Samenvatting literatuur wetenschapsfilosofie
Bersselaar, Wetenschapsfilosofie in veelvoud
Mersch, Oogklepdenken
Wetenschapsfilosofie in veelvoud, hoofdstuk 1
Is meten weten? Strekking van deze vraag: De getallen en data die we krijgen wanneer we
kwantitatief onderzoek doen, leveren die daadwerkelijke kennis op van de situatie?
Probleem dat de auteur aan de orde stelt met het beschreven armoedeonderzoek: het
verzamelen van gegevens en cijfers zorgt niet altijd voor een goed beeld van de realiteit (van
de betrokkenen). Het is de vraag of we via empirisch onderzoek of uitsluitend langs die weg
wel aansluiting kunnen vinden bij de belevingswereld van mensen. En als dat niet zo is, wat
is dan de aard en de reikwijdte van de langs deze weg verworven kennis? Belevingswereld
en de betekenissen van mensen vallen niet vanzelfsprekend onder de wereld van feiten.
Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) betrekt zijn gegevens uit twee bronnen:
bestaande databestanden als die van de belastingdienst en het CBS en uit enquêtes.
Moeilijkheid van dat eerste is dat de belastingdienst bijv. enkel cijfers over officiële
inkomens enz. kan verschaffen. Je mist zo informatie.
Empirisch onderzoek geeft toegang tot een werkelijkheid die wordt opgevat als een
verzameling feiten en toedrachten met een constante structuur. Daartussen probeert het
overeenkomsten en verbanden te ontdekken. En het probeert theorieën op te stellen die
feiten en toedrachten kunnen verklaren. De belevingswereld van mensen en de
betekenissen die zij aan hun wereld geven vallen niet vanzelfsprekend onder die wereld van
feiten.
Probleem met het in de inleiding beschreven armoedeonderzoek:
-Niet alle relevante gegevens kunnen worden gemeten, neveninkomsten en illegaal werk
blijft bijvoorbeeld buiten beschouwing
-De voornaamste doelgroep van het onderzoek, namelijk de minima, is moeilijk bereikbaar
voor enquêteurs
-De belevingswereld en de betekenissen die mensen aan hun wereld geven worden niet
bestudeerd
Habermas verdedigde in de jaren 60 van de vorige eeuw het standpunt dat de sociale
wetenschappen zowel een empirische als een interpretatieve (geesteswetenschappelijke)
component (dienen te) hebben. De reductie van de sociale wetenschappen tot hun
empirische component noemde hij sciëntisme.
Sciëntisme is de vereenzelviging van wetenschap en empirisch onderzoek. Empirisch
onderzoek wordt hier als vanzelfsprekend geassocieerd met het zoeken naar waarheid,
objectiviteit en neutraliteit. Bovendien wordt er een vanzelfsprekend verband gelegd tussen
wetenschappelijke en maatschappelijke vooruitgang.
Sciëntisme: echte wetenschap is wetenschap enkel gebaseerd op empirisch onderzoek;
waarheid, objectiviteit, neutraliteit, maatschappelijke vooruitgang. Emotionele en
esthetische aspecten van problemen worden als irrationeel buitengesloten.
Wetenschap is niet waardevrij.
,Het Angelsaksische model maakt onderscheid tussen twee soorten titels: de Bachelor en
Master of Science en de Bachelor en Master of Arts. Science staat hier voor: exacte
wetenschap. Arts staat hier voor: humanities.
Er is een traditioneel onderscheid tussen, alfa-, beta- en gammawetenschappen.
Alfawetenschappen: geestes- en cultuurwetenschappen (recht, geschiedenis, filologie, taal-
en literatuurwetenschap, enz.).
Betawetenschappen: natuurwetenschappen (natuur- en scheikunde, biologie, astronomie,
aardwetenschappen, enz.) en het empirische onderzoek.
Gammawetenschappen: gedrags- en maatschappijwetenschappen (sociologie, economie,
psychologie, enz.), die interpretatief en empirisch onderzoek combineert.
Volgens de auteur gaat het bij wetenschappelijk onderzoek ‘om meer dan de feiten alleen’.
Als je alleen de feiten bekijkt blijft er namelijk ontzettend veel buiten beeld. Hij spreekt
liever over zes deelgebieden:
Er zijn zes deelgebieden of onderzoeksdomeinen die bij elkaar genomen het hele gebied van
het wetenschappelijk onderzoek bestrijken: het domein van de feiten, de beleving, de regels,
de betekenissen, de begrippen en de belangen.
