Het veiligheidscomplex
ONTWIKKELINGEN, STRATEGIEËN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN IN DE VEILIGHEIDSZORG
- JAN TERPSTRA
HOOFDSTUK 1 VEILIGHEIDSZORG EN LAATMODERNITEIT......................................................................2
HOOFDSTUK 2 LOKALE VEILIGHEIDSNETWERKEN..................................................................................8
HOOFDSTUK 3 BURGERPARTICIPATIE EN VEILIGHEID..........................................................................14
HOOFDSTUK 4 BEDRIJFSLEVEN EN DE AANPAK VAN ERNSTIGE CRIMIXALITEITSRISICO’S....................21
HOOFDSTUK 5 REGULERING VAN DE PUBLIEKE RUIMTE......................................................................26
HOOFDSTUK 6 NIEUWE TOEZICHTHOUDERS IN DE PUBLIEKE RUIMTE – GERUSTSTELLING,
FRAGMENTERING EN VERMARKTING...................................................................................................33
HOOFDSTUK 7 NAAR EEN BEDRIJFSMATIGE POLITIE: EEN KWESTIE VAN PRESENTATIE EN LEGITIMATIE
..............................................................................................................................................................39
HOOFDSTUK 8 VAN UITWAS TOT RISICO – UITKERINGSFRAUDE EN DE OPKOMST VAN HET
RISICODENKEN......................................................................................................................................44
HOOFDSTUK 9 VEILIGHEIDSZORG ALS PUBLIEK GOED..........................................................................49
,HOOFDSTUK 1
VEILIGHEIDSZORG EN LAATMODERNITEIT
In dit hoofdstuk komen de belangrijkste veranderingen aan bod die zich in Nederland de afgelopen 20 tot 25
jaar hebben voorgedaan in de zorg voor maatschappelijke veiligheid. Het uitgangspunt wordt gehanteerd dat
deze veranderingen samenhangen met maatschappelijke ontwikkelingen die wel zijn omschreven als de
overgang naar een laatmoderne samenleving. Deze ontwikkelingen gaan in de meeste westerse landen
gepaard met het ontstaan van een relatief hoog niveau van criminaliteit, een sterk besef onder burgers van
onveiligheid en van aanzienlijke moeilijkheden voor burgers, overheid en andere partijen om via traditionele,
zowel formele als informele, wegen antwoorden te vinden op de problemen van criminaliteit en overlast.
Bovendien hebben deze ontwikkelingen bijgedragen aan een veranderde positie van de overheid.
In dit hoofdstuk komt eerst de samenhang tussen onzekerheid en laatmoderniteit aan bod, waarna tegen de
achtergrond hiervan wordt ingegaan op maatschappelijke onveiligheid als sociaal probleem.
Laatmoderniteit en onzekerheid
De overgang naar een laatmoderne samenleving is het resultaat van drie langer lopende ontwikkelingen. (1)
Het proces van globalisering, waardoor activiteiten en gebeurtenissen die op grote afstand van elkaar
plaatsvinden, direct met elkaar verbonden raken.
Hierbij spelen de nieuwe mogelijkheden van de informatietechnologie een voorname rol. Economische, maar
ook culturele activiteiten worden afhankelijker van gebeurtenissen en beslissingen elders op de wereld. (2) Ten
tweede worden sociale activiteiten steeds meer losgekoppeld van hun lokale context (disembedding). Hierdoor
verliezen tradities aan gewicht en ontstaat een posttraditionele sociale orde. (3) Ten derde groeit de sociale
reflexiviteit, de noodzaak voor mensen om steeds meer te reflecteren op hun keuzes en handelingen. Deze
ontwikkelingen leiden tot een groeiende culturele pluriformiteit en fragmentering en een geleidelijk proces van
individualisering (keuzedwang).
