kennistoets 3
CGO
CLASSIFICATIES
GORDON – te gebruiken in zh
Wel te gebruiken in ZIEKENHUIS
Het classificatiemodel van Majory Gordon kent 11 Gezondheidspatronen.
De functionele gezondheidspatronen van individuele patiënten, gezinnen en buurten/wijken ontstaan vanuit
de wisselwerking tussen patiënt en omgeving.
Elk patroon brengt tot uitdrukking de:
Lichamelijke integratie
Geestelijke integratie
Sociale integratie
Geen enkel patroon kan zonder kennis van de andere patronen worden begrepen. De functionele
gezondheidspatronen worden beïnvloed door lichamelijke, ontwikkelingsbepaalde, culturele, sociale en
spirituele factoren. Bij ziekte kunnen dysfunctionele gezondheidspatronen optreden. Ook kunnen
dysfunctionele gezondheidspatronen tot ziekte leiden.
1. Patroon van gezondheidsbeleving en -instandhouding
2. Voeding/stofwisselingspatroon
3. Uitscheidingspatroon
4. Activiteitenpatroon
5. Slaap/rustpatroon
6. Cognitiepatroon en waarnemingspatroon
7. Zelfbelevingspatroon
8. Rollen/relaties patroon
9. Seksualiteit/voortplantingspatroon
10. Stressverwerkingspatroon
11. Waarden/overtuigingenpatroon
ACTIZ – thuiszorg, niet zh
ANAMNESE VOLGENS ZORGLEEFPLAN VAN ACTIZ
Vier domeinen: alle aspecten die belangrijk zijn voor de kwaliteit van leven
Vraaggerichte zorgverlening
Individuele wens staat centraal/hoe wil de cliënt zijn leven leiden/welke ondersteuning is daarbij nodig
Deze vier levensdomeinen zijn:
1. het mentale welbevinden van de cliënt als persoon
2. het lichamelijke gevoel van welbevinden en gezondheid
3. daginvulling volgens eigen interesse
en onderhouden van sociale contacten
(participatie)
4. de woon- en leefomstandigheden
Werkt met het ZorgLeerPlan dat helemaal uitgaat
van de wensen en de mogelijkheden van de cliënt.
Het zorgleefplan kan een goed hulpmiddel zijn om
de afspraken tussen cliënt en zorgaanbieder vast te
leggen. Centraal begrip in de zorgverlening is
‘Kwaliteit van Leven'.
, NIC – EBP interventies voor vpk diagnoses
Voor het kiezen van interventies wordt vervolgens de Nursing Interventions Classification (NIC) gebruikt.
Hierin staat voor elke verpleegkundige diagnose de beste interventie beschreven met wetenschappelijk
onderzoek als bewijs.
NIC: Interventies: bij alle diagnoses van de NANDA hoort een classificatie van interventies.
NOC
NOC – zorgvrager staat centraal,
Voor het beschrijven van resultaten wordt meestal de Nursing Outcome Classification (NOC) gebruikt. Hierin staat de
zorgvrager centraal. De verpleegkundige resultaten beschrijven hoe de zorgvrager zich voelt, wat hij denkt en wat hij
doet.
NOC: Outcomes bij alle diagnoses van de NANDA hoort een classificatie van outcomes waarmee je de zorg kunt
evalueren.
De criteria uit de NOC zijn een objectivering van de diagnose. Deze criteria kun je daarom gebruiken als nulmeting (Signs
van de PES) - als doel - en bij de evaluatie (eindmeting). Zo kun je de NOC 3 x gebruiken tijdens het verpleegkundig
proces
NANDA-I – classidficatie van diagnoses
Deze (Amerikaanse) classificatie van diagnoses is vergelijkbaar met de Kernset, maar veel uitgebreider.
Het wordt vooral gebruikt bij het stellen van een verpleegkundige diagnose.
Bij het klinisch redeneerproces voor verpleegkundigen kan je het NANDA-systeem, in combinatie met NIC en NOC als
redeneerhulp gebruiken. NNN-classificatie
Je doet dit als volgt:
Je stelt een verpleegkundige diagnose;
Je beschrijft de gewenste resultaten;
Het kiest de beste oplossing (zoals thuiszorg inschakelen of het dieet aanpassen).