Domein van de feiten: op basis van een definitie van een begrip een onderwerp in kaart
brengen. Het veranderen van de definitie van het begrip maakt de resultaten ongeldig.
(empirische methode)
Domein van de beleving: de voorstelling, beleving van mensen wordt onderzocht.
(fenomenologie)
Domein van de betekenissen: de beleving wordt in verband gebracht met de manier waarop
mensen hun situatie interpreteren. (hermeneutische verstaan)
Domein van de regels: onderzoek naar (ongeschreven) regels die de verwachtingen en
gedragingen van betrokkenen reguleren. (rationele reconstructie)
Domein van de begrippen (dialectiek)
Domein van de belangen (deconstructie)
De auteur geeft de voorkeur aan onderzoeksdomeinen boven een alfa/beta/gamma
indeling, omdat de structuur van onderzoek binnen de wetenschappen complexer is dan
zo’n eenvoudige classificatie suggereert.
Wetenschapsfilosofie: onderzoek naar de grondslagen, de geldigheid en de reikwijdte van
wetenschappelijke kennis en onderzoeksmethoden. Houdt zich bezig met de vraag naar de
mogelijkheden en de beperkingen van wetenschappelijk onderzoek en de daarbij gebruikte
methoden en argumentatievormen.
Ontologisch: gaat over de aard of de eigenschappen. Wat bestaat echt?
Epistemologisch: gaat over kennis en waarheid. Wat kan ik weten en onder welke
voorwaarden kan ik gegeven de aard van het object kennis erover krijgen?
Sociaal-filosofisch: praktisch
Methodologisch: studie van wetenschappelijke methoden, procedures en werkwijzen die
moeten worden gebruikt om kennis te verwerven en om de wetenschap vooruit te helpen
Ethisch: Over wat goed en slecht is, moreel verantwoord. Wat moet ik doen?
Methodenpluralisme: er moet ook onderlinge kritiek vanuit verschillende
benaderingswijzen binnen één domein mogelijk zijn. Oftewel: bevindingen binnen een van
,de eerdergenoemde domeinen met bijbehorende methoden (empirisch, fenomenologisch,
dialectisch etc.) kunnen door een ander domein worden geproblematiseerd.
De auteur vindt dit wenselijk omdat onderzoek complex is en binnen meerdere domeinen
tegelijk kan worden gesitueerd.
Je kunt niet aan elk onderzoeksdomein een wetenschappelijke discipline koppelen. De
disciplines opereren afhankelijk van elkaar en tussen verschillende onderzoeksdomeinen in.
Wetenschapsdisciplines hebben allemaal een positie binnen een soort zeshoek van de
domeinen en hebben domeinen met elkaar gemeen.
De auteur vindt wetenschapsfilosofie belangrijk voor WO-studenten, omdat reflectie op
onderzoek onmisbaar is wanneer men zich voorbereidt op een wetenschappelijke carrière.
Enge inhoud van het begrip ‘feit’(en): door zintuiglijke waarneming constateerbare standen
van zaken of gebeurtenissen.
Ruime inhoud van het begrip feit: niet enkel de zintuiglijk waarneembare feiten, maar ook
de symbolische lading (betekenis) van menselijke uitingen. (Bij menswetenschappen en
sociale wetenschappen).
Hoofdstuk 2, het domein van de feiten
Empirisch-analytische wetenschapsfilosofie
De redenen die een vakman hoort voor bepaald gedrag zal hij niet gebruiken als verklaring
voor wat hij heeft waargenomen. Fundament van empirisch onderzoek zijn de zintuiglijk
waarneembare feiten. Redenen die mensen opgeven voor hun gedrag behoren daar niet
toe.
Feit (in empirische wetenschapsleer): een stand van zaken of een gebeurtenis waarvan het
optreden door middel van zintuiglijke waarneming wordt vastgesteld. Een feit is wat naar
aanleiding van een waarneming beweerd wordt, als die bewering waar is. Feiten zelf zijn niet
waarneembaar. Iets is enkel een feit wanneer alle betrokkenen het daarover eens zijn.
