Samenvatting
strafrecht
“Grondtrekken van het Nederlandse
strafrecht”
mr. M.J. Kronenberg en dr. B. de Wilde
Zevende druk
Anniek Ent HBO-Rechten NHL Stenden Hogeschool te Leeuwarden juni 2020
,Hoofdstuk 1. Inleiding en hoofdstuk 2. Inleiding materieel strafrecht
Het strafrecht houdt zich bezig met het bestraffen van personen die een strafbaar feit hebben
gepleegd. Het strafrecht regelt wie een straf kan krijgen en waarvoor. Het is een rechtsgebied dat de
verhouding tussen de burgers en de staat regelt.
De staat heeft monopolie op straffen
In Nederland heeft alleen de staat het monopolie op straffen: de enige die een verdachte van een
strafbaar feit voor de (straf) rechter kan brengen is een officier van justitie.
§ Officier van Justitie is een vertegenwoordiger van het staatsorgaan dat belast is met de
vervolging van verdachten (het openbaar ministerie).
§ De OvJ kan een verdachte dagvaarden, zodat hij over zijn daad verantwoording moet afleggen
tegenover een rechter.
§ Een slachtoffer kan een verdachte nooit in het kader van het strafrecht voor de rechter
brengen.
Voegen in de strafprocedure
Binnen het strafrechtelijk systeem bestaat de mogelijkheid voor slachtoffers van strafbare feiten om
als ‘benadeelde’ partij schadevergoeding te verzoeken aan de strafrechter.
§ Een slachtoffer kan een verdachte nooit in het kader van het strafrecht voor de (straf)rechter
brengen. Maar als een slachtoffer schade heeft, hoeft die niet altijd een procedure bij de
burgerlijke rechter te starten. Hij heeft de mogelijkheid om de strafrechter te verzoeken een
schadevergoeding toe te kennen. De strafrechter kan dan een schadevergoeding opleggen.
Wat is het doel van straffen
1. Vergelding.
- Het feit dat een dader gestraft wordt, levert genoegdoening op voor het slachtoffer. De dader
komt niet ongestraft weg met zijn daad.
2. Preventie.
- Men wil geen straf krijgen en daarom zullen zij gedrag dat tot een strafbaar feit kan leiden,
zoveel mogelijk voorkomen.
§ Speciale preventie.
- Gericht op de dader. Je wilt voorkomen dat deze dader nogmaals een strafbaar feit
begaat doordat hij de gevolgen van zijn daad merkt.
- Bijv. het opleggen van een voorwaardelijke straf.
§ Generale preventie.
- Gericht op de maatschappij. Als potentiele daders zien dat je straf krijgt als je doet
wat iets niet mag, dan kan dat hen afschrikken.
Materieel en formeel strafrecht
§ Materieel strafrecht = Wetboek van Strafrecht
- Bepaalt welk gedrag strafbaar is en welke personen daarvoor kunnen worden gestraft.
- Het bevat strafbepalingen, algemene leerstukken en uitbreiding strafbaarheid.
§ Formeel strafrecht = Wetboek van strafvordering: strafprocesrecht
- Bepaalt welke regels moeten worden gevolgd wanneer een norm van het materieel
strafrecht is overtreden of als er een vermoeden is.
- Het bevat regels voor bevoegdheden van politie, duur van voorlopige hechtenis en
inhoud van een dagvaarding.
§ Sanctierecht = Wetboek van Strafrecht en Wetboek van strafvordering
- Heeft betrekking op de voorwaarden waaronder bepaalde straffen mogen worden
opgelegd en ten uitvoer gelegd.
1
,Commune strafrecht en bijzonder strafrecht
Het Wetboek van Strafrecht en Strafvordering worden samen commune strafrecht genoemd.
§ Dit zijn niet de enige wetten waarin het strafrecht is terug te vinden.
§ Strafrecht is ook te vinden in andere wetten in formele zin én lagere regelgeving.
§ Bijv. Wegenverkeerswet, Opiumwet of een plaatselijke verordening.