OMAHA -oplossingsgericht, niet teveel kijken naar de oorzaak
De kracht van NNN-methode is dat er eenduidigheid is van taal en dat bij de diagnosestelling nadrukkelijk naar de
oorzaak van het probleem wordt gekeken. Hoewel deze methode in alle vpk opleidingen wordt onderwezen wordt hij
toch niet veel gebruikt. Een model waar in de praktijk van de maatschappelijke gezondheidszorg vaak voor wordt
gekozen is het OMAHA-systeem. Voordeel is ook weer de eenduideigheid van taal maaar het systeem is ook eenvoudig
en snel toepasbaar bij het stellen van een indicatie. Het is gericht op het oplossen van het probleem zonder veel
aandacht te besteden aan de oorzaak.
KERNSET – 50 meest voorkomende vpk diagnoses
De kernset is een classificatie ofwel een ordening, van de meest vpk diagnoses. Een soort top 50 lijst dus.
De kernset patiënten problemen creëert dus zoveel mogelijk uniformiteit. DE 50 meest gebruikte verpleegkundige
problemen. Dit is handiger dan de NANDA, wat ook een classificatiesysteem is. Het zijn er maar 50 dat is wat beperkt. Je
kunt hier op de site dus allemaal verpleegkundige diagnoses vinden
Het boek van Bakker geeft al een heleboel verpleegkundige diagnoses.
ICF -interdiscipliinair, positief geformuleerd, holistisch, wijk en zh
Een andere classificatie is de ICF NANDA
https://www.whofic.nl/familie-van-internationale-classificaties/referentie-classificaties/icf
Internationaal
Interdisciplinair (artsen, fysio etc)
Positief geformuleerd (wat kan iemand nog wel- Huber)
Holistische visie (anatomie/ functies, activiteit, participatie)
,Deze wordt zowel in de wijk als in het ziekenhuis gebruikt en is internationaal en interdisciplinair. Dit wil
zeggen dat niet alleen verpleegkundigen hiermee werken, maar ook para-medici, zoals artsen,
fysiotherapeuten, diëtisten etc.
ICF (anamnese)
Gaat over anatomische stelsels waar iets mee is
Gaat over participatie
Gaat over externe en persoonlijke factoren (bv voorzieningen in de wijk, financiële situatie)
Een ander voordeel is dat de ICF overwegend positief is geformuleerd. Niet de ziekte of problemen staan
centraal maar de functies die mensen hebben, die in meer of mindere mate verstoord kunnen raken. Deze
positieve formulering sluit goed aan op de definitie van gezondheid van Huber.
Door de toenemende mondialisering en differentiatie van de zorg, wordt het steeds belangrijker om dezelfde
ICF
taal te spreken, tussen collega’s maar vooral ook tussen de verschillende disciplines.
Met de ICF kan zowel het probleem (negatief ) als het wel aanwezige functioneren (positief ) worden
beschreven.
Tot slot kunnen zorgverleners met de ICF verschillende factoren onderscheiden die het functioneren van
mensen kunnen beïnvloeden:
• medische factoren: de ziekte, de aandoening of het letsel dat iemand heeft;
• persoonlijke factoren: bijvoorbeeld leeftijd, geslacht, opleiding, persoonlijkheid, bewegings- en
voedingsgewoonten;
• externe factoren: iemands fysieke en sociale omgeving, bijvoorbeeld het huis waar iemand woont, de
aanwezigheid van hulpmiddelen, de werkomgeving, vrienden en sociale normen.
VERPLEEGKUNDIGE VISIES
Vpk visies van de 21ste eeuw zijn onder te verdelen in 2 grote groepen:
Diagnosegestuurde verpleegkunde en behoeftegestuurde verpleegkunde
De diagnose gestuurde visie door de nadruk op classificaties en EBP, de behoeftegestuurde visie door nadruk op
zelfmanagement.
DIAGNOSE GESTUURDE ZORG – aanbodgerichte visie
Het kan snel op de SEH, crisis interventie
Maar ook mbv Gordon kan het ook
Systematisch,
EBP is belangrijk en dan het liefst met literatuur
NIC NOC NANDA
Nadeel:
bevordert zgn kookboekverpleegkunde
literatuur wordt snel als krachtigere evidence beschouwd dan werkervaring en cliëntvoorkeur
Standaarden zijn onvolledig
BEHOEFTE GESTUURDE ZORG
De EBP werd steeds belangrijker
client steeds belangrijker. de cliënt wil misschien iets heel anders dan dat de NIC NOC wil
de mantelzorger is belangrijk want die weet dingen die wij niet weten
marktwerking heeft hier ook aan bijgedragen want we meten nu ook cliënttevredenheid en de cliënt
zet zijn ervaringen op internet.
ervaringsdeskundigen (professionals die zelf de ziekte gehad hebben) worden ingezet want die weet
een heleboel dingen die wij niet weten
Soorten behoefte gestuurde zorg:
, 1. Vraaggestuurde en vraaggerichte zorg/ shared decision making.
