Hoofdstuk 1 De orthopedagogische vraagstelling
1.1 Ontwikkelen en opvoeden: het opvoedingsproces
Op weg naar volwassenheid is een kind gericht op zelfontplooiing. Het is de
verantwoordelijkheid van de opvoeder om deze ontwikkelingsgang zo optimaal mogelijk te
ondersteunen. Het verloop van de zelfontplooiing is in grote mate afhankelijk van de manier
waarop de leefsituatie op het kind inwerkt. De omstandigheden van het kind hebben een
onmiskenbare uitwerking op de ontplooiing van het kind tot de mens die het worden kan.
Dit betekent niet dat het kind in ontwikkeling is overgeleverd aan zijn leefsituatie en in het
bijzonder aan zijn opvoeders. Hoewel kinderen heel afhankelijk van hun opvoeders zijn,
leveren ze ook zelf grote bijdragen aan hun ontwikkeling. Het is binnen het interactieproces
soms moeilijk te onderscheiden wie het voortouw neemt; de opvoeder of het kind.
Dat moeilijke perioden voorkomen hoort bij het opvoeden. De problemen kunnen echter ook
te groot worden. De opvoedingssituatie kan zo problematisch worden dat de opvoeder en
het kind elkaar niet meer voldoende kunnen bereiken. In dat geval kan een beroep gedaan
worden op hulpverleners die orthopedagogisch geschoold zijn. Hun kennis en vaardigheden
zijn erop gericht het natuurlijke, maar vastgelopen opvoedingsproces te ondersteunen.
Kenmerkend voor de orthopedagogiek is het gericht zijn op het verbeteren van het
pedagogisch handelen.
1.2 Stagnerend opvoedingsproces en de orthopedagogische vraagstelling
Binnen de orthopedagogiek is de theorie van Kok (1998) over ‘specifiek opvoeden’ een
belangrijke. De grondslagen ervan vormen de fundamenten van dit boek. Kernbegrip in deze
theorie is het begrip ‘orthopedagogische vraagstelling’. Hiermee wordt krachtig aangegeven
dat het orthopedagogisch handelen moet beantwoorden aan de specifieke
opvoedingsbehoefte van het kind: aan zijn vraagstelling.
In het ontwikkelingsverloop onderscheidt Kok drie aspecten: het affectieve, het cognitieve en
het conatieve ontwikkelingsaspect. De opvoeding wordt eveneens geanalyseerd naar drie
essentiële aspecten, hier opvoedingsdimensies genoemd: relatie aangaan en onderhouden,
klimaat scheppen en aanpassen en situatie hanteren.
Wanneer de wisselwerking tussen de ontwikkeling en de opvoeding niet adequaat verloopt
en er dus sprake is van een stagnerend opvoedingsproces, zal dat te lezen zijn in het
gedrag van het kind. Gedrag wordt dan opgevat als een signaal. Duidelijke signalen zijn
bijvoorbeeld extreem teruggetrokken gedrag, eetproblemen en veel conflicten. Als de
signaalfunctie van het gedrag van een kind in een stagnerend opvoedingsproces niet, of
onvoldoende, wordt opgepikt, dan kunnen psychosociale problemen ontstaan.
Hoofdstuk 2 Het opvoedingsproces nader beschouwd
,2.1 De ontwikkelingsaspecten nader beschouwd
Om te bezien hoe het kind zich als uniek persoon ontwikkelt, is het nodig om de manier
waarop dit kind voelt, kennis vergaart en doelen nastreeft te bestuderen. Bij deze analyse
hoe het kind zich ontwikkelt worden de drie ontwikkelingsaspecten, het affectieve, het
cognitieve en het conatieve ontwikkelingsaspect, nader onder de loep genomen.
2.1.1 Het affectieve ontwikkelingsaspect
Het affectieve ontwikkelingsaspect betreft de aard en het niveau van de relationele en
emotionele ontwikkeling: de ontwikkeling van de mens als gevoelswezen. In de sociale
interacties binnen en buiten het gezin speelt dit affectieve aspect een belangrijke rol. Er zijn
tal van invloeden die inwerken op de manier waarop het kind zich affectief ontwikkelt. We
onderscheiden de volgende invloeden:
● De invloed van de opvoeding en het directe opvoedingsmilieu
Ouders leveren als eerste opvoeders een zwaarwegend aandeel in de affectieve
ontwikkeling van het kind. Zij leggen en onderhouden contact en reageren op de
toenaderingspogingen die van het kind uitgaan. De ouders zijn voor het kind het eerste
hechtingspunt, en een veilige hechting biedt de beste vooruitzichten voor een evenwichtige
sociaal-emotionele ontwikkeling.
● De invloed vanuit het kind zelf
Elk kind ontwikkelt zich in affectief opzicht op zijn eigen unieke wijze. Zeker bij het ouder
worden zal het zich, geleerd door ervaringen, in meer of mindere mate open stellen of
afsluiten voor ervaringen en belevingen met een emotionele lading.
● Samenhang met het cognitieve en conatieve ontwikkelingsaspect
Gevoelens worden benoemd en krijgen daardoor een plaats. De taalontwikkeling
ondersteunt de affectieve ontwikkeling in die zin dat gevoelens daardoor geuit en
uitgewisseld kunnen worden. Door de cognitie kan een verfijning aangebracht worden,
waardoor een meer gedifferentieerd gevoelsleven en een ‘rijker’ binnenleven ontstaat.
Het conatieve aspect is eveneens van grote invloed op de affectieve ontwikkeling: datgene
waar het kind als kiezend streefwezen op gericht is zal het ook het meest beroeren.
