Social Psychology
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1: An invitation to social psychology..............................................................................................2
Hoofdstuk 2: The methods of social psychology............................................................................................. 4
Hoofdstuk 3: The social self............................................................................................................................ 5
Hoofdstuk 4: Social cogniton: thinking about people and situations...............................................................9
Hoofdstuk 5: Social attribution: explaining behavior.....................................................................................13
Hoofdstuk 6: Emotions................................................................................................................................. 16
Hoofdstuk 7: Attitudes, behavior and rationalization....................................................................................19
Hoofdstuk 8: Persuasion.............................................................................................................................. 22
Hoofdstuk 9: Social influence....................................................................................................................... 25
Hoofdstuk 10: Relationships and attraction..................................................................................................29
Hoofdstuk 11: Stereotyping, prejudice and discrimination............................................................................32
Hoofdstuk 12: Groups.................................................................................................................................. 36
Hoofdstuk 13: Aggression............................................................................................................................. 39
Hoofdstuk 14: Altruism and Cooperation...................................................................................................... 42
1
,Hoofdstuk 1: An invitation to social psychology
Sociale psychologie: de wetenschappelijke studie over de gevoelens, gedachten en
gedragingen van individuen in sociale situaties.
Kurt Lewin was de bedenker van de moderne sociale psychologie. Hij geloofde dat het
gedrag van mensen altijd een functie is van het veld met krachten waarin zij zichzelf vinden.
De krachten hier is de sociale situatie. De belangrijkste situationele invloeden van ons gedrag
zijn de acties (en soms alleen de aanwezigheid) van andere mensen.
Voorbeelden van klassieke studies zijn het Milgram experiment en de Seminarians als
Samaritanen (eerst lezen over de barmhartige Samaritaan en dan op weg naar je presentatie
iemand tegenkomen die hulp nodig heeft, haast vs geen haast).
Psychologen noemen interne factoren dispositions: interne factoren, zoals overtuigingen,
waarden, karaktertrekken, en vermogens die een persoons gedrag leiden. Mensen denken
dat dispositions gedrag bepalen, maar dat is niet per se waar. Dit is de fundamentele
attributiefout: het falen om het belang van situationele invloeden op gedrag te herkennen,
samen met de corresponderende neiging om het belang van dispositions op gedrag te over
benadrukken.
Nudges zijn kleine, onschuldig-lijkende aanmoedigingen die grote effecten hebben op
gedrag. ze kunnen uitleggen waarom bepaalde omstandigheden die onbelangrijk lijken grote
effecten hebben op gedrag (het vergemakkelijken of juist blokkeren). Ook reflecteert het dat
zulke omstandigheden soms gedrag kunnen leiden in een richting die het makkelijker maakt
om een pad te volgen dan een ander (bv moeten aangeven dat je geen organen wil doneren
in plaats van aangeven dat je dit wil wil).
Het basis idee van Gestalt psychologie is dat objecten niet worden waargenomen door
passieve en onbeoordeelde perceptie van een objectieve realiteit, maar door een actieve,
meestal onbewuste interpretatie van wat het object representeert. Participanten in het
Milgram experiment waren niet alleen de situatie aan het registeren, maar het ook in het
interpreteren op manieren die de onderzoeker aanmoedigde (leren is een gewone activiteit,
dit was in de context van een experiment, uitgevoerd door betrouwbare onderzoekers).
Onze construal van situaties en gedrag refereert aan onze interpretatie en gevolgtrekking
van de stimuli of situaties waarmee we worden geconfronteerd. Je ziet mensen als vrije
agenten of slachtoffer, en dit bepaalt onze perceptie van hun acties, en die percepties
bepalen ons gedrag jegens ze.
We zijn meestal afhankelijk van schema’s in sociale situaties: een kennisstructuur, bestaande
uit een georganiseerd lichaam van opgeslagen informatie die ons helpt bij het begrijpen van
gebeurtenissen. Het is dus gegeneraliseerde kennis over de fysieke en sociale wereld.
Schema’s vangen de regulariteiten van het leven en lieden ons ertoe dat we bepaalde
verwachtingen hebben waar we op terug kunnen vallen zodat we de wereld niet steeds
opnieuw hoeven uit te vinden.
Veel werk in de sociale psychologie gaat over stereotypen: een geloof dat bepaalde
attributen karaktereigenschappen zijn van leden van een bepaalde groep.
Automatische processen geeft ruimte voor impliciete attitudes en overtuigingen die niet
gecontroleerd worden door de bewuste hersenen, en gecontroleerde, bewuste processing
2
,leidt tot expliciete attitudes en overtuigingen waar we ons bewust van zijn. Deze kunnen wel
impliciet of onbewust worden over de tijd heen.
Mentale processen gebeuren vaak onbewust, omdat het anders veel te lang duurt.
Veel menselijke gedragingen en instituties zijn universeel, of bijna universeel. Een voorbeeld
is rechtop op twee benen lopen. Ook delen we sommige van deze dingen met andere dieren.
