. Focus op leren en ervaring staan centraal bij menselijk gedrag
Stimulus is ieder geval, situatie, object of factor dat het gedrag zou kunnen
beïnvloeden. Dit is een meetbare verandering in de omgeving die een
onderzoeker wil identificeren. Reflexen zijn onvrijwillige responsen zoals je hand
wegtrekken bij heet voorwerp, voluntary respons zijn responsen die
gecontroleerd door een individu wordt veroorzaakt en niet door de omgeving.
Pavlov legde de basis voor het klassieke conditioneren. Hierbij gaat het om
reflex-reacties waarin neutrale stimuli een bestaande reflex veroorzaken door
leren. Denk aan kwijlende honden bij het horen van de bel. Kwijlen is hier de
bestaande reflex als honden eten krijgen en de neutrale stimuli is hier de bel. Na
het leren is deze neutrale stimuli een geconditioneerde stimuli.
STIMULUS+STIMULUS= RESPONS
- Voor conditionering: Neutrale stimulus leidt tot georiënteerde respons.
(Belletje zorgt ervoor dat hond komt naar eten en gaat kwijlen)
- Tijdens conditionering: Neutrale/geconditioneerde stimulus (belletje) leidt
tot een ongeconditioneerde respons (eten in de mond) wat leidt tot een
(on)geconditioneerde respons (kwijlen)
- Na conditionering: Geconditioneerde (rinkelen van belletje) stimulus leidt
tot een geconditioneerde respons (kwijlen van de hond).
,Stimulus generalisatie houdt in dat bij een ander soort belletje de hond nog
steeds zal gaan kwijlen. En stimulus discriminatie houdt in dat er een selectieve
respons is op de geconditioneerde stimulus. Er is hiervoor altijd training nodig
(hond ging eerst kwijlen bij zwart en grijs vierkant, nadat de hond geen eten
kreeg bij grijs vierkant, stopte hij met kwijlen). Organismen leren door ervaring of
variaties in stimuli betekenisvol zijn, zoals duiven die kleurverschillen in bessen
gebruiken om eetbaarheid te bepalen. Zonder eerdere ervaring negeren ze deze
verschillen. Dit laat zien dat gelijkenis en discriminatie afhankelijk zijn van
ervaring en aangeboren eigenschappen.
Extinction is de aanname dat wat we leren ook afgeleerd kan worden. Wanneer
de geconditioneerde stimulus wordt aangeboden (belletje) zonder dat de
ongeconditioneerde stimulus volgt (eten). Spontaan herstel (spontaneous
recovery) is het opnieuw optreden van een geconditioneerde respons nadat er
tijd is verstreken sinds de extinction training.
High order conditioning is een vorm van klassieke conditionering waarbij een
geconditioneerde stimulus wordt gebruikt als ongeconditioneerde stimulus. Dit is
gedaan om een nieuwe geconditioneerde stimulus te creëren.
- Een voorbeeld is als ouders hun kind lichamelijk straffen en tegelijkertijd
zeggen “that's bad”. Een kind associeert dat met elkaar en voelt de angst
bij de woorden “that's bad”. Als het kind vervolgens een slecht cijfer haalt
en de ouders zeggen de woorden “that's bad”, dan voelt het kind de angst
en dan wordt het slechte cijfer dus zelf een geconditioneerde stimulus voor
angst
De drie fases van high order conditioning:
- Voor de hoger geordende conditionering: De neutrale stimulus leidt tot een
georiënteerde respons. De geconditioneerde stimulus leidt tot een
geconditioneerde respons.
- Tijdens de hoger geordende conditionering: De neutrale stimulus en de
tweede geconditioneerde stimulus leidt tot de eerste geconditioneerde en
die leidt vervolgens weer tot een geconditioneerde respons.
- Na de hoger geordende conditionering: De tweede geconditioneerde
stimulus leidt tot een geconditioneerde respons.
, Een geconditioneerde emotionele respons is een emotionele reactie zoals angst,
die wordt veroorzaakt door klassieke conditionering. Extinction is hier niet toe te
passen.
Het meeste van ons gedrag is echter vrijwillig, de benadering die hiernaar kijkt is
de operante conditionering. Het houdt zich bezig met verandering in gedrag
van geuite acties door de consequenties. Pim klimt in een boom, hij valt, Pim
klimt niet meer in een boom (vrijwillig).
Skinner en Watson nemen beiden plek in het radicale behaviorisme, deze
benadering pleit ervoor dat mentale staten zowel ontoegankelijk zijn voor
wetenschappelijk onderzoek en dat ze irrelevant zijn voor het begrijpen van
gedrag.
Skinner ergerde zich onder andere aan het taalgebruik van Thorndike en gaf “the
law of effect” een andere naam, namelijk “beloning”. De definitie hiervan is een
stimulus, die als hij volgt op een reactie, ervoor zorgen dat het waarschijnlijker
wordt dat deze reactie vaker of minder vaak zal optreden. Nu is het woord
“voldaan” veranderd in iets observeerbaars. Beloning verhoogt dus de
waarschijnlijkheid.
Basisbeloningen zoals eten worden primary reinforcers genoemd: in operante
conditionering, een stimulus waarvan het zijn capaciteit is om zich voor te doen
als een beloning gebaseerd op biologisch belang. Maar er zijn ook beloningen die
los staan van biologische overleving. Dit zijn de conditioned reinforcers, dit is
een stimulus die optreedt als beloning en niet op biologische overleving
gebaseerd is. Zoals geld. Een beloning moet altijd gelijk op een actie volgen. Er
bestaan positieve beloningen en straffen:
- Positieve beloning/positive reinforcement: Zorgt voor een verhoging
van de waarschijnlijkheid van de respons.
- Straf/punishment: Verlaagt de waarschijnlijkheid van de respons. Dit kan
primair als geconditioneerd zijn, denk aan pijn of kritiek.
De relatie tussen een respons en een beloning wordt contingency of
reinforcement genoemd. Negatieve beloning is een proces waarbij de
waarschijnlijkheid van een respons vermeerdert zodat de respons onmiddellijk
leidt tot beëindiging of onthouding van een straf (een afkerende stimulus). De