Inhoudsopgave
Onderdeel Oudheid en Middeleeuwen........................................................................................................... 2
Hoorcollege 1: Van de prehistorie tot en met de middeleeuwen (8800 v.Chr.-900)............................................2
Hoorcollege 2: Ontginning, bewoning en regionale diversiteit in de centrale middeleeuwen (900-1300).........6
Hoorcollege 3: De late Middeleeuwen.................................................................................................................9
HC4a: Stad en samenleving in de Middeleeuwen..............................................................................................15
Onderdeel Vroegmoderne geschiedenis....................................................................................................... 16
Hoorcollege 4B: Habsburg aan de macht (1515-1581)......................................................................................16
Hoorcollege 5: Republiek in wording (1581-1625).............................................................................................19
Hoorcollege 6: De Gouden Eeuw (1625-1672)...................................................................................................23
Hoorcollege 7: De Zilveren Eeuw (1672-1795)...................................................................................................25
Onderdeel Moderne geschiedenis................................................................................................................ 29
Hoorcollege 8: Een staat in verbouwing, 1795 – 1848......................................................................................29
Hoorcollege 9: Van grondwet tot grondwet, 1848-1917-22..............................................................................32
Hoorcollege 10: Nederland als koloniale mogendheid in de 19 e en 20e eeuw...................................................36
Onderdeel Eigentijdse geschiedenis............................................................................................................. 39
Hoorcollege 11: Nederland in oorlog.................................................................................................................39
Hoorcollege 12: Nederland ten tijde van de Koude Oorlog...............................................................................42
Hoorcollege 13: Nederlandse identiteit in een globaliserende wereld..............................................................45
Onderdeel Sociaaleconomische geschiedenis...............................................................................................48
Hoorcollege 14: De Nederlandse economie, 1815-2000....................................................................................48
Samenvatting Hoorcolleges Nederlandse Geschiedenis Gijs Hoekstra
,Onderdeel Oudheid en Middeleeuwen
Hoorcollege 1: Van de prehistorie tot en met de middeleeuwen (8800 v.Chr.-900)
Wat is er eigen aan Nederlandse geschiedenis?
- Strijd tegen het landschap; Waterbeheersing, verstedelijking (burgerlijke politieke
cultuur), instituties (poldermodel); gericht op het vinden van consensus
- James Kennedy: aanpassingsvermogen van de inwoners van het land (ook mondiaal);
altijd in staat om te gaan met gebeurtenissen op mondiaal en lokaal niveau. Ook
kenmerkend: relatieve stabiliteit (overleg en consensus)
Prehistorie en deep history
- 8000 v.Chr.: weer duidelijk sporen van mensen in gebied wat nu NL is.
Voornamelijk jagers/verzamelaars, vestigen zich langs de rivieren op hoger gelegen
gedeelten.
- 5500 v.Chr.: boeren kolonisten (migranten) komen het gebied binnen, vanuit MO-
landbouw met zich meegebracht. Sedentair, sporen die duiden op het feit dat ze graan
verbouwden, veeteelt hadden.
- Pas 2000 jaar later: landbouw leidt tot bevolkingsgroei (van enkele 1000 naar 10000
inwoners, kan alleen op peil worden gehouden d.m.v. landbouw).
- Overgang naar landbouw kwam waarschijnlijk door culturele omslag verbouwen
van de natuur werd belangrijk.
- 3400 v.Chr.: hunebedden sociale differentiatie
- Migratiebewegingen vanuit Midden-Europa naar Noordzeegebied
(Oudste botstuk NL’er: 13000 jaar oud, kunst: 13500 jaar oud)
- 1200 v.Chr.: kleine nederzettingen.
Vestiging van het Romeinse gezag
- Romeinen proberen vanaf 6e eeuw Gallië te veroveren (12 v.Chr. lukt dit onder
Augustus)
- Daarvoor: Julius Caesar zijn expedities in Gallië (58-51 v.Chr.)
- Schrijft over inwoners van België dat ze sterk waren en mannelijk door hun isolatie.
- Rhijn wordt grens van het Romeinse gebied = de limes.
- Wel allianties met Noorden (handel), ook werden steden gebouwd aan de limes
(Katwijk en Nijmegen)
Bewoners van de Nederlanden in de oudheid
- Ten tijde van Augustus: Friezen, Cananefaten, Bataven, Chauken (namen veranderden
vaak)
o Namen die door Romeinen zijn opgelegd aan mensen die ze ontmoeten
o Vaak verzamelnamen voor gemak
o Namen zeiden niks over etniciteit (zelfde naam kon voor verschillende
etnische groepen gelden)
o Soms nieuwe groepen die naam van oude groep kregen (naam bleef bestaan
maar sloeg op een andere groep)
- Sprake van etnogenese en migratie
- Opstanden van de Nederlanders kwamen voor
o VB: Bataven onder leiding van Julius Civilis in 69-70 na Christus.
o Maar Civilis was zelf een Romeins burger, kwam in opstand toen er politieke
onrust in Rome was. Waarschijnlijk persoonlijk motief voor opstand. Dus
misschien niet het begin van de Nederlandse vrijheidsovertuiging.
Samenvatting Hoorcolleges Nederlandse Geschiedenis Gijs Hoekstra
, o Opstand wordt neergeslagen, Bataven verjaagd naar de Betuwe.
- Pas einde 3e eeuw weer nieuwe groepen de grens over en in opstand.