Een ervaring kan per moment verschillend zijn, ook al is er een onderliggend gelijk gebleven
feit. Een ervaring is subjectief óf objectief. Dat een waarneming/ervaring niet in
overeenstemming is met feiten, betekent niet dat de ervaring er niet was. Je ziet wat je ziet
en je hoort wat je hoort. Dit resulteert erin dat waarnemingen niet door feiten weerlegd
kunnen worden en beweringen wel. Beweringen kunnen namelijk waar of onwaar zijn.
Beweringen zijn claims met betrekking tot de waarheid van een uitspraak.
De auteur beweert dat of een bewering waar is of niet afhangt van de instemming van de
betrokkenen: iets kan alleen maar voor waar doorgaan als alle betrokken het daarover eens
zijn. Daarom kan ook altijd weer betwijfeld worden of iets een feit is.
Als we ons in de wetenschap enkel zouden bezighouden met het ‘zintuiglijk waarneembare’,
zouden grote delen van de menselijke werkelijkheid ontoegankelijk zijn voor empirisch
onderzoek.
In de praktijk van de sociale wetenschappen zijn betekenisvolle uitingen, toestanden of
gebeurtenissen ook feiten. Zo zou je dus kunnen waarnemen of het een feit is dat iemand
, een gelukkig huwelijk heeft. Dit kan wel alleen maar als er precieze eenduidige begrippen
worden gehanteerd om de controleerbaarheid van uitspraken te garanderen.
Inductieve methode: methode van de logisch positivisten, variant van empirische methode.
Inductie is een redeneervorm waarbij algemene uitspraken worden afgeleid uit bijzondere
uitspraken (van een reeks waarnemingen) over afzonderlijke waarnemingen.
Onderzoekers verzamelen niet zomaar alle gegevens die ze tegenkomen, maar zoeken
systematisch.
Alle waarneming is theoriegeladen, want waarneming is alleen mogelijk op basis van een
gezichtspunt, een theorie, een verwachting of desnoods een geloof.
Popper: de theorie die onze waarneming bepaalt strijkt als een zoeklicht over de omgeving.
Alleen de dingen die oplichten komen in aanmerking om als feit te worden herkend. Wat een
feit is hangt dus af van de zoeklichttheorieën die onze waarneming bepalen.
Een waarneming is dus niet het beginpunt van het zoeken naar kennis, aangezien er altijd
een theorie aan ten grondslag ligt.
Karl Popper-falsificatiemodel
-Popper is consequenter dan de meeste andere wetenschapsfilosofen. Hij neemt namelijk
bezwaren tegen de inductieve methode serieus en onderzoekt de consequenties daarvan
voor de empirische methoden van het onderzoek.
-Het moderne historische en sociologische onderzoek naar de grondslagen van de
empirische wetenschappen knoopt aan bij het falsificatiemodel van Popper.
-Volgens Popper begint wetenschappelijk onderzoek niet met het verzamelen van gegevens,
maar met problemen.
-Volgens Popper moet men niet streven naar de bevestiging of bekrachtiging van theorieën,
maar naar de weerlegging of de falsificatie ervan.
Kennis begint met problemen. Er is altijd een bijzondere aanleiding om naar kennis te
streven. Een toestand vormt een probleem voor ons als we belang hebben bij de
verandering ervan. Een probleem is pas een kennisprobleem als we nieuwe kennis nodig
hebben om het op te lossen en pas dan is er aanleiding om onderzoek te doen.
In de empirisch-analytische wetenschapstheorie is het belang dat bepaalt of iets als een
probleem geldt en het daarvan afgeleide kennisbelang een heikel punt. Dat hangt samen
met een al dan niet verzwegen ideaal van zuiver wetenschappelijk onderzoek. Het idee van
kennisbelang verwijst mede naar buitenwetenschappelijke belangen die van invloed zijn op
wetenschappelijk onderzoek en lijkt daarom haaks te staan op het ideaal van de zuiverheid
van onderzoek.
Als er een (kennis)probleem is waarvoor de oplossing niet voorhanden is, bestaat de
werkwijze van de onderzoeker erin oplossingen te bedenken en uit te proberen. Die
oplossingen hebben de vorm van theorieën of hypothesen.
Theorie: verzameling begrippen en uitspraken, die in hun onderling verband een model voor
de beschrijving en de verklaring van een deel van de werkelijkheid geven.