§ Strafrecht in andere wetten in formele zin en lagere regelgeving worden samen het bijzonder
strafrecht genoemd.
§ Let op: de bepalingen van boek 1 Sr zijn ook van toepassing op feiten die strafbaar zijn gesteld
in het bijzondere strafrecht (art. 91 Sr).
Indeling Wetboek van Sr:
- Boek I: Algemene leerstukken.
- Boek II: Misdrijven.
- Boek III: Overtredingen.
Indeling Wetboek van Sv:
- Boek I: Algemene bepalingen.
- Boek II: Strafvordering in eerste aanleg.
- Boek III: Rechtsmiddelen.
De strafbepaling bestaat uit een:
1. Delictsomschrijving.
§ Geeft aan welk ongewenst gedrag de wetgever strafbaar heeft gesteld.
2. Kwalificatieaanduiding.
§ De vraag hoe het gedrag juridisch moet worden benoemd (titel van het artikel).
§ Ontbreekt vaak in het wetboek van strafrecht. Het wordt dan aangeduid in de
delictsomschrijving.
§ Bijv. art. 300 Sr. Dit artikel gaat over mishandeling. De delictsomschrijving is mishandeling en
daarin ligt ook direct de kwalificatie.
3. Strafbedreiging.
§ Vermeldt de soort en het maximaal op te leggen straf.
De in het Wetboek van Strafrecht opgenomen strafbepalingen kennen soms een expliciete
kwalificatieaanduiding en soms ook niet. In de bijzondere wetten zijn de strafbepalingen vaak volgens
een ander stramien opgebouwd. Het wordt vaak geformuleerd als een verbod.
Definitie strafbaar feit
Een strafbaar feit is een menselijke gedraging die valt binnen de grenzen van een wettelijke
delictsomschrijving, die wederrechtelijk is en die verwijtbaar is.
Componenten strafbaar feit
Om te kunnen spreken van een strafbaar feit moet er aan vier componenten zijn voldaan. Als een van
deze componenten ontbreekt, is er geen sprake van een strafbaar feit à vierlagenmodel.
1. Menselijke gedraging (MG).
2. Wettelijke delictsomschrijving (DO).
3. Wederrechtelijkheid (W).
4. Schuld (als verwijtbaarheid: V).
2
, 1. Menselijke gedraging (MG)
Het moet gaan om een gedraging die verricht is door een natuurlijk persoon of rechtspersoon.
- Een gedraging is een actieve handeling of een nalaten.
- Een gedachte hebben is niet strafbaar.
- Wanneer een gedraging niet wettig en overtuigend bewezen kan worden volgt er vrijspraak.
2. Wettelijke delictsomschrijving (DO)
De menselijke gedraging moet vallen binnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving
- Een gedraging is dus pas strafbaar als zij in de strafwet terug te vinden is à legaliteitsbeginsel.
- Gedragingen in de strafwet moeten daarvoor geïnterpreteerd worden. Wanneer de gedraging
niet in de strafwet is terug te vinden, kan er geen strafbaarheid ontstaan.
- De gedraging moet dus juridisch aan te duiden zijn: voldaan aan de bewoording van de
delictsomschrijving.
Legaliteitsbeginsel (art. 1 Sr)
Een gedraging is strafbaar als die is terug te vinden in een strafwet. Als er geen geschreven
strafbepaling is, dan is een handeling niet strafbaar. Dit volgt uit het legaliteitsbeginsel.
§ Een feit moet gekwalificeerd kunnen worden om strafbaar te kunnen zijn.
§ Een feit is enkel strafbaar uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling.
o Een bepaalde gedraging kan alleen strafbaar zijn op het moment van de daad. Gedrag
achteraf strafbaar stellen is verboden.
§ Dit in verband met de rechtszekerheid.
Vaak zal het bij het juridisch duiden van het delictsomschrijving gaan om het interpreteren van de wet.
De wet beschrijft de gedraging namelijk niet in detail.
