Psychopathologie HC 1
DSM/5 Diagnose
1. Classificatie van het syndroom volgens DSM/5
a. Kernsymptomen
b. Facultatieve symptomen
Psychiatrische diagnose individuele patiënt bevat daarnaast:
2. Betekenis die de symptomen hebben voor de patiënt
3. Fase van ontwikkeling, de ernst, de complicaties en de uitbreiding van het ziektebeeld
4. Predisponerende, luxerende en onderhoudende somatische, psychische en sociale
ethiopathogenetische factoren.
5. Functionele beperkingen
6. Factoren die van invloed zijn op het beloop en de behandeling
- Co-morbiditeit: Twee of meer psychiatrische stoornissen tegelijkertijd aanwezig die elkaar
wederzijds beïnvloeden
- Differentiële diagnose: een stoornis die qua verschijnselen veel overlap heeft met een andere
stoornis, maar er wordt niet voldaan aan alle criteria in de DSM5
- Differentieel diagnostisch proces: andere stoornissen met deels overlappende kenmerken
uitsluiten
Verklaring comorbiditeit
- Drie modellen die verklaring bieden tussen persoonlijkheidsstoornis en andere stoornis:
o Primaire persoonlijkheidsmodel
eerst een persoonlijkheidsstoornis, later komt er een andere stoornis bij, of het een gaat
over in het ander
Kwetsbaarheidshypothese: wanneer je een psychische stoornis hebt ben
je kwetsbaarder om ook andere stoornissen
te ontwikkelen
Continuïteitshypothese: Je hebt een psychische stoornis die overgaat
in een andere psychische stoornis (de
stoornis wordt erger waardoor je ook voldoet
aan een andere psychische aandoening)
o Secundaire persoonlijkheidsmodel
eerst een andere stoornis, later een persoonlijkheidsstoornis
Schijnbare persoonlijkheidsverandering: Door een bepaalde ervaring/
aandoening verandert de
persoonlijkheid. Dit gaat over
na de aandoening.
, Kortdurende persoonlijkheidsverandering: De eerste aandoening is
voorbij maar de
persoonlijkheid blijft nog
aanhoudend veranderd
(Kortdurend).
Echte, blijvende persoonlijkheidsverandering: Langdurige verandering in de
persoonlijkheid
o Gemeenschappelijke etiologiemodel
Risicofactoren/familiair, min of meer tegelijkertijd ontwikkelen er verschillende psychische
stoornissen
Behandeling Co-morbiditeit
Invloed persoonlijkheidspathologie op andere stoornis:
- Invloed op effectiviteit van behandeling andere stoornis:
o Over algemeen wel niet co-morbide: zelfde effect behandeling
o Tricyclische antidepressiva: BPS is contra-indicatie
- Invloed op indicatiestelling behandeling andere stoornis:
o ASP bij verslaving: Cognitieve gedragstherapie
o Geen ASP bij verslaving: Interpersoonlijke psychotherapie
- Invloed op het behandelproces
o Attitude van de behandelaar is belangrijk: afstemmen op type persoonlijkheid
Dubbeldiagnose, voorbeelden van behandelvoorbeelden:
- IDDT (Integrated Dual Disorder Treatment): psychiatrie en verslaving
o Kenmerken: Kennis, gelijke aandacht aan beide stoornissen, fasebehandeling,
geïntegreerd behandelplan, motiverende gespreksvoering, counseling bij
middelenmisbruik, groepsbehandeling, familiebegeleiding, zelfhulp,
farmacologische behandeling
- ACT (Assertive community treatment): severe mental illness
o Kenmerken: Sterk outreachend, hoge contactfrequentie, lage Caseload (10 pat. op 1 fte),
multidisciplinair team (ook ervaringsdeskundige), teambenadering met gedeelde
caseload, continuïteit van het team waarborgen, samenwerking met steunsysteem,
diensten worden aangeboden binnen de locale gemeenschap, hulpverlening is niet aan
tijdgebonden.
Persoonlijkheidsstoornissen (DSM cluster)
Cluster A: Cluster B: dramatische Cluster Cluster C: Angstige Cluster
Zonderlingen/Vreemden
Cluster
- Paranoïde - Antisociaal - Vermijdend
- Schizoïde - Borderline - Afhankelijk
- Schizotypisch - Histrionisch - Dwangmatig
- Narcistisch
- Cluster A: Zonderlingen/Vreemden cluster
Vreemd, excentriek en zonderling
Vaak cognitieve en perceptuele stoornissen
Beperkte emotionele expressie
, Terugtrekken uit sociale contacten
Sociaal vaak ‘onhandig’ en overgevoelig
Geen helder zelfbeeld/doel
- Cluster B: Dramatische cluster
Duidelijk zichtbaar gedrag: dramatisch, emotionneel, impulsief, extravert
Conflicten met anderen
Anderen als oorzaak van eigen problemen zien
- Cluster C: Angstige Cluster, stoornissen komen voort uit angst
Angst staat centraal
Geen opvallend gedrag, introvert
Oorzaak van problemen bij zichzelf zoeken (slachtofferrol)
In staat tot zelfreflectie
DSM5: Persoonlijkheidsstoornis
A. Duurzaam patroon van innerlijke ervaringen en gedragingen dat binnen de cultuur van de
betrokkene duidelijk afwijkt van de verwachtingen. Dit patroon wordt zichtbaar op twee (of
meer) van de volgende terreinen:
i. Cognities: de wijze van waarnemen en interpreteren van zichzelf, anderen en
gebeurtenissen
ii. Affecten: de variatie, intensiteit, labiliteit en adequaatheid van emotionele
reacties
iii. Interpersoonlijk functioneren: contacten met anderen
iv. Impulsbeheersing
B. Het duurzame patroon is star/inflexibel en uiit zich op een breed terein van persoonlijke en
sociale situaties
C. Het duurzame patroon veroorzaakt in belangrijke mate lijden en beperkingen in het sociale
en beroepsmatig functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen
D. Het patroonn is stabiel en van lange duur, het begin kan worden teruggevoerd op ten minste
de adellocentie of vroege volwassenheid
Cluster A: Schizoïde persoonlijkheidsstoornis
- Voorkeur voor solistische bezigheden
- Weinig plezier beleven aan activiteiten
- Geen verlangen naar intieme (en seksuele) relaties
- Ongevoelig voor lof of kritiek
- Gevoelsarmoede (beperkte expressie)
- Komt kil en afstandelijk over
- Egosyntoon: wordt ervaren als bij persoon passend
- Geen hulpvraag, redelijk functioneren, weinig in GGZ
Cluster A: Schizotypische persoonlijkheidsstoornis
- ‘vreemd’ en exentriek gedrag (vanuit eigenaardige overtuigingen/waarnemingen)
- Vaak paranoïde en wantrouwend in contact met anderen
- Buitensporige sociale angst ook in vertrouwde omgeving
- Verminderd vermogen om (intieme) relaties met andere aan te gaan
- Inadequaat of beperkt affect
- Egodystoon: zich anders voelen, het gevoel dat hij er niet bij hoort
- Lijkt op schizofrenie, maar minder ernstige symptomen
Cluster A: Paranoïde persoonlijkheidsstoornis
- Wantrouwen en achterdocht staat op de voorgrond
- Interpreteren anderen als kwaadwillend
- Vastomlijnde rigide manier van denken