Sanctierecht
F.W. Bleichrodt en P.C. Vegter
Literatuur
Hoorcolleges
College 1 - 6/1 – Introductie, actualiteit en historische
ontwikkeling van het strafrechtelijk sanctiestelsel
1. Historische en theoretische achtergronden van het sanctiestelsel
1.1. Inleiding
Bij het bepalen van de hoogte van de straf neemt de rechtbank mede in aanmerking de
geschokte rechtsorde, de brute wijze waarop het slachtoffer is omgebracht, de inbreuk
op het democratisch proces en de generaal-preventieve werking van deze straf dient uit
te gaan. In de 16e eeuw was in ernstige zaken het lichaam (en het leven) van de dader
onderwerp van de bestraffing, in de 21e eeuw is dat de vrijheid van de dader. Ook wordt
er tegenwoordig niet meer gespecificeerd hoe de straf ten uitvoer moet worden gelegd.
De enige overeenkomst is het preventieve doel.
1.2. Ontwikkeling van het sanctiestelsel vanaf 1800
Cesare Beccaria (1764) ‘Dei delitti et delle pene’. Verzet tegen de willekeur, weinigDei delitti et delle pene’. Verzet tegen de willekeur, weinig
rationeel proces en wreedheid van de strafpraktijk onder het ‘Dei delitti et delle pene’. Verzet tegen de willekeur, weinigAncien Regime’. Door
gebrek aan straftoemetingsregels had de rechter een grote mate van vrijheid om de straf
te bepalen. Beccaria pleitte voor een strafrechtspeling die op rationele beginselen van
proportionaliteit en subsidiariteit is gebaseerd. In de verlichting kwam de Code Penal,
waarin de rechter slechts gehouden was om een straf op te leggen binnen de lijnen van
de wet.
1809 kwam ‘Dei delitti et delle pene’. Verzet tegen de willekeur, weinigCrimineel Wetboek voor het Koninkrijk Holland’ tot stand. Waar de rechter
discretionaire bevoegdheden kreeg met ruime mate van straftoemetingsvrijheid maar
wel binnen de grenzen van de wet. Vanwege de Franse overname werd de Code Penal
ook geldig in NL, met daarbij de minder ruime bevoegdheid van de rechter. Code Penal
bleef geldig tot 1886 in NL. Er ontstond een steeds grotere afkeer tegen lijf en onterende
straffen. De vrijheidsstraf werd steeds belangrijker.
1.3. Vrijheidsbeneming als straf
In de loop van de 19e eeuw werd vrijheidsbeneming de belangrijkste strafsoort. De
tuchthuizen van vrijheidsbeneming eerder middel dan doel: het verblijf werd vooral
dienstbaar gemaakt aan de disciplinering van de veroordeelde. Vanwege de slechte
omstandigheden + het gevaar dat criminele elkaar het gedrag doorgaven in
gemeenschappelijke gevangenissen, kwam onder leiding van John Howard de eenzame
opsluiting op.
1.4. Het sanctiestelsel van het Wetboek van Strafrecht van 1881
Het sanctiestelsel van 1881 kende de volgende karakteristieken: (1) relatief mild, (2)
overzichtelijk, (3) met een centrale rol voor de vrijheidstraf, (4) een nadruk op straffen
,en niet op maatregelen, (5) een belangrijke rol voor de strafrechter, grote mate van
straftoemetingsvrijheid.
(1) Relatief mild: Modderman: het misdrijf onteerd, niet de straf. Alle lijfstraffen en
onterende straffen werden afgeschaft.
(2) Overzichtelijk: Het beperken van het aantal straffen bevorderde de onderlinge
vergelijkbaarheid van straffen. De wetgever achtte dit van belang voor het nemen van
een goede beslissing, juiste verhouding daad en straf. Het strafstelsel kende 3
hoofdstraffen: gevangenis, hechtenis en geldboete. Daarnaast kon de rechter
bijkomende straffen opleggen.
(3) Vrijheidstraf als centrale straf: Het vertrouwen in deze straf ging samen met de
overtuiging van de cellulaire tenuitvoerlegging. Het progressieve stelsel
(trappensysteem: compleet eenzaam, gezamenlijk, halve open opsluiting) viel af omdat
het alleen werkte bij straffen van meer dan 5 jaar. Cellulaire opsluiting was een
verplichting en niet meer aan de vrijheid van de rechter. Om de maatschappij te
beschermen bestond de levenslange opsluiting. Ook werd de voorwaardelijke
invrijheidstelling toegevoegd.
(4) Eensporig, de straf: In de kern bestond het uit een strafstelsel. De enige maatregel
was de plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis.
