Samenvatting “Economics of the public sector”
H1 “Defining public sector repsonsibilities”
De VS is een gemixte economie, wat betekent dat economische acties worden
ondernomen door private bedrijven, maar ook door de overheid. In Europa speelt de
overheid een grotere rol in de economie, maar de rol van privatisering
(overheidsaspecten omzetten tot private bedrijven) is steeds groter geworden. De
grotere rol die de overheid speelt is vooral te wijten aan de economische crisis.
Om de economie van nu te begrijpen is het belangrijk om terug te kijken naar
economische ontwikkelingen in het verleden:
Mercantilisme,
De overheid moet actief industrie en handel stimuleren. De overheid heeft een
gelimiteerde rol en de natuurlijke gang van economie en winst zorgt ervoor dat er
toch goederen worden geproduceerd voor de publieke groep. Alleen bedrijven met
lage prijzen en een aantrekkelijk aanbod houden hun hoofd boven water.
Laissez faire,
Een vorm van economie waar de overheid de private sector compleet loslaat.
Socialisme,
Een grotere macht van de overheid over de economie om zo een eerlijkere verdeling
van middelen te krijgen.
Meningen over de rol van de overheid veranderde drastisch na de Great
Depresssion waar een groot deel van de bevolking zijn baan verloor. De overheid
moest juist een actieve rol gaan spelen om de economie weer recht te trekken. Deze
actieve rol van de overheid werd vastgelegd in de Full Employment Act van 1946.
Enkele gevolgen van de depressie waren:
Onvoldoende banen
Mensen verloren veel geld door het falen van banken en aandelen
Oudere mensen werden opeens zeer arm
Boeren kregen een zodanige lage prijs voor hun producten dat ze hun
hypotheek niet meer konden betalen.
Als reactie op de depressie speelde de overheid niet alleen een actievere rol in de
economie, ook voerde deze wetten in wat betreft de bovenstaande problemen (zoals
een werkloze verzekering) die samenvielen onder de New Deal. Helaas is armoede
nog steeds een groot probleem in Amerika, maar dit betekent niet dat de overheid
zijn handen van de problemen af moet trekken, maar ondanks het falen blijven
helpen. Meer recente problemen zijn bijvoorbeeld de excessieve bewegelijkheid van
de markt en ongelijkheid tussen verschillende inkomstgroepen.
Zowel markten als overheden kunnen falen, beiden beschikken over vele limitaties.
De overheid moet daarom alleen te hulp schieten wanneer markt falen zeer ernstig
zijn en er bewijs is dat de overheid daadwerkelijk een verschil kan maken. Moderne
economen denken dat de overheid problemen alleen kan verlichten, niet oplossen,
dit is dan ook de reden dan private bedrijven een dominantere rol moeten spelen in
de economie.
1
, Vandaag de dag bestaan er twee dominante denkrichtingen wat betreft de rol van de
overheid in de economie: deregulatie en privatisering.
Deregulatie,
Hiermee bemoeit de overheid zich steeds minder met de economie. Hierbij ontstond
overigens wel de gedachte dat door geen regulatie uiteindelijk grotere kosten
ontstonden dan door actieve regulatie. Tussen beiden moest een balans ontstaan.
Privatisering,
Hierbij ontstond een beweging om overheidsinstanties weer privaat te maken.
Economen besturen schaarste, hoe samenlevingen keuzes maken wat betreft het
gebruikt van gelimiteerd beschikbare goederen. Hierbij zijn vier centrale vragen van
belang:
1. Wat wordt geproduceerd?
Hoeveel van onze goederen mogen gebruikt worden om een publiek goed te
produceren? Deze keuze noemen we ook wel het productiemogelijkheden schema.
Dit draait dan om de balans tussen publieke en private goederen. Wil je van de een
meer, dan heb je minder van de ander. Deze is schematisch
weergeven in het hiernaast toegevoegde figuur.
2. Hoe moet het geproduceerd worden?
Privaat? Publiek? Veel werk? Weinig werk? Etc.
3. Voor wie moet het geproduceerd worden?
Wie betaalt en wie heeft een voordeel of juist een nadeel?
4. Hoe worden keuzes gemaakt?
Individueel of juist collectieve beslissingen?