Romeinse invloeden
- Ontstaan van steden, rijksgrens
- Actieve handel over rivieren en Noordzee, aanleg villae (veel Romeinen aanwezig)
- Introductie schrift en Latijn als taal
- Religie: sporen van Romeinse en inheemse goden (samensmelting van religieuze
praktijken1: tempels)
Romanisering en Germanisering
- Proces van romanisering beperkte zich tot het rivierengebied. Invallen Germaanse
volken leiden tot Germanisering naast Romanisering.
o Vooral taal en schrift blijven aanwezig.
- Invallen en migraties leiden tot etnogenese vorming en verandering van sociale
groepen (volkeren). VB: Franken, Friezen of Saksen.
Romeinse erfenis in de late Oudheid
- Weinig materiaal in de 3e eeuw in Zuid-Nederland dat duidt op bewoning
o Later pas weer, maar dan zijn het vooral Franken, Saksen en Friezen.
- Franken steken steeds in kleine groepjes de limes over, en winnen uiteindelijk van de
Romeinen bij de slag bij Mainz (400)
- 4e eeuw wel een periode van herstel: grote bouwconstructies in de Zuidelijke
Nederlanden.
- Ook christendom komt op in ZNL (Sint Servaas, bisschop van Tongeren/Maastricht)
Romeinse tijd heeft een stempel gedrukt op NL maar de sporen ervan in landschap, instituties
en praktijken zijn beperkt gebleven. Schrift is belangrijk, maar verder is er niet veel blijven
hangen.
Invloed van de Germaanse volkeren is misschien belangrijker. Nederlands als taal is uit de
Germaanse volkeren ontstaan.
Vroege middeleeuwen
5e eeuw ook moeilijk om een grip op te krijgen: gebrek aan bronnen, allerlei migraties met
nieuwe volkeren. Periode van relatieve ontvolking; demografische stagnatie.
Bewoning en bewoners in de 5e eeuw
- Friezen: langs de kust tot het Zwin
- Saksen: van Noordzeegebied naar Engeland
- Franken: van Doornik naar Gallië
Friezen:
- Genetisch gezien nieuwe groep
- Leiders/elites die zich aanduiden als koningen en hertogen: uitwisselen van giften
hield sociale relaties in stand welvaart en sociale stratificatie
- Dorestad als handelscentrum, Friezen handelaren in Noordzeegebied. Netwerk van een
emporia. Sloegen ook munten in het Latijn.
- NZ-cultuur (gedeelde taal, objecten, sociale praktijken)
- Friezen lang in gevecht met de Franken.
- Relatieve welvaart (munten en goudschatten)
1
Syncretisme
Samenvatting Hoorcolleges Nederlandse Geschiedenis Gijs Hoekstra
, Franken (Merovingen)
- Germaanse Heerkönige als regionale opvolgers van het Romeinse gezag. Leiders van
een Gefolgschaft bestaande uit strijders. Voortdurend oorlog om buit uit de delen
onder gevolg, om gevolg te behouden. Gewelddadige samenleving.
- Clovis of Chlodovech (511) katholiek in 508
o Deel Duitsland en ZNL onder zijn controle
- Proces van politieke centralisatie, opkomst vorsten
o Dagobert II is daar een van, probeert Friese gebieden onder zijn gezag te
brengen.
Lukt pas later, door Pepijn II die Friese koning Redbad bij Dorestad
verslaat
- Macht heel persoonlijk: vorsten trokken rond om gebied onder controle te houden.
- Onder Karolingers centralisatie: Aken met hofkapel
Franken (Karolingen)
- Karolingisch bestuur: pagi waarin ambtenaren werden aangesteld. Moesten bevelen
uitvoeren, gecontroleerd door missi dominici, en wetten vanuit capitularia.
- Opvolgingscrisis na dood Karel de Grote, NL uiteindelijk onder Lotharius.
o Lotharius schakelt Vikingen in om delen van zijn gebied te beheersen, zelf niet
in staat om buitengrenzen te verdedigen
Politieke desintegratie
- Vikingen uit Scandinavië die wilden handelen/plunderen/koloniseren
- Karolingen niet in staat om verdediging effectief te organiseren ondanks aanleg
defensieve structuren.
- Vikingen komen ver: Utrecht, Dorestad, Maastricht
o Leidde weer tot andere bewegingen: bisschop Utrecht vlucht weg, handel
verplaatst zich.
- Karolingen wilden recht standaardiseren en introduceerden gewoonterecht
- Vrije inwoners Frankische Nederlanden verplicht belasting te betalen en militaire
diensten te leveren (vazallenrelaties)
o Friese gebieden geen vazzalitische band tussen koningen en aristocraten.
- Vrije status van de inwoners kwam door sociaaleconomische ontwikkelingen in
gevaar.
o Vorsten en grootgrondbezitters probeerden met opkomst van het hofstelsel de
vrijheid van inwoners in te perken.
o Landbezit steeds belangrijker dan verdelen van krijgsbuit en oorlogsvoering.
o Grote domeinen van de koning in handen van lokale heren en religieuze
instellingen
o Konden geweld gebruiken om arbeiders te dwingen land te bewerken vrije
boeren werden horigen.
In NNL nog wel wat meer vrije boeren
o In ZNL-economie getypeerd door onvrije arbeid op grote landerijen.
- Frankische elite interesse in landbouwproductie om luxegoederen aan te schaffen uit
het Noordzeegebied en Scandinavië.
o Fibula VB van een luxegoed
Samenvatting Hoorcolleges Nederlandse Geschiedenis Gijs Hoekstra