Interpretatie van de delictsomschrijving
In iedere individuele strafzaak zal de rechter de feitelijke gedraging uit de tenlastelegging juridisch
moeten benoemen. De feitelijke handeling moet worden vertaald naar een juridische duiding. Je moet
de wet dan interpreteren
§ Het juridisch duiden van een gedraging noem je kwalificatie (art. 350 Sv).
§ De rechter moet na vaststelling dat de verdachte het feit heeft begaan bepalen welke
wettelijke delictsomschrijving van toepassing is op het bewezenverklaarde.
§ Als hij de gedraging niet kan kwalificeren, zal hij de verdachte moeten ontslaan van alle
rechtsvervolging.
Voorbeeld: elektriciteitsarrest
In deze zaak zette een tandarts zijn elektriciteitsmeter stil door er een pinnetje in te zetten. Dit werd
ontdekt en de tandarts werd vervolgd voor diefstal. Diefstal is in art. 310 Sr omschreven als “het
wegnemen van een goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, met het oogmerk op het
zich wederrechtelijk toe te eigenen. De vraag die in deze zaak speelde was of elektriciteit aan te
merken was als enig goed en of het gebruiken hiervan zonder te betalen kon worden aangemerkt als
wegnemen. De HR oordeelde dat dit het geval was omdat elektriciteit een economische waarde heeft
en het gebruiken hiervan zonder ervoor te betalen als wegnemen kon worden beschouwd.
Interpretatiemethoden
De rechter moet soms een wet interpreteren (art. 1 Sr). Er kunnen verschillende
interpretatiemethoden worden gebruikt:
1. Wethistorische interpretatie (totstandkominggeschiedenis)
2. Grammaticale interpretatie (taalkundige betekenis).
3. Systematische interpretatie (systematiek van de wet).
3
, 4. Teleologische interpretatie (doel van de wet).
3. Wederrechtelijkheid (W)
Wederrechtelijkheid betekent een gedraging in strijd met het recht. Het gaat hierbij om de gedraging
en niet om de vraag over verwijtbaarheid of schuld van de dader.
§ Met het vervullen van de delictsomschrijving is de wederrechtelijkheid meestal vervult.
§ Tenzij er sprake is van een rechtvaardigingsgrond.
o In dat geval is de gedraging niet wederrechtelijk en kan geen straf worden opgelegd.
o Bijvoorbeeld bij noodweer: wanneer je thuiskomt en je een inbreker aantreft, die
vervolgens dreigend met een mes op je afkomt. Je mag je dan verdedigen. Je pakt een
vaas van de tafel en slaat daarmee de inbreker knock-out. Als de inbreker aangifte
doet voor mishandeling en daarmee een vervolging wordt in gesteld, zal aan de
delictsomschrijving van mishandeling zijn voldaan. Echter, je gedraging was niet
wederrechtelijk, omdat er een rechtvaardigingsgrond was, namelijk noodweer
(art. 41 Sr).
o De uitspraak zal luiden: “ontslag van alle rechtsvervolging (OVAR)”.
4. Schuld (als verwijtbaarheid: V)
Er moet sprake zijn van verwijtbaarheid.
§ Er wordt geen straf opgelegd zonder dat er sprake is van schuld.
§ Daarbij wordt gekeken naar de vraag of de dader redelijkerwijs een ander optie had dan het
overtreden van de wet. Wanneer er een andere optie was, is er sprake van verwijtbaarheid.
§ Met het vervullen van de delictsomschrijving is schuld meestal vervult.
§ Tenzij er sprake is van een schulduitsluitingsgrond
o Bijvoorbeeld bij ontoerekeningsvatbaarheid: wanneer een schizofreen zonder enige
reden een kogel op een vrouw afvuurt en deze persoon ter plekke overlijdt. In dit
geval is er sprake van ontoerekeningsvatbaarheid en kan de daad niet aan de
schizofreen worden verweten (wegens geestelijke stoornis).
o De uitspraak zal luiden: “ontslag van alle rechtsvervolging (OVAR)”.