Bij het analyseren van de publieke sector zijn er vier fases:
1. Weten wat voor soort activiteiten de publieke sector uitvoert
en hoe deze worden georganiseerd.
2. Het begrijpen en anticiperen op de consequenties van de
acties die de publieke sector uitvoert.
3. Het evalueren van alternatieve opties voor beleid.
4. Het interpreteren van het politieke proces.
In het analyseren van de economie gebruiken economen eerder modellen dan
experimenten om uitspraken te doen. Wanneer ze modellen gebruiken om
veranderingen of effecten in de economie te voorspellen noemen we dat positieve
economie (wat economie is). Wanneer economen modellen te gebruiken om de voor-
en nadelen van ander beleid tegen elkaar op te wegen noemen we dat normatieve
economie (wat economie moet zijn). Economen zijn het vaak niet met elkaar eens
wat betreft de consequenties van beleid (positieve analyse) en waarden (normatieve
analyse).
H2 “Measuring public sector size”
De VS heeft een federale overheidsstructuur, wat betekent dat overheidstaken op
verschillende niveaus worden uitgevoerd:
Federaal,
Deze is verantwoordelijk voor defensie, post, geld printen etc.
Staat en lokaal,
Politie, educatie, afval etc.
2
, Eigenlijk worden alle taken die niet federaal worden geregeld automatisch
doorgeschoven naar staten en lokale partijen, dit heet subsidiariteit, blijkt dit toch
meer ambigue te zijn dan het lijkt. Bemoeienis van beiden kanten komt steeds meer
voor. Dit maakt dat de grens tussen publiek en privaat vaak blijkt te vervagen. Hierbij
zijn twee belangrijke verschillen van belang:
1. Publieke organisaties beschikken over personeel dat gekozen is, of indirect
voorkomt uit het electorale systeem.
2. Publieke organisaties hebben rechten waarmee zij burgers tot bepaalde zaken
kunnen dwingen.
De voornaamste rol van de overheid is een legaal kader creëren waarin
economische transacties plaats kunnen vinden. Buiten deze algemene taak bestaan
er nog enkele andere:
Productie van producten en diensten.
De regulatie en subsidatie van private producties.
Het inkopen van producten en diensten.
Het herverdelen van inkomens.
Het leveren van legale netwerken
Dit bevat natuurlijk enkele haken en ogen zoals wie uiteindelijk verantwoordelijkheid
draagt (federaal, staat of lokaal) en dat vele overheidsacties als dubbelzijdig gezien
zouden kunnen worden (is het een subsidie of een transfer payment, geld krijgen
zonder daar een dienst of product voor terug te geven).
De distinctie tussen publiek en privaat is dus lastig, ook doordat de scheidslijn steeds
verandert door constante privatisering en nationalisering. Voor technische redenen is
de grootte van overheidsproductie het makkelijkst te meten door te kijken naar
werknemers. Er werken namelijk twee keer zoveel werknemers in de publieke sector
dan in de private sector.
Soms is de overheid geen maker, maar ook geen gebruiker van bepaalde producten,
maar oefent deze nog steeds invloed uit over de private bedrijven. Dit kan zich
vormgeven op verschillende manieren:
Subsidies en belastingen,
Subsidiëring en belastingen zijn met elkaar verbonden. Belasting kan namelijk
gebruikt worden om een ander weet te subsidiëren. Hoeveel belasting er binnenkomt
hangt daarom sterk samen met de belastinguitgaven van de overheid.
Overheidskrediet,
Een speciale vorm van subsidie is dat de overheid krediet levert beneden de rente
van de markt in de vorm van bepaalde leningen met lage rente. Deze worden
geleverd aan gesubsidieerde industrieën zodat de kosten om te handelen zo lager
worden.
Regulatie van zaken,
De overheid probeert een grip te krijgen op zakendoen om werknemers, kopers en
omgeving te beschermen. Zo voorkomt de overheid een markt zonder competitie met
veel discriminatie.
De overheid koopt in een jaar miljarden aan diensten en producten op voor het
publieke goed. Overheidsinkopen zien we als het kopen van diensten en producten
die vervolgens vrij worden gegeven aan de bevolking. Dit is anders dan geld dat
wordt overgemaakt naar bijv. ziekenhuizen of daklozenopvang, dat noemen we
3