Bij vraaggerichte zorg probeert de hulpverlener zoveel mogelijk de vraag tegemoet te komen, maar is beperkt
door zorgprofielen (tijd/geld). Hierdoor onstaat er een soort onderhandelingssamenwerking, zoals
bijvoorbeeld in verzorgingshuizen, verpleeghuizen, en in de wijk.
Bij vraaggestuurde zorg is de cliënt de opdrachtgever, -patiënt met PGB, of met 10 jaar COPD
hij beheert ook de financien, b.v. een PGB. Een cliënt heeft hierdoor nog veel meer invloed op de inhoud en
vorm van de zorg verlening. Een ander voorbeeld zijn de huizen: HERBERGIER / THOMASHUIZEN,
kleinschalige woonvormen voor dementerenden en mensen met een verstandelijke handicap. Deze huizen
zijn relatief regelarm en worden gefinancieerd door PGB houders.
De chronische ziekte wordt beschouwd als een belangrijke levensgebeurtenis. de
ervaringen van de cliënt en de wijze waarop hij hieraan betekenis geeft, zijn het uitgangspunt van
2. Holistische Emancipatorische visie
Holistische benadering: Cliënt wordt gezien als eenheid van somatisch en psycho-sociale eenheid
Emancipatorische benadering: client wordt gezien als iemand die zelf richting geeft aan zijn leven
(geemancipeerd), dus ook aan dat deel ewaarvoor zorg wordt gevraagd
3. Belevingsgerichte zorg en geïntegreerde belevingsgerichte zorg (A.Pool)-somatische
Het sluit aan bij de ervaringen van chronisch zieken en hoe zij hieraan betekenis geven: levensloop
Autonomie in de zorgrelatie op basis van gelijkwaardigheid: toelaten van onzekerheid!
Zorgbehoefte in termen van zoektocht (herstelverhaal- chaosverhaal-queeste) = uitgangspunt: validation
4. Geïntegreerde belevingsgerichte visie - dementerenden
Ontstaan vanuit onderzoek bij psycho-geriatrische cliënten.
Binnen afhankelijkheid bij bijvoorbeeld dementerenden is het toch belangrijk om zingeving te bieden. Ook bij
terminale patiënten. Harmonie, ontspanning, zingeving
5. Presentietheorie -verslaafde
Er gewoon zijn voor iemand en hem valideren voor wat hij is. Deze theorie is net als de familiezorg niet
aflomstg uit de vpk. Humanist Andries Baart zag dat bij veel interventies sprake is van probleemoplossing met
een gericht doel en zicht op de toekomst. Hiervan is vaak geen sprake bij daklozen, verslaafden, ernstig
psychiatrische cliënten etc. Het gaat erom dat je present bent, dát je er bent en diegene valideert, waardeert
voor wat hij is.
6. Familiezorg
Familie en mantelzorgers erbij betrekken, ondersteunen eigen regie. De vpk heeft dus ook te maken met de
familie
SYSTEEMTHERAPIE
Bij systeemtherapie zijn partners of gezinsleden samen in therapie. In de systeemtherapie wordt gewerkt aan de wijze
van omgaan met elkaar, de wijze waarop met elkaar wordt gecommuniceerd. Het doel daarvan is om deze zodanig te
verhelderen en te veranderen dat daarvan geen versterkende werking op de eetstoornis uitgaat. Ouders en partners
lijden ook door de eetstoornis en zijn vaak wanhopig. In de systeemtherapie wordt met hen besproken hoe zij kunnen
bijdragen aan herstel. Hun hulp is daarbij onontbeerlijk. In de systeemtherapie wordt eerst veel voorlichting gegeven en
worden vervolgens afspraken gemaakt met kind en ouders over hoe om te gaan met de eetstoornis en de symptomen
daarvan. Systeemtherapie vindt meestal eens in de drie tot vier weken plaats;
MOTIVERENDE GESPREKSVOERING EN COGNITIEVE GEDRAGSTHERAPIE
uitgangspunt: gedachten van een persoon beïnvloeden gevoelens en gedrag. Cognitieve gedragstherapie is
een verzameling van uiteenlopende cognitieve en gedragsmatige interventies, zoals zelfcontroletechnieken,
terugvalpreventie, socialevaardigheidstraining en motiverende gespreksvoering