Bestanddelen en elementen
De componenten van een strafbaar feit kunnen worden gescheiden in bestanddelen en elementen.
§ Bestanddelen
§ Bestanddelen zijn onderdelen waaruit een delictsomschrijving is opgebouwd.
§ Als een persoon voldoet aan de bestanddelen, dan wordt de delictsomschrijving vervuld.
Daarna moet er aan de elementen wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid zijn voldaan om
strafbaar te kunnen zijn.
Voorbeeld art. 188 Sr:
Hij die aangifte of een klacht doet dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is,
wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
In deze delictsomschrijving komen twee bestanddelen naar voren:
- Aangifte of een klacht doet dat een strafbaar feit gepleegd is.
- Wetenede dat het niet gepleegd is.
Iemand die voor de grap een moord aangeeft, vervult beide bestanddelen en verricht dus een
gedraging die valt binnen de delictsomschrijving.
Officier van Justitie
De OvJ neemt alle bestanddelen op in de tenlastelegging. Vergeet de OvJ een bestanddeel, dan heeft
hij immers een feit ten laste gelegd dat niet kan worden gekwalificeerd en zal de verdacht moeten
worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
4
, § Elementen
§ Elementen zijn voorwaarden voor strafbaarheid die niet in de delictsomschrijving zijn
opgenomen.
§ Wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid zijn elementen waaraan moet zijn voldaan om
strafbaar te kunnen zijn.
Wederrechtelijkheid als bestanddeel i.p.v. element
De vier componenten van een strafbaar feit zijn behandeld, waarbij er onderscheid is gemaakt tussen
bestanddelen en elementen. Maar er kan iets bijzonders voor doen:
§ Art. 350 lid 1 Sr: In deze delictsomschrijving staat het woord “wederrechtelijk”. Nu dit woord
in de delictsomschrijving staat is het geen element meer, maar een bestanddeel.
§ Om de delictsomschrijving te vervullen moet er dan ook sprake zijn van wederrechtelijkheid.
Gevolg voor vierlagenmodel
Wanneer wederrechtelijk een bestanddeel is, heeft dit een gevolg voor het vierlagenmodel. Er blijven
namelijk maar drie lagen over (menselijke gedraging, delictsomschrijving en schuld). Dit omdat de
wederrechtelijkheid in de delictsomschrijving terecht is gekomen
Belang van het verschil bestanddeel en element
§ Wanneer er niet aan de bestanddelen wordt voldaan, dan volgt vrijspraak.
§ Wanneer er niet aan de elementen worden voldaan, dan volgt ontslag van alle
rechtsvervolging.
Samengevat: wederrechtelijkheid is altijd een voorwaarde voor strafbaarheid. Soms staat
wederrechtelijkheid in de delictsomschrijving. Dan is wederrechtelijk geen element, maar een
bestanddeel. Wanneer bij zo’n delict de wederrechtelijkheid ontbreekt, kan men zeggen dat het delict
niet gepleegd is. De bestanddelen zijn dan niet allemaal vervuld. Als in de normale situatie
(wederrechtelijkheid als element) ontbreekt, is dit anders. Dan is de delictsomschrijving wel vervuld.
Nog steeds is er geen strafbaar feit gepleegd, omdat hoe je het ook wendt of keert, de
wederrechtelijkheid ontbreekt.
Casus ter illustratie: wederrechtelijkheid als bestanddeel of element:
Piet heeft de sleutels van zijn auto per ongeluk in het contactslot laten zitten en heeft daarna het
portier dichtgegooid. De auto is verder helemaal afgesloten. Omdat hij de reservesleutels kwijt is, belt
hij een bevriende monteur. De monteur probeert tevergeefs met verschillende lopers het slot open te
krijgen. Na een tijdje klungelen komen Piet en de monteur tot dezelfde conclusie: om de sleutels te
pakken te krijgen moet de ruit eruit. De monteur slaat vervolgens de ruit kapot. Is er sprake van
vernieling?