Met deze ontwikkelingen verandert het sociaal vertrouwen van karakter. Het vertrouwen tussen mensen was
voorheen gebaseerd op lokale verhoudingen en persoonlijke bekendheid, maar met het uit elkaar vallen van
traditionele banden wordt het onderling vertrouwen minder en baseert men zich op abstracte systemen. Bij de
vele keuzes waar burgers in de laatmoderne samenleving voor staan, zijn zij afhankelijk van uiteenlopende
experts. Deze experts leveren geen stabiele omgeving op.
De drie genoemde ontwikkelingen en het wankele, abstracte vertrouwen dat daarmee gepaard gaat, leiden
ertoe dat de laatmoderne samenleving zich kenmerkt door onzekerheid en een hoog besef van risico’s onder
burgers.
Het voorgaande impliceert niet dat er meer risico’s en gevaren zijn, maar wel dat het karakter van de risico’s
veranderd. Een groot deel van de huidige risico’s vloeit voort uit of hangt samen met menselijk handelen. -ten
verschuiving vindt plaats van een overwegend industriële> manneneconomie naar een meer op dienstverlening
en informatie gebaseerde economie, met gevolgen voor maatschappelijke ongelijkheid en achterstand.
De combinatie van een hoog risicobesef, een groot beroep op de expertise van ‘abstracte systemen en tegelijk
een gebrek vertrouwen in hun capaciteiten, leidt ertoe dat het gezag en de legitimiteit van de overheid in veel
van deze landen sinds begin jaren tachtig aan vanzelfsprekendheid hebben verloren.
Onveiligheid als sociaal probleem
Door de groeiende welvaart en grotere hoeveelheid consumptiegoederen is de gelegenheid tot criminaliteit
sterk toegenomen. Als gevolg van culturele fragmentering en maatschappelijke individualisering hebben op
vele terreinen normen en regels hun duidelijkheid en gezag verloren. Dit stelt hogere eisen aan de
zelfbeheersing en het normbesef van burgers.
Naast de kwantitatieve groei in de onveiligheid treden er ook kwalitatieve ontwikkelingen op: individualisering,
het meer mobiele en open karakter van de samenleving, de opkomst van informatie- en
communicatietechnologie en de verdere globalisering, zijn daarin vaak herkenbaar.
,Niet alleen de objectieve onveiligheid, maar ook de subjectieve, door burgers ervaren, onveiligheid bepaalt in
hoeverre sprake is van veiligheid als sociaal probleem. Het besef van veiligheidsrisico’s blijft een belangrijk
thema binnen het leven van burgers wat zich op verschillende manieren uit. Daarnaast blijft sprake van een
wijdverspreid gevoel onder burgers dat de onveiligheid een groot probleem is.
Meer dan de toename van de criminaliteit lijken een wijdverspreid risicobesef, een vaag gevoel van
onzekerheid en onveiligheid en daarbij passende op onveiligheid gerichte handelingspatronen onze
samenleving tot een high crime society te maken. Wat hierbij een rol lijkt te spelen, is dat een deel van de
burgers het gevoel heeft onvoldoende vat te hebben op het eigen leven. Het verlies van traditionele
zekerheden en sociale verbanden, de groeiende individualisering en de directe verbinding met andere plekken
elders op de wereld geven weliswaar nieuwe mogelijkheden bij de inrichting van het leven, maar leveren ook
onbehagen en onzekerheden op.
Zoals objectieve en subjectieve veiligheid niet altijd parallel lopen, geldt dat ook voor veiligheid als sociaal en
als politiek probleem. Veiligheid als sociaal probleem is daarvoor te complex en tegenstrijdig en dat geldt ook
voor de verwachtingen en opvattingen van burgers.
Verwachtingen en opvattingen van burgers
Veel burgers verwachten van de overheid vooral dat ze oplossingen, zo niet garanties voor oplossingen biedt
voor de veiligheidsproblemen in de publieke ruimte. De opvattingen van burgers over hoe de overheid (vooral
de politie) dat moet doen, bevatten echter inconsistenties en tegenstellingen. Enerzijds moet criminaliteit hard
aangepakt worden zolang het ‘een ander’ betreft, maar als het over personen gaat die tot de eigen kring
behoren moet de overheid vooral bereikbaar en beschikbaar zijn.
