Straf(proces)recht opdrachten
College 1
1.1 Algemene vragen
1. Wat zijn de verschillende doelen van het strafproces? Straffen en herstellen
2. Het strafrecht (in ruime zin) wordt onderverdeeld in materieel en formeel strafrecht
en penitentiair recht. Geef aan welke onderwerpen door de verschillende delen
worden beschreven en welke wetten voor de deelgebieden van belang zijn. Inhoud
(wetboek van strafrecht) – formeel (wetboek van strafvordering) – tenuitvoerlegging
(beginselenwet tbs-gestelden)
3. Wat betekent ‘wettelijke strafbepaling’ in artikel 1 Wetboek van Strafrecht?
Strafbaargestelde moet terug te vinden zijn in de wet
4. Wat betekent ‘bij de wet voorzien’ in artikel 1 Wetboek van Strafvordering? Bij wet in
formele zin
5. Wat is de verhouding tussen het EVRM en het nationale (straf)recht? EVRM werkt
door in het nationale straf(recht)
6. Welke belangrijke beginselen kun je uit artikel 6 lid 1 EVRM afleiden? Recht op een
eerlijk proces, openbare behandeling, redelijke termijn, onafhankelijk en onpartijdige
rechter.
7. Welke belangrijke rechten kun je uit artikel 6 leden 2 en 3 EVRM afleiden?
Onschuldpresumptie, tenlastelegging, voorbereiding, advocaat, getuigen
ondervragen, tolk
8. Lees artikel 3 EVRM: welk mensenrecht wordt hier omschreven? Verbod van
foltering
9. Wat is het belang van artikel 3 EVRM voor het Nederlandse straf(proces)recht?
Straffen mogen niet onmenselijk zijn
10. Lees artikel 5 EVRM: welk mensenrecht wordt hier omschreven? Recht op vrijheid en
veiligheid
11. Wat is het belang van artikel 5 EVRM voor het Nederlandse straf(proces)recht?
Mogen alleen gestraft worden voor de veiligheid en verder heeft iedereen vrijheid
12. Lees artikel 8 EVRM: welk mensenrecht wordt hier omschreven? Recht op
eerbiediging van priveleven, familie en gezinsleven
13. Wat is het belang van artikel 8 EVRM voor het Nederlandse straf(proces)recht?
Privacy moet in acht worden genomen
14. Wanneer kun je spreken van een verdachte? Redelijk vermoeden van schuld voor het
plegen van een strafbaar feit
15. Waarom is het van belang om te weten of iemand als verdachte wordt aangemerkt?
Dan kun je pas vervolging instellen en dwangmiddelen toepassen
1.2 Vragen naar aanleiding van de jurisprudentie
Bestaan van een verdenking (HR 23 november 1999, NJ 2000, 127)
1. Geef kort de gang van zaken weer.
Inbraak op een school en vermoedelijke dader loopt daar, maar geen redelijk
vermoeden en dus geen verdachte waarna gevraagd word om plaats te nemen in de
politieauto omdat arresteren dus niet kan, maar plaatsnemen nam zijn vrijheid wel in
doordat hij er niet zelf uitkon.
, 2. Welke feiten en omstandigheden acht de Hoge Raad relevant voor het bestaan van
een verdenking in de zin van art. 27 Sv? De handschoenen
3. Wanneer is volgens de Hoge Raad sprake van een aanhouding? Als vrijheid word
afgenomen
Muilkorf (HR 12 april 1897, W1897, 6954)
1. Geef kort de gang van zaken weer. De hond moest gemuilkorft zijn maar dat was hij
niet. Meekomen om te meten maar de man doet dit niet.
2. Wat was het probleem met de desbetreffende bepaling in de APV van Bergen op
Zoom en welk artikel uit het Wetboek van Strafvordering is in deze zaak in het
geding? Art. 1 Sv, moet strafbaar gesteld worden in een wet = wet in formele zin.
APV is dit niet.
3. Wat is het oordeel van de Hoge Raad over de betwiste bepaling en wat is het belang
van deze uitspraak? Op grond van art. 1 Sv mogen regels over strafvordering alleen in
een formele wet worden gegeven. Mag dus niet in gemeentelijke APV.