Het antwoord op deze vraag is: nee. De monteur maakt weliswaar de ruit kapot, maar toch maakt hij
zicht niet schuldig aan vernieling in de zin van de wet. Het is pas vernieling in de zin van artikel 350 Sr
als dit wederrechtelijk gebeurt. De monteur maakt hier wel opzettelijk een god kapot, maar de
wederrechtelijkheid ontbreekt door het feit dat Piet het ermee eens is dat de ruit kapotgeslagen
wordt.
Als het woord wederrechtelijk niet voor zou zijn gekomen in de delictsomschrijving, zou de
delictsomschrijving luiden: hij die opzettelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielt, etc. De gedraging die de monteur verricht zou in dat geval wél een vernieling in
de zit van de wet zijn. Hij slaat immers opzettelijk de ruit van piet in. Omdat de monteur toestemming
5
, heeft van Piet, een rechtvaardigingsgrond, ontbreekt dan alsnog de wederrechtelijkheid (in dit geval
als element) en pleegt de monteur geen strafbaar feit.
Soorten delicten: misdrijven en overtredingen
Strafbare feiten zijn onder te verdelen in misdrijven en overtredingen. Of een strafbaar feit een
misdrijf of een overtreding is, is afhankelijk van de ernst van het strafbare feit: misdrijven zijn over het
algemeen ernstigere feiten dan overtredingen.
§ Misdrijven zijn opgesomd in boek 2 Sr.
§ Overtredingen zijn opgesomd in boek 3 Sr.
Belang van onderscheid
1. Procesrechtelijke reden: de absolute competentie verschilt.
2. Poging tot overtreding en medeplichtigheid aan overtreding zijn niet strafbaar.
3. Verschil in soorten dwangmiddelen: aftappen van telefoon mag alleen in geval van misdrijf.
Formele en materiele delicten
Het onderscheid tussen formele en materiele delicten heeft betrekking op de manier waarop een
delict in de wet is omschreven.
§ Formele delicten:
- Een specifiek omschreven activiteit, de handeling is strafbaar gesteld.
- Voorbeeld: het wegenemen van een goed, meer dan 40 km/u te hard rijden, het invoeren van
cocaïne.
§ Materiële delicten (gevolg delicten)
- Niet de handeling is strafbaar, maar het veroorzaken van een gevolg is strafbaar gesteld.
- Het is niet van belang welke handeling heeft geleid tot het strafbare gevolg.
- Voorbeeld: doodslag, art. 287 Sr.
Commissiedelicten, omissiedelicten en oneigenlijke omissiedelicten
§ Commissiedelicten:
- In de meeste delictsomschrijvingen wordt een doen, een handelen (of het gevolg daarvan)
strafbaar gesteld. Stelen, vermoorden, vervalsen, het zijn allemaal feiten die een actief
handelen veronderstellen. Je handelt actief.
§ Omissiedelicten:
- Een feit gepleegd door nalaten te handelen. Je handelt passief (art. 450 Sr).
- Het moet duidelijk zijn wie had moeten handelen.
Voorbeeld art. 450 Sr
Als een man in het Amsterdamse grachtenwater verdrinkt omdat niemand de helpende hand
toesteekt, geldt voor iedereen in Amsterdam dat hij/zij geen hulp heeft verleend aan iemand in
levensgevaar. Dit artikel geeft aan welke personen eigenlijk hadden moeten handelen, namelijk zij die
getuige zijn van het levensgevaar en hulp kunnen bieden zonder gevaar voor zichzelf.
§ Oneigenlijk omissiedelict:
- In de wet staat het als commissiedelict geformuleerd, terwijl het wordt gepleegd door een
nalaten. In de wettekst staat in dit soort gevallen niet vermeldt wie verplicht was om te
handelen. Daarom zal de rechter in concrete gevallen moeten uitmaken wie onder
omstandigheden tot handelen verplicht was.
6