kennistoets 2
CGO
ZELFMANAGEMENT
Het bevorderen van zelfmanagement is erop gericht dat mensen zelf beslissingen kunnen nemen en zelfgekozen acties
uitvoeren om hun eigen gezondheid te verbeteren. Voor mensen met diabetes type 2 zijn er zeven key-
zelfmanagement-gedragingen: healthy eating, being active, monitoring, taking medication, problem solving, reducing
risk en healthy coping
ZELFMANAGEMENT
Activiteiten die traditioneel door professionele zorgverleners worden gedaan laten doen door de zorgvrager zelf -> hij
houdt zelf de regie op activiteiten die tot doel hebben de eigen gezondheid en welzijn te maximaliseren. De beperking
of aandoening wordt optimaal in het leven ingepast.
shared decision
zelfredzaamheid (patient empowerment
Self-efficacy: zelfsturend vermogen, overtuiging dat men de noodzakelijke handelingen kán uitvoeren
Copingstijl: gedachten en gedragingen met het doel het evenwicht tussen draaglast en draagkracht te herstellen als
deze bedreigd wordt door stress).
Eigen regie gaat om de volgende vier aspecten:
1. Uitgaan van het positieve: wat kan ik wel als cliënt, waar ligt mijn kracht?
2. De cliënt versterken door inzicht in zijn eigen drijfveren en situatie: op welke gebieden gaat het goed, op welke
gebieden gaat het niet zo goed, wat wil ik nog of weer graag kunnen doen?
3. De zeggenschap over ondersteuning en hulp zoveel mogelijk bij de cliënt laten: wat wil ik met mijn leven, waar
wil ik aan werken, welke hulp heb ik daarbij nodig en hoe wil ik dat die hulp eruit ziet?
4. Het versterken en inschakelen van informele en sociale netwerken.
Zelfredzaamheid
Mate van controle/haalbaarheid van/over de persoonlijke verzorging, het voeren van een eigen huishouding
of zelfstandig wonen. Daarnaast moet men leren omgaan met de gevolgen van de ziekte voor familie,
vrienden en sociale omgeving, voor werk, school, vrije tijd en recreatie.
Eigen regie
Een belangrijk onderdeel van zelfredzaamheid en zelfmanagement is eigen regie, ofwel zelfregie. Eigen regie
gaat om het zelf beslissen over je leven en zorg en ondersteuning daarbij. Het gaat dus verder dan alleen de
zorg. Het gaat erom dat mensen hun leven kunnen leiden zoals zij dat willen en dat de zorg daarop aansluit.
Eigen regie betekent dat je alle beslissingen zelf kunt nemen. Zelf kiezen waar en hoe je wilt wonen en zelf
beslissen waar en wanneer je (vrijwilligers)werk gaat doen als dat tot je mogelijkheden behoort. Maar ook zelf
beslissen welk ondergoed je aan wilt, ook al is dat niet het meest praktische ondergoed voor de hulpverlener.
Rol VPK: ondersteunen via het 5Amodel:
Achterhalen gezondheidsvaardigheden inventariseren, de ervaren stress
Adviseren Ask-tell- ask methode (wat wil patient weten – vertellen – teruglaten vertellen)
Afspreken Realistische doelen stellen, Shared Desicion Making (EBP) dus niet:
ik ga meer bewegen maar ik ga woensdagochtend van 10 tot 11 naar de gym
Arrangeren Barrières inventariseren (copingstijl en self efficacy) en empoweren
Arrangeren monitoren m.b.v. sociaal netwerk , lotgenoten, logboek, buddy, E-health etc
ONLINE COLLEGE VAN 1,5 UUR BIOLOGISCH MODEL; STRESS, TRAUMA, PSYCHOSE
Hersenstam: vitale functies reptielbrein
Limbisch systeem: hechting, warmte, geruststellen, zoogdieren,
,Cortex: logisch redeneren, praten
Als iemand overstuur, angstig, boos is:
angstreductie dmv iemand in het hier en nu laten zijn. Maak hem attent op geluiden die er zijn, bewust
ademhalen, voel of je het koud/warm hebt.
geef warmte, stel gerust, zorg dat hij limbisch weer ‘online’ komt
jouw cortex werkt nog welwel dus categoriseer, vat samen, redeneer logisch.
Negatieve spiraal van isolement
In het brein gaat iets fout en uiteindelijk, schaamte, isolatie, raar gedrag, p[sychotisch, isolement, stigma, meer
psychose etc etc
Na een psychose kun je wel helder denken en weet je wat er gebeurt is. Je kan alles kwijtrtaken op deze manier: werk,
vriendschappen, huis etc.
HECHTINGSSTIJLEN
Welke hechtingsstijlen worden er onderscheiden?
