Running head: INVLOED (ON)VEILIGE GEHECHTHEIDSRELATIE OP EMOTIEREGULATIE
VAN PUBERS
De invloed van een (on)veilige gehechtheidsrelatie op de emotieregulatie van pubers
Naam student: Emre Yilmazturk
Studentnummer:
E-mail:
Cursus: PB0802192044 Cross-sectioneel onderzoek
Begeleider:
Examinator:
Datum: 06-07-2020
1
,Running head: INVLOED (ON)VEILIGE GEHECHTHEIDSRELATIE OP EMOTIEREGULATIE
VAN PUBERS
Samenvatting
In dit cross-sectioneel onderzoek wordt de invloed van een (on)veilige
gehechtheidsrelatie op de emotieregulatie van pubers onderzocht. Hierbij is er gekeken naar
de facetten van een veilige gehechtheidsrelatie met de ouders enerzijds (bestaande uit
communicatie, vertrouwen en vervreemding) en de twee emotieregulatie-strategieën
anderzijds (herwaardering en onderdrukking). Dit heeft geleid tot de volgende
onderzoeksvraag: ‘Wat is de invloed van een (on)veilige gehechtheidsrelatie op de
emotieregulatie van pubers?’ Via een vragenlijst hebben 129 twaalfjarige kinderen ingevuld
in hoeverre zij de hechtingsrelatie met de vader en met de moeder ervaren (IPPA). Hierna is
er aan de hand van een andere vragenlijst de emoties van de kinderen gemeten (ERQ). Hieruit
is een steekproef getrokken van 90%. Op basis van een multiple-regressieanalyse is
aangetoond dat geen van de predictoren significant samenhangen met de emotieregulatie van
de pubers. In verband met de haalbaarheid en de kleinte van de doelgroep kunnen aan dit
onderzoek geen sterke conclusies worden verbonden. Bovendien maken de respondenten van
deze studie deel uit van een langlopend onderzoek en zijn zij op meerdere momenten
betrokken geweest bij metingen. Hierdoor kan er sprake zijn geweest van rijping of groei
(maturation) en dit kan leiden tot een vermindering in ecologische validiteit. Ter afsluiting
wordt met name aanbevolen om in vervolgonderzoek een onderscheid te maken naar geslacht
van de respondenten, omdat het rijpingsproces en de hersenontwikkeling tussen meisjes en
jongens anders verloopt.
Sleutelwoorden: (on)veilige gehechtheidsrelatie, emotieregulatie, pubers
2
,Running head: INVLOED (ON)VEILIGE GEHECHTHEIDSRELATIE OP EMOTIEREGULATIE
VAN PUBERS
Inleiding
Emoties spelen een grote rol in ons bestaan, met name in de puberteit. Volgens (Frijda,
1988) dienen emoties als signaal om ons te zeggen dat een bepaalde gebeurtenis speciaal voor
ons belangrijk is, in positieve of negatieve zin. Echter, in de puberteit worden pubers
overspoeld door verschillende soorten emoties waardoor hun vermogen tot emotieregulatie op
de proef wordt gesteld. Dit komt door allerlei veranderingen in het lichaam en in de hersenen
(Nelis & Van Sark, 2012). Mensen worden elke dag geconfronteerd met situaties en
gebeurtenissen die emoties uitlokken. Op deze ‘triggers’ heb je niet altijd invloed, maar de
manier waarop je met je emoties omgaat heb je wél in de hand. Om ervoor te zorgen dat je
niet overspoeld wordt door je emoties, is het belangrijk om gevoelens als boosheid, angst en
verdriet op een goede manier te kunnen reguleren (Wante et al., 2018). In dit proces speelt de
manier waarop de puber gehecht is aan belangrijke hechtingsfiguren een grote rol.
De puber
In de puberteit brengen de hersenen de productie van de geslachtshormonen op gang.
Die hormonen werken in op het lichaam en met name de hersenen van de puber en zorgen
voor enorme gedragsveranderingen (Nelis & Van Sark, 2012). Dit is begrijpelijk, want de
hersenen ondergaan een soort metamorfose. Dit betekent dat pubers leren om te gaan met een
totaal anders functionerend brein. Zo een verandering in de hersenen heeft een groot impact
op de puber, de ouders, de school en de buurt waarin de puber opgroeit. Door deze
lichamelijke veranderingen vertoont de puber regelmatig heftige emoties en probleemgedrag
die elkaar snel afwisselen (Crone, 2008). Voorbeelden hiervan zijn het vertonen van agressief
of jaloers gedrag, angststoornissen, onzekerheid en het ontwikkelen van een zelfbeeld.
Gehechtheidsrelatie met de ouders
3
, Running head: INVLOED (ON)VEILIGE GEHECHTHEIDSRELATIE OP EMOTIEREGULATIE
VAN PUBERS
Echter, pubers die een warme relatie hebben met hun ouders, rapporteren vaak minder
probleemgedrag en voelen zich vaak beter (Buist et al., 2004). Een goede band met de ouders
en een veilige hechtingsrelatie lijkt deze levensfase voor de pubers een stuk makkelijker te
maken (Ryff & Singer, 2000). Hechtingsonderzoekers zoals Bowlby (1982) hebben een eerste
start gemaakt met het ontwikkelen van de hechtingstheorie. Gehechtheid is de emotionele
band tussen een kind en zijn beschermende opvoeder (Van IJzendoorn & Bakermans-
Kranenburg, 2010, p.10). Onder gehechtheid valt onder andere communicatie, vervreemding
en vertrouwen (Buist et al., 2004). Dit is nodig om opvoeder en kind te helpen bij het
identificeren en reguleren van ervaringen en emoties (Derksen, 2007). Opvoeders die gevoelig
en responsief reageren op de behoeftes van het kind dragen bij aan een veilige hechting van
het kind. Veilig gehechte kinderen hebben een intern werkmodel ontwikkeld waarbij zij
zichzelf zien als geliefd, en ze gaan er vanuit dat anderen positief reageren op deze behoefte
(Barrett & Holmes, 2001). Een veilig gehecht kind heeft geleerd dat zijn ouders er voor hem
zijn, dat zij voor hem zullen zorgen en in zijn behoeften zullen voorzien. Het kind ervaart
voornamelijk aandacht, genegenheid en liefde. Wanneer het kind op deze manier opgroeit,
een veilige gehechtheidsrelatie ontwikkelt met een sensitieve, op het kind afgestemde
gehechtheidsfiguur en de kans krijgt adequate narcistische ervaringen op te doen, dan wordt
er niet alleen een gezonde psychologische ontwikkeling bij het kind geconstateerd, maar ook
op het niveau van lichaam en brein een gezonde neurobiologische ontwikkeling met
biologisch en psychologisch een goede uitgangspositie om emoties (zoals angst) te reguleren
(Schore, 2002; Siegel, 1999, 2001; Ammaniti & Trentini, 2009; Damasio, 1999, 2003).
Een ongevoelige en niet-responsieve opvoeding daarentegen, draagt bij aan het
ontwikkelen van een onveilige hechting van het kind. Een kind met een onveilige
gehechtheidsrelatie ontwikkelt een intern werkmodel waarbij het zichzelf ziet als niet geliefd
en incompetent en zal moeite hebben zijn emoties te reguleren (Barret & Holmes, 2001;
4