Voor het begrijpen van het verlies aan gezag en legitimiteit van de politie zijn twee maatschappelijke
ontwikkelingen belangrijk. Ten eerste vindt onder invloed van individualisering, de-traditionalisering en
groeiende sociale reflexiviteit op vele terreinen een verschuiving plaats van een bevels- naar een
onderhandelingshuishouding. Sinds ongeveer die periode is de Nederlandse bevolking mondiger geworden en
kritischer gaan denken over gezagsdragers. Gezag moet verdiend worden. Ten tweede resulteren processen
van uitsluiting in een nieuwe stedelijke onderklasse. De geringe maatschappelijke integratie van de betrokken
groepen keert, vooral als het groepen (migranten)jongeren betreft, soms terug in een afstandelijke, zelfs
vijandige relatie met de politie als symbool en vertegenwoordiger bij uitstek van de overheid. Juist daar staan
het gezag en de legitimiteit van de politie onder druk.
Naast de afname van het gezag van de politie en het verminderde vertrouwen van burgers 2A)n er andere
ontwikkelingen die maken dat de politie voor burgers een belangrijke symbolische betekenis houdt. Zo hebben
de massamedia vele autoriteiten, zoals de politie, van hun voetstuk gestoten. Maar tegelijk vormen de
massamedia een belangrijke stimulans bij het ontstaan van een nieuwe cultuur van (gefabriceerde) emoties.
Onderdeel daarvan is een nieuwe dramatisering van de politie, waarbij wordt geappelleerd aan verschillende
emoties en betekenissen. De basis daarvan is de slachtofferervaring die in de media breed wordt uitgemeten
en die de basis vormt voor een angstcultuur. D e betekenis van de politie raakt zo verweven met uiteenlopende
emoties, angsten, fantasieën en gevoelens van kwetsbaarheid. De betekenis die de politie daarmee krijgt in een
nieuwe emotiecultuur biedt geen zekere basis. Anderzijds is het vertrouwen dat zij aan de politie geven in een
tijd van afgenomen traditioneel gezag tijdelijk en voorwaardelijk. Het gevolg is dat de burgers zich, ondanks alle
emoties en verwachtingen die zij in de politie investeren, daar ook weer gemakkelijk van kunnen afkeren. Als
de politie (of meer algemeen de overheid) niet aan de hoge eisen voldoet, dan klagen zij gemakkelijk over dit
‘falen’. Emotiecultuur en dramademocratie horen zo bij elkaar en geven de politie een onvoorspelbare
omgeving die van het ene in het andere uiterste kan schieten.
Ontwikkeling in de veiligheidszorg (p26)
In de veiligheidspolitiek spelen emoties en symbolische aspecten een belangrijke rol. Deels gaat het erom te
laten zien dat de overheid tegemoetkomt aan problemen en klachten van burgers. De overheid probeert het
geschonden vertrouwen en de legitimiteit onder burgers terug te verdienen door hen te overtuigen van haar
aanpak en daadkracht.
, Naast deze stellige toon wordt het beleid rond veiligheid regelmatig gekenmerkt door onzekerheid over de te
volgen strategie, kerntaken of verantwoordelijkheden. Hierbij past dat in de ontwikkeling van veiligheidsbeleid
en veiligheidszorg periodes van crisis en crisisstemming vaak een belangrijke rol spelen.
De ontwikkeling van de Nederlandse veiligheidszorg is het beste te beschrijven aan de hand van enkele
deelontwikkelingen omdat zich tal van tegenstellingen en tegenstrijdigheden hebben voorgedaan. De
onderscheiden ontwikkelingen zijn: (1) versterking van organisatorische en beheersmatige arrangementen, (2)
verschuiving in de verhouding tussen overheid en andere partijen, (3) transnationalisering van de politie, (4) de
veranderende positie van het strafrecht en de opkomst van nieuwe discoursen en strategieën, (5) het
toenemende gebruik van technologische middelen bij preventie, toezicht en opsporing en ten slotte (6) de
ontwikkeling naar een harder en strikter optredende overheid.