1.3 Casusvragen
Casus 1
De agenten Willem en Yvon, bevinden zich in een politieauto in Rotterdam als zij een BMW
voorzien van een Frans kenteken zien. Het is deze agenten ambtshalve bekend dat veel
mensen uit Frankrijk naar Rotterdam rijden om daar verdovende middelen te kopen.
Vastberaden om een flinke drugsvangst te onderscheppen wordt de BMW door de agenten
gevolgd. Zij zien dat de BMW meerdere keren parkeert op een parkeerterrein en dat de
bestuurder in de achterbak rommelt. Op het moment dat de BMW weer een parkeerterrein
oprijdt, besluiten de agenten in actie te komen.
Is er op grond van het bovenstaande volgens u voldoende om de Franse mannen als
verdachte aan te merken?
Art. 27 lid 1 Sv
1. Redelijk vermoeden van schuld
2. Blijkens feiten en omstandigheden
3. Van een strafbaar feit
Concretiseerbaar? Aanwijzing strafbaar feit verkopen verdovende middelen
Individualiseerbaar? Concrete groep / individu mensen uit Frankrijk naar Rotterdam, niet
indicidualiseerbaar
Objectiveerbaar? Zelfde feiten tot zelfde conclusie? Hij kan ook andere dingen doen in de
achterbak, dus niet direct drugsfeit.
Ze kunnen niet aangewezen worden tot verdachten.
, Casus 2
Op een dag komt bij de politie een anonieme melding binnen inhoudende dat zich op een
bepaald adres een hennepkwekerij zou bevinden. Een meting van het elektriciteitsnet levert
echter niets op. Een warmtemeting op het dak van het betreffende adres levert wel een
positief resultaat op. Twee agenten besluiten een kijkje te nemen bij het pand. Hoe dichter
zij het pand naderen, hoe sterker de hennepgeur wordt. Verder zien zij dat de ramen
allemaal dichtgeplakt zijn met folie.
a. Is er volgens u op grond van het bovenstaande een redelijk vermoeden van schuld
tegen de bewoner(s) van het pand?
Art. 27 lid 1 Sv
Concretiseerbaar hennepkwekerij zou zijn
Individualiseerbaar bewoners pand
Objectiveerbaar geur hennep, meting en ramen opvallend bedenkt leidt alleen
naar een hennepkwekerij
Dus er is een redelijk vermoeden om aan te stellen als verdachte
Zie kennisclip
Stel de politie is binnengetreden en heeft een grote hennepplantage aangetroffen. De
bewoner van het pand is woedend dat de politie zomaar zijn huis is binnengedrongen en
roept dat hij zal procederen tot aan het EHRM.
b. Op welk mensenrecht zal de bewoner zich vermoedelijk gaan beroepen? En heeft dat
volgens u kans van slagen? Recht op bescherming van de privesfeer, art. 8 EVRM. Kan
beperkt worden op grond van lid 2 bij wet voorzien. Binnentreding is bij wet
voorzien. Doel: voor voorkomen van strafbare feiten. Democratisch: Proportioneel en
subsidiariteit. proportionaliteit: niks overschrijdends, geen geweld, geen grote inval,
geen dingen vernield.
Casus 3
Tony laat op een dag zijn hond uit. Op een rustig stuk openbare weg laat hij zijn hond zonder
lijn lopen. Een paar minuten later stopt een politieauto bij Tony en wordt hem gevraagd of
hij weet dat hier een aanlijnplicht voor honden geldt (o.g.v. APV). Tony zegt dat hij van niets
weet en zich niet aan de aanlijnplicht zal houden. Hij wordt prompt gearresteerd. Daarop
begint Tony te schelden. Dat schijnt ook al niet te mogen. Dan wordt Tony pas echt kwaad
en begint om zich heen te meppen, en te roepen dat hij de agenten zal neersteken. Nadat de
agenten Tony onder controle hebben, zetten ze hem tegen de politieauto en fouilleren hem
waarbij de agenten de broek van Tony tot aan de enkels omlaag trekken. Hij moet
vervolgens mee naar het bureau.
a. Waar is de bevoegdheid tot arrestatie en fouillering geregeld? Geef gemotiveerd aan
op welke rechten uit het EVRM de agenten door de handelwijze inbreuk maken?
Art. 56 Sv en art. 53 Sv.
Art. 3, 5, 8, 10 EVRM hadden eventueel gekunt, maar geen inbreuk.