Kinderen kunnen alle talen leren, dit hangt af van waar ze opgroeien. Er zijn algemene,
geërfde neigingen om grammaticale taal te leren. Evolutie heeft mensen voorbereidt om
samen te leven in een groep en om te communiceren zodat ze een grotere kans van
overleven hebben en zich voortplanten. Het heeft er misschien ook voor gezorgd dat
mensen een ‘theory of mind’ hebben: de mogelijkheid om te herkennen dat andere mensen
overtuigingen en wensen hebben.
Parental investment is het evolutionaire principe die stelt dat kosten en baten worden
geassocieerd met reproductie en de verzorging van kinderen. Omdat deze kosten en baten
anders zijn voor mannen en vrouwen, zal een gender normaal gesproken meer in elk kind
waarderen en investeren dan het in de ander zal. Vrouwen waarderen een kind meer,
omdat ze maar een gelimiteerd aantal kinderen kunnen hebben en er veel kosten in gaan.
Voor mannen is dit minder, omdat het maar weinig werk kost om te maken, ze na de
copulatie weg kunnen lopen en ze in principe een ongelimiteerd aantal kinderen kunnen
krijgen. Voor vrouwen is het dus belangrijker dat een man ze kan ondersteunen, voor een
man zijn de financiën van de vrouw minder belangrijk.
Naturalistic falacy: de claim dat dingen zijn zoals ze horen te zijn. Biologie is het lot. Dit heeft
echter geen logische basis. We hebben de neiging om veel dingen te doen die we kunnen
overwinnen (geen geweld gebruiken bijvoorbeeld).
In het brein heeft de amygdala te maken met onderbuikgevoelens, vooral angstige
gevoelens over saliente stimuli die we tegenkomen in de omgeving. De nucleus accumbens
is het gebied waar veel dopamine ontvangers zijn en projecteert naar de prefrontale cortex,
waar we complexe gedachtes en emoties verwerken. De nucleus accumbens wordt gezien
als het beloningscircuit van het brein: het signaleert snel en automatisch wat belonend is in
de omgeving (waar lekker ijs is bv).
Recent onderzoek toont dat culturele verschillen verder gaan dan overtuigingen en waarden.
Ze gaan helemaal door tot aan de fundamentele vormen van zelfperceptie en sociale
interactie en zelfs de perceptuele en cognitieve processen die mensen gebruiken om nieuwe
gedachtes en overtuigingen te verwerken.
Independent (of individualistic)cultures: een cultuur waarin mensen de neiging hebben om
over zichzelf te denken als aparte sociale entiteiten. Ze zijn met elkaar verbonden door
vrijwillige relaties van affectie en organisatiele leden maar essentieel apart van ander
mensen en ze hebben attributen die bestaan in de absentie van enige vorm van connectie
met anderen. Ze denken dat hun associaties met andere mensen, zelf hun eigen familie,
vrijwillig is en subjectief aan terminatie wanneer deze associaties onproductief of hinderlijk
worden. Dit is meer Westers.
Mensen van andere plekken zijn meer een interdependent (of collectivistic) cultures: een
cultuur waarin mensen hunzelf beschrijven als onderdeel van een collectief. Ze zijn
onlosmakelijk verbonden met anderen in hun groep en benadrukken individuele vrijheid en
persoonlijke controle over hun leven minder.
3
, Hoofdstuk 2: The methods of social psychology
Sociale psychologie helpt mensen om te dealen met kritieke veranderingen in de
samenleving, maar helpt ook met het begrijpen van minder belangrijke elementen. De
hindsight bias: de neiging om overmoedig te zijn over of ze een bepaalde uitkomst hadden
kunnen voorspellen.
Een gedachte-experiment is nadenken over de resultaten die je zou kunnen krijgen van een
onderzoek. Een hypothese: een voorspelling over wat er zal gebeuren onder bepaalde
omstandigheden. Een theorie: een set van gerelateerde voorstellen, bedoeld om een
fenomeen of aspect in de wereld te beschrijven.
Correlational research: onderzoek die twee of meer variabelen meet en vaststelt of er een
relatie is tussen die twee. Experimenteel onderzoek: onderzoek waarbij mensen random
worden verdeeld onder condities of situaties. Hierdoor kan de onderzoeker sterkere
inferenties maken over waarom er een relatie is en hoe verschillende situaties gedrag
aanpassen. Een onderzoeker heeft vaak geen controle over self-selection: de situatie waarin
de participant bepaalt welk level hij heeft of elke variabele (of die getrouwd is of niet,
hoeveel uur per dag ze spenderen aan video games), waardoor het probleem ontstaat dat
het ook andere onbekende eigenschappen kunnen zijn die verantwoordelijk zijn voor de
geobserveerde relaties.
Natural experiment: een gebeurtenis of fenomeen die natuurlijk voorkomt en die enigszins
andere condities heeft die vergeleken kunnen worden met bijna net zo veel stijfheid als in
experimenten waarin de onderzoeker de condities manipuleert.
Basic science: onderzoek die een fenomeen op zich wil begrijpen. Ze willen het begrijpen om
een valide theorie op te stellen over het karakter of sommige aspecten van de wereld.
Applied science: onderzoek die zich bezighoudt met het oplossen van belangrijke real-world
problemen. Basic onderzoek kan ervoor zorgen dat theorieën opkomen die leiden tot
interventies (een poging om iemands gedrag te veranderen). Het kan ook dat applied
science resultaten kan genereren die weer teruggaan naar basic science.
4