Week 1
● De onderverdeling, de kenmerken en de uitgangspunten van het
socialezekerheidsstelsel in Nederland benoemen;
Uitgangspunten
- Solidariteit
- Gezamenlijk dragen van risico's
- Collectiviteit
- Maatschappelijke en politieke bereidheid gezamenlijk bij te dragen
Doelstellingen (pijlers) SZ
- Inkomenszekerheid (was het vroeger sterk op gericht). Sociale minimum
- Waarborgfunctie
- Re-integratie / trampoline functie - werd later belangrijker
- Activeringsfunctie
Van oudsher verzorgingsstaat. Werd voor ons gezorgd. Zorgverzekeraar was de staat
Verschuiving naar dat burger inspraak wil hebben en staat minder geld heeft;
overheidstaken worden overgeheveld naar private partijen. → verzekeringen.
Komt dus meer marktwerking. Kwamen sociale partners. Er wordt wat van de
burgers verwacht.
● Benoemen door welke instanties de sociale verzekeringswetten worden
uitgevoerd;
● UWV
● SVB
● Zorgverzekeraars
● Gemeente
● Belastingdienst
● Aan de hand van een casus beoordelen of en wanneer iemand recht heeft op
een werknemers-, volksverzekering en een sociale voorziening;
Volksverzekeringen
1. Kring van verzekerden → alle ingezeten in Nederland
2. Financiering → premies inkomstenbelasting
3. Uitvoering → SVB, Zorgkantoren en Ziektekostenverzekeraars
4. Voorwaarden → alle ingezeten in Nederland van rechtswege
Voorbeelden: AKW, AOW, Anw, Wlz, Zvw
Werknemersverzekeringen
1. Kring van verzekerden → alle werknemers
2. Financiering → Premieheffing gebaseerd op loon
3. Uitvoering → UWV
4. Voorwaarden → verplichte verzekering voor alle werknemers
Voorbeelden: WW, ZW, WAO (gesloten door nieuwe gevallen na 2014, nu WIA), WIA
Sociale voorzieningen
, 1. Kring van verzekerden → iedere Nederlander en legaal verblijvende
vreemdeling
2. Financiering → Algemene middelen via belastingopbrengst
3. Uitvoering → Gemeente, UWV en SVB
4. Voorwaarden → Vangnetregeling: er is geen voorliggende voorziening. Dus
als je niet op een andere manier in je inkomen kan voorzien, heb je hier
recht op.
Voorbeelden: PW, AIO, Wmo 2015, JW, Wajong, TW (toeslagenwet)
● Aan de hand van een casus bepalen of iemand recht heeft op een
bijstandsuitkering.
Participatiewet → art 19
Lid 1:
- Onverminderd Paragraaf 2.2
Artikel 11 - 16
11: rechthebbenden
→
Lid 1: Nederlander, in NL woonachtig, beschikt niet over middelen om in
noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien
→ recht op bijstand van overheidswege
Lid 2: Nederlander is ook rechtmatig woonachtige vreemdeling + uitzondering
Uitzondering: je mag niet beroepen op rechtsbijstand in het land waar je werkt, zoals een
Belg die in Nederland werkt.
12: onderhoudsplicht ouders
18, 19 of 20 jaar slecht recht op bijzondere bijstand als de noodzakelijke kosten uitgaan
boven norm + geen beroep doen op ouders
13: uitsluiting bijstand
Lid 1:
a. Gevangenis
b. Onttrekt aan tenuitvoerlegging - vlucht
c. Militaire dienstplicht
d. Werkstaking
e. Langer dan 4 weken verblijf houdt buiten NL
f. Jonger dan 18 jaar
g. Ter aflossing van schuldenlast + genoeg middelen
h. Uitreiziger
Lid 2: GEEN recht
a. 18, 19 of 20 + in inrichting
b. Onbetaald verlof geniet van WW
c. Jonger dan 27 jaar en bekostigd onderwijs
i. aanspraak op stufie
ii. geen aanspraak stufie en volgt geen onderwijs
iii. Uit wiens houding en gedragingen blijkt dat hij arbeidsverplichtingen niet wil
nakomen
14: niet-noodzakelijke kosten
Lid 1: niet tot noodzakelijke kosten van bestaan gerekend:
, a. alimentatieverplichtingen
b. boete
c. schade
d. vrijwillige premiebetaling
e. kosten medische behandelingen en ontwikkelingsgeneeskunde en buiten NL
15: voorliggende voorziening
Art 5 Pw; definitie :
voorliggende voorziening: elke voorziening buiten deze wet waarop de belanghebbende of het gezin
aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging
van specifieke uitgaven.
Geen recht op bijstand bij beroep voorliggende voorziening. Deze moet toereikend en
passend zijn.
Denk aan ziektekosten; zorgverzekeringswet. Als het daar niet wordt uitgekeerd kan je daar
geen bijzondere bijstand voor aanvragen omdat dat niet als noodzakelijk wordt gezien in zvw
16: zeer dringende reden
Geen recht op bijstand, kan college van afwijken door zeer dringende reden.
- Heeft de alleenstaande of het gezin
Art 4 Pw, lid 1 onder a - e
- Recht op algemene bijstand
Art 5 Pw onder a: Bijstand: algemene en bijzondere bijstand
Onder b: algemene bijstand: de bijstand ter voorziening in de algemeen noodzakelijke
kosten van het bestaan
Onder c: bijstandsnorm
Onder d: bijzondere bijstand
Onder e: voorliggende voorziening
- Het in aanmerking te nemen inkomen lager is dan de bijstandsnorm OF
Art 31 Pw: middelen
Art 32 Pw: inkomen
Art 33 Pw: bijzonder inkomen
- Er geen in aanmerking te nemen vermogen is
Art 34 Pw: vermogen
→ 5 voorwaarden voor bijstand