(1) Verandering in organisatorische en beheersmatige arrangementen
De invoering van de Politiewet in 1993 leidde tot een schaalvergroting bij de politie. Daarnaast wordt
het Beleids- en Beheerscyclus ingevoerd, een systeem van formele beleidsplannen. Vanaf 1998
worden landelijke beleidsprioriteiten voor de politie vastgelegd. Tegelijk wordt een beleid gevoerd ter
versterking van de zogenoemde strafrechtelijke keten, waardoor de verschillende stappen daarbinnen
beter op elkaar moeten worden afgestemd. Daarnaast wint het bedrijfsmatig denken invloed.
Basisgedachte daarbij is dat aan het bedrijfsleven ontleende managementvormen en -instrumenten
ook toegepast moeten worden op publieke organisaties als de politie. Een van de uitgangspunten is
dat de politie zich meer moet verantwoorden over de geleverde ‘prestaties’.
(2) Verschuiving in de verhouding tussen overheid en andere partijen
Sinds de tweede helft van de jaren tachtig verschuift de verhouding tussen overheid en andere
partijen. Deze verschuiving past in een algemene trend van government naar governance, waarbij
steeds meer taken van de overheid door andere partijen worden overgenomen. Aan deze
ontwikkeling liggen zowel financieel-economische, als moreelpolitieke overwegingen ten grondslag.
Met behulp van een responsibiliseringsstrategie probeert de overheid burgers, ondernemers en
maatschappelijke organisaties aan te spreken op hun verantwoordelijkheid in het voorkomen en
beheersen van criminaliteit en overlast. Het uitgangspunt hierbij is dat de overheid dit vaak niet alleen
kan en dat meer bestendige oplossingen in veel gevallen slechts te realiseren zijn als andere partijen
daaraan een actieve bijdrage leveren.
Binnen deze verschuiving kunnen 3 deelontwikkelingen worden onderscheiden. (A) Ten eerste het
lokaal integraal veiligheidsbeleid waarbij onder regie van de gemeente op lokaal niveau geprobeerd
wordt antwoorden te vinden op de criminaliteit en onveiligheid (door samenwerking tussen private en
publieke partijen). (B) Ten tweede de privatisering van de politiefunctie. De private veiligheidszorg
krijgt steeds meer een toezichtstaak in de private ruimte, maar ook in de (quasi)publieke ruimte (denk
aan grote evenementen, winkelcentra en de straat). (C) Ook de groei van de private veiligheidssector
komt tegemoet aan een gestegen vraag naar veiligheid en veiligheidszorg waarin de overheid via de
politie vaak niet kan voorzien. De overheid verliest hiermee het veronderstelde monopolie op de
veiligheidszorg. De moderne politie verliest daarmee deels haar betekenis als organisatie die symbool
staat voor een eenduidige maatschappelijke orde. Daarmee weerspiegelt het politiewerk de
fragmentering en pluralisering in de laatmoderne samenleving. Ten derde bestaat een broeiende
belangstelling voor het versterken van de betrokkenheid van burgers en bedrijven bij de aanpak van
onleefbaarheid en onveiligheid.
(3) Transnationalisering van de politie
Een van de gevolgen van de transnationalisering is dat de traditionele directe koppeling tussen
nationale staat en politie enigszins doorbroken wordt. Argumenten om de afgelopen decennia tot
nauwere samenwerking over de grenzen te komen, zijn daarbij vooral de strijd tegen de internationaal
georganiseerde misdaad en het terrorisme.
Binnen de transnationalisering van de politie kan onderscheid worden gemaakt in 5
deelontwikkelingen die onderling verbonden zijn.
(a) Ten eerste gaat het om het ontstaan van transnationale politie(samenwerkings)organisaties. Denk