Veilige hechting:
Ze lijken hun ouders als veilige haven te zien
Op hun gemak bij de opvoeders
Verdraagzaam naar vreemden
Staan open voor nieuwe ervaringen
Wel kunnen ze last hebben van verlatingsangst maar laten zich daarna snel troosten
Onveilige hechting
Angstig ambivalente hechting: kind wil contact met verzorger, is verdrietig als ze gescheiden worden maar
moeilijk te troosten als ze herenigd worden. B
Bijv bij Japanse kinderen waarvan de ouders ze zelden alleen laten.
Angstig vermijdende hechting: geen interesse in de verzorger en geen verdriet als ze gescheiden worden noch
blijdschap bij hereniging.
PSYCHOSE
www.psychosenet.nl/psychose/wat-is-een-psychose/
• De student kan vertellen wat een psychose is en vanuit welke visie je dit omschrijft.
Verschil delier en psychose
Delier: bewustzijn is gedaald, relatief van korte duur, kent een snel wisselend beloop.
Bij een psychose komen vaak gehoorhallucinaties voor en bij een delier vaak visuele hallucinaties
KWETSBAARHEIDSMODEL
• De student maakt kennis met het kwetsbaarheidsmodel.
Het kwetsbaarheid-stressmodel, ook kortweg kwetsbaarheidsmodel genoemd, is een overkoepelend model dat
aangeeft welke factoren een rol spelen bij het uitbreken van een bepaalde psychische stoornis. Het model gaat ervan uit
dat het individu enerzijds een kwetsbaarheid (in het Engels vulnerability of diathesis) in zich draagt en dat anderzijds
omgevingsfactoren (stressbronnen) een rol spelen. De kwetsbaarheid is de aanleg voor de stoornis. Het kwetsbaarheid-
stressmodel werd oorspronkelijk ontwikkeld als verklaring voor het ontstaan van psychotische episodes bij schizofrenie.
Kwetsbaarheidsmodel
Welke factoren spelen een rol bij het ontstaan van een psychische stoornis:
- Individuele factoren
- Omgevingsfactoren
Aanleg en trauma’s zorgen voor een extra kwetsbaarheid voor psychoses. Vervolgens is er dan een trigger (veel strees,
drugs, tragedie) die ervoor zorgt dat het tot uiting komt. Dit heeft temaken met de draagkracht / draaglast van een
persoon.
Wat heb je meegemaakt, ben je veilig gehecht, hebben je ouders een trauma (oorlog / vluchteling).
,WAT IS EEN PSYCHOSE:
Welke het meest / minst prominent is hangt af van de
persoon:
1. Psychotische ervaring
2. Motivatieproblemen
3. Cognitieproblemen (problemen met
aandacht-geheugen-leren)
4. Depressie
5. Manie (=extreme euforie)
Hallucinaties: zintuiglijke ervaring die er niet is (je hoort, ziet,
voelt, proeft of ruikt iemand dingen die er in werkelijkheid niet
zijn).
Wanen: je gedachten, ideeën en overtuigingen komen niet
overeen met de werkelijkheid. Je hebt van binnen onrust en begrijpt dingen niet goed. De wanen geven een oplossing.
Dat is prettiger dan de onrust (zie je wel ik wordt achtervolgd) alles wat aan prikkels binnekomt pas je aan in de waan, je
gata op internet kijken (aha de CIA zit achter me aan) en zo kan het van kwaad tot erger.
We spreken van een volle psychose wanneer psychotische ervaringen je leven zo erg gaan beheersen dat je in het
dagelijks leven niet meer (goed) functioneert. Je gaat helemaal op in jouw realiteit en kunt geen onderscheid meer
maken tussen waan en werkelijkheid.
Bij depots/injecties gaat het vaak om hogere doseringen van een bepaald middel. Door de samenstelling is de
werking sterk vertraagd en hoeft de gebruiker maar eens in de twee tot vier weken een nieuwe dosis te
krijgen. Depot-medicatie moet met regelmaat en op vaste tijden worden toegediend, hier bestaan
speciale depot-poli’s voor.
Het kan handig zijn om voor een depot te kiezen als je steeds vergeet om je medicijnen in te nemen, of als je
zelf de neiging hebt om teveel of te weinig van de medicijnen in te nemen – en dus een risico loopt. Depot
medicatie is een langwerkend middel, waarvan de dosis minder snel kan worden aangepast.
PPT KLINISCH REDENEREN ROND PSYCHISCHE KWETSBAARHEID
DSM-V: Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders: het diagnostisch en statistisch handboek van
psychiatrische aandoeningen.
