Gezinspedagogiek: opgroeien in een hedendaags gezin
Hoofdstuk 1
Babyfase is een lastige fase ouders moeten kennis empirisch gaan opbouwen over hoe om te gaan met huilen, slapen en voeden
van het kind.
Daarna de stabiel basisschoolfase kinderen doorlopen hier weinig ontwikkelingsstadia
Adolescentie worstelen ouderen en pubers zelf met de fase van storm en stress.
o Ouders hebben sterk het gezien dat ze verantwoordelijk zijn voor de uitkomsten van hun opvoeding.
Het gezin wordt namelijk gezien als hoeksteen van de samenleving.
Rol van het gezin in de opvoeding:
o Shorter (1975): traditionele gezin als norm en ideaal is aan het verdwijnen nieuwe onderzoeksdiscipline wordt gestart:
gezinsgeschiedenis
Er werd niet langer gebruik gemaakt van een gezin dat bestaat uit vader, moeder en kinderen (traditionele gezin).
Het moderne gezin wordt gekenmerkt door minder stabiliteit, omdat het in stand blijven van partnerrelaties niet
meer van zelfsprekend is. Ook door de toenemende individualiteit en de afname van geborgenheid.
Vraag: in hoeverre hebben gezinsvormen blijvend invloed en in hoeverre kunnen ouders de ontwikkeling van
kinderen bepalen.
Nature en nurture
o Nature: aanleg.
Gedragsgenetici: nadruk op genetische bagage.
Anti-pedagogen: invloed van omgeving is maar beperkt of het blijft beperkt tot de invloed van leeftijdsgenoten in
de adolescentie en ontwikkeling van kinderen niet door de ouders wordt bepaald.
o Nurture: omgeving of opvoeding.
Omgevingsdenkers: invloed opvoeding is groot
o Consensus: genetische aanleg en omgeving hebben beide invloed (en vooral de interactie tussen beide)
Er is invloed vanuit de genetica, maar opvoeding is nodig voor de ontwikkeling van kinderen.
Pedagogiek als apart discipline
o Pedagogiek: opvoeding in de breedste zin
Is ontstaan als gevolg van de ontdekking van het kind door Ariés.
Rousseau: benadrukte de eigenheid van het kind.
o Heilpädagogik: men richtte zich op het uitwerken van medische inzichten in opvoedingsmaatregelen om psychische
defecten te genezen (Duitsland).
o Vanaf eind 19e eeuw kwam in de moderne psychologie de nadruk te liggen op het ontleden van structuur van menselijke
ervaringen in kleinere delen.
In de pedagogiek lag de nadruk geheel op het menselijke gedrag in context van de opvoeding en omgeving.
o Martinus Langeveld: pedagogiek is een normatief en handelsericht.
Empirisch onderzoek is van belang door empirisch onderzoek krijgt verkregen kennis pas betekenis door
vanuit die kennis normatieve uitspraken te doen.
Normatieve element: visie of idee over wat wenselijk en haalbaar is in de opvoeding.
o Verschil tussen normatieve pedagogiek en empirisch-analytische pedagogiek.
empirisch-analytische pedagogiek: wetenschappelijk bewijs over het opgroeien en opvoeden van kinderen
opvoeders hebben niet alleen feiten nodig, maar laten hun eigen opvoeding ook sterk meewegen wat hun
normen en waarden zijn, ongeacht wat de feiten zijn.
o Wanneer is en opvoeding goed of slecht?
Geen goed empirisch antwoord op te geven.
o Empirisch-analytische en normatieve pedagogiek zijn complementair.
Empirisch onderzoek levert feiten en wetmatigheden op.
Normatieve uitspraken zijn er om vanuit de wetenschap handelsadviezen te kunnen geven voor de praktijk van
opvoeding en onderwijs.
Deze normatieve uitspraken, zie de wenselijke uitkomsten laten zien, zijn onwetenschappelijk en
subjectief wordt deels bepaald door de achtergrond van de onderzoeker.
Gezinspedagogiek en andere pedagogische disciplines
o In gezinspedagogiek gaat het over de normale ontwikkeling van kinderen in verschillende, specifieke
opvoedingsconcepten.
o Van een normale opvoeding is er sprake als een kind alle fasen doorloopt naar volwassenheid op het gebied van fijne en
grover motoriek, groei, sociale vaardigheden en spraak en taal.
Als het kind mijpalen behaalt dan zijn er geen problemen in de ontwikkeling.
o Orthopedagogiek richt zich op de opvoeding in problematische situaties.
o Ontwikkelingspsychologie houdt zich bezig met de algemene cognitieve, morele of sociaal-emotionele ontwikkeling van
het individuele kind: dit is dus het macroniveau in het model van Bronfenbrenner.
o Gezinspedagogiek legt de nadruk op de opvoeding van kinderen met een normale ontwikkeling en de rol van de
opvoedomgeving in die ontwikkeling.
