Week 1:
Vraag 1
Sam heeft net een mooi oud pand gekocht. Om erin te kunnen gaan wonen moet nog wel het nodige
worden verbouwd. Om zo snel mogelijk de woning te kunnen betrekken heeft Sam zijn zwager Jan
bereid gevonden om hem daarbij te helpen. Nadat Sam heeft uitgelegd wat er allemaal moet
gebeuren gaat Jan aan de slag en begint op verzoek van Sam een tussenmuur tussen twee
slaapkamers weg te breken. De zoon van Jan, die net HBO rechten is gaan studeren, vraagt zich af of
zijn vader zich niet schuldig maakt aan het strafbare feit vernieling.
In welk artikel van het Wetboek van Strafrecht is vernieling strafbaar gesteld?
Artikel 350 Wetboek van strafrecht.
Vraag 2
Hoe luidt de strafbepaling van artikel 350 Sr?
Hij die opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort,
vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten
hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie
Vraag 3
Hoe luidt de delictsomschrijving van artikel 350 Sr?
Hij die opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort,
vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt.
Vraag 4
Wat is de (rechts)norm die achter deze delictsomschrijving schuilt?
Dat het verboden is dat iemand opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan
een ander toebehoort, vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt.
Vraag 5
Hoe luidt de kwalificatie-aanduiding van artikel 350 Sr?
Hier is er geen kwalificatie aanduiding dus daarom geen antwoord. (Wordt Schuldig aan moord).
Vraag 6
Hoe luidt de strafbedreiging van artikel 350 Sr?
Wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde
categorie.
Vraag 7
Stel dat Jan zich schuldig zou maken aan vernieling en stel dat de rechter Jan de hoogst mogelijke
geldboete zou willen opleggen. Hoe hoog kan die geldboete dan worden?
De boete is maximaal €20.750,-. Volgens Art. 23 Sr.
Vraag 8
Is het strafbare feit ‘vernieling’ een misdrijf of een overtreding?
Een misdrijf, omdat het staat in boek 2.
Vraag 9
In het strafrecht wordt een onderscheid gemaakt tussen bestanddelen en elementen. Noem de
bestanddelen van artikel 350 Sr, en noem de elementen van artikel 350 Sr.
Bestanddelen:
- Hij die opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort,
vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt.
1
, Elementen:
- Schuld in de zin van verwijtbaarheid.
Vraag 10
Om te kunnen bepalen of Jan zich schuldig heeft gemaakt aan het strafbare feit ‘vernieling’ zal
moeten worden beoordeeld of aan de vier voorwaarden van een strafbaar feit is voldaan. Welke vier
voorwaarden zijn dat?
Voorwaarden voor strafbaarheid:
- Menselijke gedraging
- Die valt binnen de grenzen van wettelijke delictsomschrijving
- Die wederrechtelijk is (Element als wederrechtelijkheid er niet in staat)
- En aan schuld te wijten is (Element als schuld er niet in staat) (Culpoze delicten als er schuld in
staat).
Vraag 10a
a. Valt Jan’s gedraging onder de delictsomschrijving van art. 350Sr?
- Opzettelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielt, beschadigt,
onbruikbaar maakt of wegmaakt: Juist, want Jan heft opzettelijk een goed dat aan een ander
toebehoort vernielt.
- Wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielt, beschadigt,
onbruikbaar maakt of wegmaakt.
b. Maakt Jan zich schuldig aan het strafbare feit ‘vernieling’? Beantwoord de vraag aan de hand van
het PROC-model.
P: Is Jan strafbaar voor vernieling?
R: Artikel 350 Sr en de vier voorwaarden van strafbaarheid.
O:
- Menselijke gedraging: Jan vernielt een muur van een ander
- Wettelijke delictsomschrijving: Voldaan, want opzettelijk vernielen van een goed valt onder het
delictsomschrijving opzettelijk enig goed dat geheeld of ten dele aan een ander toebehoort, vernielt,
beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt.
- Wederrechtelijk: Niet voldaan, want Jan heeft toestemming voor zijn handeling dat in strijd is met
artikel 350 Sr.
- Schuld te wijten: Voldaan, want Jan heeft het goed vernielt en is aan zijn Schuld te wijten.
C: Jan maakt zich dus niet schuldig aan het strafbare feit vernieling volgens artikel 350 Sr, omdat de
gedraging van Jan niet wederrechtelijk is.
Vraag 11
Noem drie aspecten van het legaliteitsbeginsel uit art. 1 Sr.
1. Lex scripta= alleen vervolgd kunnen worden op basis van een geschreven wet
2. Verbod van terugwerkende kracht= later ingevoerde wet geldt niet voor iemand die een daad
daarvoor al heeft geplaagd
3. Lex certa= voldoende duidelijke wetsbepalingen
4. Verbod van analogie= de veroordeling gebeurd op basis van de wet. Een gedraging die eerder niet
strafbaar is gesteld, mag niet alsnog strafbaar worden gesteld.
Vraag 12
Op 30 april is Jaap samen met zijn –niet aangelijnde- rottweiler aan het wandelen in Park
Brakkestein te Nijmegen. Op een gegeven moment komt hij zijn ex-vriendin Suzanne tegen die met
haar nieuwe vriend Hans aan het wandelen is. Jaap is nog steeds verliefd op Suzanne en kan haar
maar niet vergeten. Hij vindt het verschrikkelijk om haar met een andere man te zien. Jaap verzinkt
diep in gedachten naar vroegere tijden. Even later wordt Jaaps dagdroom bruut verstoord door
enorm gegil. Wat blijkt, Jaaps rottweiler heeft Hans aangevallen! Jaap weet zijn rottweiler terug te
2