(5) Prominente rol voor de strafrechter: De rechter had een ruime bandbreedte door het
stelsel van bijzondere strafmaxima en een algemeen, zeer laag strafminimum. Het
vertrouwen in het rechterlijk oordeel, tot uitdrukking komend in de
straftoemetingsvrijheid, vormt daarmee 1 van de pijlers van het sanctiestelsel van 1881.
1.5. Theoretische achtergronden
In de 19e eeuw verschoof het accent van de bestraffing van het lichaam naar de vrijheid
van de veroordeelde. Om de verschuiving van de 20 e eeuw te begrijpen wordt er eerst
gekeken naar de verschillende ontwikkelingen in de theoretische achtergronden van
straffen.
1.5.1. (Neo-)klassieke strafrechtvaardigingstheorieën
In de klassieke strafrechtvaardigingstheorieen wordt getracht een rationele grondslag te
vinden voor het straffen. Beccaria (en Rousseau) gingen uit van een sociaal contract.
Burgers geven een deel van hun persoonlijke vrijheid aan de gemeenschap in ruil voor
de bescherming door de gemeenschap tegen inbreuken op hun rechten en vrijheiden
door anderen. Middel daartoe is straf. Het doel was preventie. Relatieve
strafrechttheorie: de grondslag van en de rechtvaardiging voor straffen wordt gezocht in
het te verwachten toekomstig effect ervan. De straf dient niet hoger te zijn dan
noodzakelijk voor de preventie. De absolute strafrechtstheorie: grondslag van en de
rechtvaardiging voor het straffen gezocht in het vergelden van de schuld. Klassieke
straftheorieën waren de rechten van het individu jegens de Staat.
Jeremy Bentham Utilistische stroming: het nadeel van de straf dient
groter te zijn dan het voordeel dat het delict meebrengt. De dreiging van
de straf moet delicten voorkomen.
Kant retributivistische stroming: straf wordt gezien als een morele of
noodzakelijke reactie op hetgeen is misdaan, los van een mogelijk
toekomstig effect van de straf. (uitgangspunt maatschappelijk verdrag,
gaat uit van de rechtsbeginselen).
Hegel Neo-klassieke stroming: de strafmaat wordt bepaald aan de hand
van proportionele schuldvergelding: niet meer leed dan verantwoord is in
2
, het licht van de ernst van het feit en de schuld van de dader.
Maatschappelijk contract wordt hier losgelaten.
1.5.2. De Moderne Richting
Eind 19e eeuw onderleiding van Von Liszt, Prins en van Hamel. Hun theorie stoelde niet
op de leer van het sociale contract maar op de gedachte dat het noodzakelijk is de
samenleving te beveiligen. Er werd gebruik gemaakt van andere disciplines zoals
criminologie, sociologie en biologie. De strafrechtelijke reactie moet worden afgestemd
op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de dader teneinde te voorkomen
dat deze opnieuw in de fout zou gaan. De nadruk lag op de doelmatigheid van het
straffen, hiermee werden de rechtsbeginselen als legaliteitsbeginsel etc naar de
achtergrond geschoven. Moderne Richting was gericht op bescherming van het collectief
tegen gevaarlijk geachte personen, de sociale controle. Er werd gedifferentieerd in
straffen tussen gelegenheids- en gewoontemisdadigers.
1.6. Ontwikkeling van het sanctiestelsel vanaf 1900
1.6.1. Ontwikkeling van voorwaardelijke modaliteiten en maatregelen
Onder invloed van de Moderne richting werden er verschillende dingen geïntroduceerd.
Introductie van een bijzonder sanctiestelsel voor jeugdigen, gericht op verbetering van
het gedrag dmv pedagogiek (1905). De invoering van de voorwaardelijke veroordeling
in het volwassenenstrafrecht (1915). Hiermee kon de ineffectief geachte korte
gevangenisstraf worden voorkomen dmv voorwaarden afgestemd op de persoon en de
persoonlijke omstandigheden. De reclassering werd wettelijk erkent. Ook ontstond er
een tweede spoor in het sanctiestelsel. De TBR werd ingevoerd. Een maatregel gericht
op bescherming van de samenleving. Hiermee is de deur voor maatregelen opengesteld.
1.6.2. Nieuwe stromingen en denkbeelden over straffen
Verschillende accenten op bepaalde strafdoelen:
Moderne Richting: Speciale preventie in de vorm van heropvoeding. De
opgelegde straffen waren milder, voorwaardelijke veroordeling, toepassing
geldboete steeg, en rekening houden met strafverminderende omstandigheden.
Autoritaire opvatting (jaren 30): Onvrede over het milde strafklimaat vanwege
de crisis. Straf werd gezien als volksopvoeding.