Valkuil: mensen trekken snel conclusies
Psychose: mensen hebben geen inzicht in hun gedrag en niet in de consequenties
Anamnese + hetero anamnese
KWETSBAARHEDI BIJ OUDEREN
HERKENNEN VAN DE VERSCHILLENDE CRITERIA VAN KWETSBAARHEID BIJ OUDEREN
Wat kunnen criteria van kwetsbaarheid zijn?
• Toenemende vergeetachtigheid
• ADL afhankelijk
• polyfarmacie
• Multi morbiditeit
• 65+
• Lage SES
• Zorgmijder of niet weten hoe je professionele hulp kunt krijgen
• Onveilige leefsituatie
Er zijn ook andere hulpmiddelen om dit te herkennen: zie paragraaf 4.2.1 uit boek van Bakker , b.v. ISAR HP
(voor ziekenhuis), ISAR PC (wijk), Groningse Frailty Index, Tilburgse Frailty indicator etc.
STAP 2 SCREENEND GERIATRISCH ASSESSMENT
Als er meer dan 4 van genoemde criteria aanwezig zijn: indicatie om screenend geriatrisch assessment af te
nemen (of CGA = comprehensive geriatric assessment).
, Doel hiervan is om sneller preventief interventies te kunnen inzetten, omdat bij ouderen het ene kwetsbare
syndroom door anderen getriggerd kan worden (=cascade breakdown).
N.B. slechts ongeveer 50% van de problemen die uit een SGA komen, worden herkend door ouderen. (zie
hoofdstuk van Buurman in Bakker T. 2019). Dit is van belang voor verpleegkundigen omdat ouderen hierdoor
minder gemotiveerd zijn om preventieve akties uit te voeren. Daarom is het van belang om eerst stap 3 te
doen:
COPING STRATEGIEËN EN COPING STIJLEN
COPINGSTRATEGIEËN ONDERSCHEIDEN EN WEET WELKE STEUN EN INFORMATIE DAN NODIG IS.
Een copingstrategie is een bepaalde manier van omgaan met moeilijkheden die kan zijn samengesteld uit een
groot aantal gedragingen. Zoals informatie zoeken, zoeken naar oplossingen, ontkennen van realiteit,
afreageren, zoeken van steun, zoeken naar verlichting en in de hand houden van emoties.
Bij coping gaat het om gedrag dat je min of meer bewust kiest. Verdedigingsmechanismen zijn eerder
onbewuste, automatische processen die ons beschermen tegen het overspoeld worden door negatieve
emoties.
Diverse vormen van coping kunnen worden ondergebracht in vier brede copingsstrategieën:
1. actie
Actief omgaan met de moeilijkheden, plannen maken, helemaal richten op het aanpakken van de problemen,
blijkt over het algemeen een positieve invloed te hebben op het gevoel van welbevinden en eigenwaarde. Het
vermindert de kans op angst of stemmingsklachten.
2. steun zoeken
Steun zoeken bij anderen, voor advies, informatie, praktische hulp, blijkt een positieve uitwerking te hebben.
Bevordert verwerking van verlies en normaliseert het dagelijks leven en herstel van levensgeluk.
3. negeren
Doen alsof er niets aan de hand is, ontkennen of niet meer inspannen om dingen te veranderen. Moet soms
noodgedwongen gevolgd worden in situaties waarin je met de rug tegen de muurt staat en pijnlijke gevoelens
moet leren verdragen.
4. aanvaarden
Er mee leren leven en aanvaarden dat het niet anders zal worden. Leren wachten op het juiste moment en
niets overhaasten, is een vorm van coping die je helpt om in het moment te leven en niet te ver vooruit te
lopen op alles wat er nog op je af gaat komen. Het helpt je om stapsgewijs aan een veranderende situatie aan
te passen.
Bij coping gaat het om gedrag dat je min of meer bewust kiest. Verdedigingsmechanismen zijn eerder
onbewuste, automatische processen die ons beschermen tegen het overspoeld worden door negatieve
emoties. Als de realiteit te heftig is om mee om te gaan. Men reageert als een robot, kan handelen maar voelt
niets (depersonalisatie). Voorbeeld van reacties is ontkennen, verdringen, vermijden.
Bv als je van de arts hoort dat je een levensbedreigende ziekte hebt.
Ontkenning heeft in een verwerkingsproces een belangrijke functie. Het maakt het mogelijk de realiteit in een
draaglijker tempo tot het bewustzijn te laten doordringen
4 karakteristieken van patiënten waarin uitvergroot wordt hoe ze omgaan met hun onzekerheid:
Copingsstijlen
1. Kritische copingstijl
Spraakzaam, assertief, kritisch en wil gehoord worden
Heeft behoefte aan: informatie, duidelijkheid, inspraak in behandeling