● De aanleg
Er kan sprake zijn van een erfelijke predispositie voor emotionele kwetsbaarheid. Soms
geeft een aangeboren stoornis in de waarneming en concentratie reden tot een ‘anders’
interpreteren en verwerken van emoties. Ook aangeboren contactbeperkingen kunnen
doorwerken in affectief opzicht.
● Culturele invloeden
Wat de culturele mores inhouden over de waardering van het uiten van gevoelens door
kinderen, beïnvloedt de sociaal-emotionele uitwisseling. Voor een interpretatie van gedrag
ten aanzien van dit affectief ontwikkelingsaspect, is het van belang inzicht te hebben in de
culturele achtergrond van de opvoeders.
2.1.2 Het cognitieve ontwikkelingsaspect
Het cognitieve ontwikkelingsaspect verwijst naar de aard en het niveau van de ontwikkeling
van het kennen en kennis verwerven: de ontwikkeling van de mens als kenwezen. Het kind
vergaart op zijn eigen wijze kennis over wat om hem heen gebeurt. Op welke manier het
kind zich cognitief ontwikkelt aan zaken, personen en gebeurtenissen om hem heen hangt
mede af van zijn cognitief analytisch vermogen. Daarnaast van een andere belangrijke factor
binnen de cognitieve ontwikkeling: de factor flexibiliteit. Het gaat dan om het vermogen om
op soepele wijze in te kunnen spelen op veranderingen in structuren.
Er zijn tal van invloeden die inwerken die inwerken op de manier waarop het kind zich
cognitief ontwikkelt. Daarbij bestaat tussen al deze verschillende invloeden een
, voortdurende wisselwerking. De belangrijkste zijn:
● De invloed van de opvoeders en het directe opvoedingsmilieu
Opvoeders en andere belangrijke personen spelen een actieve beïnvloedende rol in het
leven van het kind. Bepaalde omstandigheden binnen de opvoedingscontext kunnen het
ontwikkelen in eigen tempo en naar eigen mogelijkheden onder druk zetten. Het kind kan
dan door de belastende omstandigheden onvoldoende energie besteden aan het leren
kennen van de wereld en moet zich meer, en soms bijna alleen, richten op overleven.
De opvoeder is een belangrijke factor in het ‘leren te leren’ aan het kind. Daarnaast speelt
de opvoeder een belangrijke rol in de wijze waarop het kind leert denken. Als de opvoeder in
staat is te doorzien hoe het kind met informatie omgaat, zowel in het verwerven als in het
verwerken van de informatie, kan hij het kind ‘leren te leren aan het leven’. Naast leren leren
en denken zijn de interpretatie van gevoelens en het leren van sociale interacties sterk
opvoedingsafhankelijk.
● De invloed van het kind zelf
Op grond van aanlegfactoren en door de mate waarin de belangstelling van het kind voor
zijn omgeving wordt gewekt, is het kind zelf een belangrijke beïnvloedende factor in zijn
cognitieve ontwikkeling. De meeste kinderen hebben een ontwikkelingsbereidheid, zo niet
een drang.
● Samenhang met het affectieve en conatieve ontwikkelingsaspect
Indien het affectieve ontwikkelingsaspect onder druk staat, bijvoorbeeld doordat de hechting
problematisch verloopt, zal het kind al zijn energie steken in het overleven in een voor hem
onveilige wereld. Indien het kind zich te veel voegt naar de wensen van de opvoeder, zal de
beoordelingsgevoeligheid hem minder taakgericht en faalangstig maken.
Wanneer het conatieve ontwikkelingsaspect onder druk staat omdat het kind zichzelf
onvoldoende als een zelfstandige ‘kennisverwerver’ beleeft of omdat het kind zich te
egocentrisch naar anderen opstelt, zal het kind onvoldoende leerervaringen opdoen.
● De aanleg
Het kind wordt geboren met een breed scala aan mogelijkheden. Momenteel is er in het
denken over de invloed van aanleg- en omgevingsfactoren een tendens in de richting van de
factor ‘aanleg’. Bij de cognitieve ontwikkeling is het zeker zo dat de aanlegfactor van groot
belang is. Toch is ieder kind uniek in het samenspel van deze aanlegfactoren. Naast het
samenspel tussen aanlegfactoren is het nog belangrijker te kijken naar de interactie tussen
aanleg en omgevingsfactoren. Vroegtijdige onderkenning van een cognitieve stoornis is nog
al eens gebonden aan het opleidingsniveau van de ouders, waarmee aangetoond wordt dat
de omgevingsfactor sterk bepalend kan zijn in de verdere ontwikkeling van het kind.
● Culturele invloeden
Intellectuele ontwikkeling is sterk afhankelijk van interesses van de personen in de directe
omgeving en van de communicatie daarover. Culturele bepaaldheid van de cognitieve
ontwikkeling blijkt echter verder te gaan dan alleen deze huiselijke omstandigheden.
Sociaalpsychologische studies geven aan dat er in te onderscheiden culturen sprake is van
een diversiteit in intellectueel functioneren en in de ‘output’ van deze intelligentie.
2.1.3 Het conatieve ontwikkelingsaspect
Het conatieve ontwikkelingsaspect betreft de aard en het niveau van de ontwikkeling van het
streven naar ontplooiing van zijn eigenheid: de ontwikkeling van de mens als kiezend
streefwezen. Een kind heeft vanaf het prille begin de behoefte zijn mogelijkheden te
ontwikkelen, om letterlijk en figuurlijk te groeien, om zichzelf te verwerkelijken. De keuzes
die het kind maakt komen voort uit zijn eigenheid en geven op hun beurt ook weer steeds