Beginselenwet gevangeniswezen (1953): voornaamste kenmerk hiervan was het
streven van een synthese tussen cellulaire tenuitvoerlegging en gemeenschap en
de voorbereiding van de terugkeer in de samenleving. De opvoedingsgedachte en
aandacht voor dader als persoon herleefde.
Utrechtse School onder leiding van Kelk. sterk gericht op de persoon van de
dader. De dader onderscheid zich van andere door de misdaad die hij heeft
gepleegd. In de straftoepassing staat ontmoeting tussen mens tot mens centraal.
Later kwam bescherming tegen de overheid centraal te staan. Totstandkoming
van het klachentrecht
Abolitionisme onder leiding van Hulsman waren voor het afschaffen van het
strafrecht. Hiervoor stond Hulsman voor conflictoplossing als strafdoel. Dit is de
theorie van het herstelrecht. Introductie van de schadevergoedingsmaatregel als
zelfstandige strafrechtelijke sanctie.
Vrij, van Veen, Mulder en Enschedé stonden voor een meer functionele
benadering van het strafrecht. Straf was een instrument met behulp waarvan
3
, crimineelpolitieke doeleinde konden worden nagestreefd. Dit is terug te vinden
in het economisch strafrecht, maatregel van ontneming van het wederrechtelijk
verkregen voordeel en de bestuurlijke boete.
Knigge betoogde dat straffen vergelden is. Jonkers: straf is vergelding van schuld.
Vergelding is een noodzakelijke maar nog niet voldoende grond voor straf. Er zal
een legitiem en geschikt strafdoel moeten worden nagestreefd zoals
norminprenting, beveiliging, resocialisatie, voorkomen van eigenrichting en
conflictoplossing. Er bestaat een onderscheid tussen de drie niveaus: wetgever,
strafoplegger en de instantie die de uitvoer doet.
Begin 21ste eeuw werd het strafrecht ingezet als middel om maatschappelijke problemen
aan te pakken en om maatschappelijke risico’s te vermijden de totaalstrafrecht. De
sanctietoepassing worden in belangrijke mate bepaald door de behoefte aan een directe,
stevige en effectieve reactie op strafbaar gedrag. Positie van het slachtoffer wordt
versterkt en het onveiligheidsgevoel van de burger wordt een belangrijke peiler in het
sanctierecht. Introductie van vrijheidsbeperkende maatregel (contact/gebiedsverbod
bijvoorbeeld). Een vrijheidsbeperkende maatregel kan tot levenslang verlengd worden.
Een persoonsgerichte aanpak.
1.6.3. Verdere ontwikkelingen van het sanctiestelsel
De 5 kenmerken van het sanctiestelsel van 1881 toegepast op nu:
(1) Mild: Relatief veel mogelijkheden voor de rechter om lichtere straffen op te leggen.
Huidig sanctiestelsel kent wel zeer ingrijpende sancties zoals daadwerkelijke
levenslange opsluiting.
(2) Overzichtelijkheid: Het aantal verschillende sancties is sinds 1881 uitgebreid. Ook de
opkomst van de voorwaardelijke veroordeling en bijzondere voorwaarden. Door
differentatie is het lastiger om de straffen onderling te vergelijken. Ook de
cumulatiemogelijkheden heeft het niet verder verduidelijkt.
(3) Vrijheidsstraf verliest positie als centrale straf.
(4) Van eensporig naar tweesporig met de introductie van de maatregelen.
(5) Het strafmonopolie van de strafrechter is doorbroken. De vrijheid van de rechter is
wel toegenomen door de uitbereiding van het aantal sancties, de mogelijkheden van de
voorwaardelijke veroordeling, toegenomen mogelijkheid tot combineren en de
verhoging van de strafmaxima. Het is zelfs mogelijk schuldig worden verklaard zonder
strafoplegging. Ze willen de vrijheden meer aan de ban leggen door strafminima te
introduceren. Het vertrouwen zoals in 1881 was is af genomen. Daarnaast is het
monopolie ook ingeperkt door de strafbeschikking, transactie en voorwaardelijk sepot
(OM is bevoegd). Ook heeft de rechter minder invloed op de wijze waarop deze straf
uiteindelijk wordt voltrokken.
Hoorcollege
Belangrijke begripsvorming:
Het sanctiestelsel: “het geheel aan strafrechtelijke sancties, wettelijke regeling
daarvan en hun onderlinge verhouding” Het sanctierecht omvat de oplegging en
de tul.
Penitentiair recht: overkoepelend begrip m.b.t. dat “rechtsgebied dat de
toepassing en tul van de strafrechtelijke sancties regelt” (= sanctierecht) en
omvat ook de maatregelen.
4