Ontwikkeling van kinderen in een groot gezin verschilt van enige kinderen.
o Het gezin is een belangrijk element (primair opvoedmilieu) binnen gezinspedagogisch opvoedmilieu
Wordt gekeken naar de rol van vaders en moeders, invloed van gezinssamenstelling of gevolgen van een
scheiding.
Steeds minder kinderen groeien op in een traditioneel gezinen er is diversiteit aan gezinsvormen.
Het gezin is zich aan het veranderen en dit heeft invloed op de ontwikkeling van kinderen.
Theoretisch kader
Model van Bronfenbrenner
, o Sociaal-ecologisch ontwikkelingsmodel.
o Ontwikkeling van kinderen vindt plaats als gevolg van toenemende complexe interactie tussen het ontwikkelende individu
en personen, objecten en symbolen in de directe omgeving.
Interacties worden ook wel proximale processen genoemd basis voor de ontwikkeling van een kind
Hoe de proximale processen van invloed zijn, hangt af van de indivuele eigenschappen, omgeving en
aard van de ontwikkelingsuitkomsten
Volgens Bronfenbrenner speelt omgeving dus de belangrijkste rol bij de ontwikkeling hij maakt onderscheidt
tussen verschillende ecologische systemen:
Microsysteem: opvoedingsituaties (settings) waarin het kind zit en er directe interactie is met de
omgeving
o Buren, kinderdagverblijf of vrienden.
Mesosysteem: interactie tussen verschillende opvoedingssituaties.
o Afstemmen tussen ouders, leerkrachten of huisarts.
o Goed afstemming tussen de verschillende microsystemen komt de ontwikkeling van het
individuele kind ten goede.
Exosysteem: invloed van structuren waarin het kind niet direct aan deelneemt, op de ontwikkeling.
Deze structuren beïnvloeden wel de directe omgeving.
o Werk van ouders, krant, internet of tv.
Macrosysteem: de grote structuren op afstand van het kind.
o Wetgeving, cultuur of geloof.
Chronosysteem: historische ontwikkelingen kunnen de omgeving van het kind veranderen.
o Veranderingen in gezinsstructuur of verandering van SES.
o Door het model kan de invloed van de omgeving van het kind in kaart worden gebracht.
Model van Belsky
o Procesmodel.
o Opvoeding is tweerichtingsverkeer: wederzijdse beïnvloeding tussen opvoeder en kind.
Kenmerken van het kind (intelligentie en temperament) beïnvloeden zowel de ontwikkeling van het kind als het
opvoedingshandelen van de ouders.
Factoren die invloed kunnen hebben op het opvoedgedrag van de ouders
Opvoedvaardigheden worden deels bepaald door ervaringen uit eigen kindertijd, de ontwikkeling van
de persoonlijkheid, mate van sociale steun, kwaliteit van de partnerrelatie en werk.
Model van Sameroff
o Transactioneel model.
o Het kind is geen hulpeloos slachtoffer van de opvoeding waarin ouders de uitkomsten bepalen de eigenschappen en het
gedrag van het kind bepaald het opvoedgedrag (positief of negatief).
o Zowel aanleg en omgeving veranderen door de tijd heen de veranderingen zijn onderling afhankelijk van elkaar en
beïnvloeden elkaar
Door een lastig temperament van het kind kunnen de gevoelens van de ouders richting het kind verstoord raken
mishandeling als gevolg hiervan.
Mishandeling heeft weer gevolgen voor het gedrag van het kind wederzijdse (negatieve)
interactiepatronen.
Is van belang dat een pedagoog door middel van de modellen kan zien hoeveel invloed de omgeving heeft op de ontwikkeling van
het kind en daar in empirisch onderzoek en in normatieve uitspraken over opvoeding rekening mee houdt.
o Pedagogiek maakt niet alleen gebruik van psychologische kennis, maar ook van sociologische kennis over sociale relaties en
sociale interactie.
o Er wordt ook gekeken naar de rol van ouders in de interactie met hun kinderen
Hoofdstuk 2
Onderzoek naar de geschiedenis 3 benaderingen.
o Demografische benadering: verzamelen en interpreteren van kwantitatieve, demografische gegevens en probeert hiermee
een beeld te vormen van de leef- en opvoedingsomstandigheden van ouders en kinderen.
Geeft de vorm van het gezinsleven en gezin aan.
o Affectieve benadering: aandacht voor menselijk gedrag en persoonlijke beleving en motieven door het gebruiken van
kwalitatieve bronnen.
Dagboek enz.
o Historische maatschappijwetenschappen: invloed van sociaaleconomisch, cultureel-maatschappelijk en technologische
ontwikkelingen op veranderingen in het gezin.
o Tegenwoordig: interdisciplinair combi van alle bovenstaande
o Compleet beeld van de historische werkelijkheid van het gezinsleven.
Pedagogische stromingen
o Humanisme:
Christelijke denkers die de klassieke tijd terug wilde
Doel: vorming van de homo universalis
Indivualistische benadering
Ingespeeld op eergevoel een aansporen van competitie
Veel nadruk op leren en goed en precies nadenken
Erasmus: synthese van de klassieke cultuur en de christelijke vroomheid
Onderwijs begint bij jonge kinderen
, o Voorkomen van het vervallen in onhebbelijk gedrag
Opvoeding ligt bij vader moeder doet verzorging
Uitgaande van de nieuwsgierigheid en intrinsieke motivatie van de leerling
Kind kan gevormd en gekneed worden leren door imitatie goede opvoedingsomgeving van groot
belang.
o Verlichting:
Menselijke rede als criterium bij het zoeken naar de waarheid
Kennis en rede kan de mens behoeden voor ontwetendheid, bijgeloof, onbeschaafdheid en armoede.
God is de veroorzaker van alles, maar heeft na de schepping op geen enkele wijze moeten ingrijpen op het proces
van de natuurwetten
Deïsme: afwezigheid van een schepper.
Mens moet dus vertrouwen op eigen denken, handelen en eigen verstand kon ook, want mens werd
gezien als van nature goed.
Groot vertrouwen in geestelijke zelfstandigheid van de mens.
Opvoeding: niet alleen vertrouwen, maar ook een duidelijk opvoedingsdoel.
Verlichtingsdenkers wilde tolerantie bv. Religie.
Locke: some thoughts concerning education publicatie van brieven aan een vriend over het hoofse, elitaire
opvoeding van zijn zoon.
Geschreven voor elite, maar ook gebruikt in de burgerij.
Vooral nadruk op lichamelijke ontwikkeling en hygiënische verzorging.
Een kind komt ter weereld als tabula rasa een onbeschreven blad komt overeen met de
gedachten van erasmus.
o Verworp dat er aangeboren ideeen zijn en dat er aanleg zou zijn over hoever je het zou
kunnen schoppen in het leven hij ging uit van kennis door ervaring.
Het kind als onbeschreven blad geldt dus alleen voor de empirisch verkregen kennis en niet voor het
karakter deze werd bepaald door god.
Doel van opvoeding: het verwerven van vrijheid en zelfbestuur
o Opvoeding diende te leiden tot deugd, godsvruchtigheid, welgemanierdheid en kennis.
o Romantiek:
Tegenbeweging in reactie op de verlichting.
Meer nadruk op gevoel en intuitie in plaats van rede en ratio.
Aandacht voor de diepere lagen van de menselijke ziel, voor irrationele en voor het onbewuste.
Volk of natie organische eenheid ipv is een verzameling van individuen.
Mens is geworteld in zijn verleden haaks op verlichting.
Er komt ook waardering en aandacht voor het kind zelf en niet alleen de volwassenen die van het kind
gemaakt moest worden.
Rousseau: verzette zich tegen de opvatting van de verlichting dat alleen kennis en wetenschap vooruitgang voor
de mens zouden bieden.
Hij ging ook uit van de kneedbaarheid van kinderen, ook vond hij dat er weinig te sturen viel aan de
opvoeding van een kind.
o Dit sturen zou van binnenuit komen.
o Er kon dus juist veel fout gaan
Emile, ou de l’education opgroeien en opvoeding van emile in een onbedorven wereld.
o Hij dient te leren door een natuurlijke opvoeding, door een innerlijke stem die de opvoeding
en ontwikkeling in de juiste richting zou sturen.
o Taak van de opvoeder zou beperkt zijn alles beschermen van het kind tegen de
maatschappij zogenaamde negatieve opvoeding
Alles is goed uit de handen van de schepper, alles raakt bedorven in de handen van de mens
Het mensbeeld is positief de mens is van nature goed geboren.
o Maatschappijbeeld is negatief en de invloed van cultuur is verderfelijk.
Het probleem voor Rousseau is dat een kind niet geïsoleerd van de maatschappij kan opgroeien
zoals Emile.
o De vraag is dan ook: hoe de mens gelukkig wordt en kan omgaan met de kloof tussen natuur
en maatschappij.
Sleutelrol voor morele ontwikkeling: deugdzaamheid en zelfbeperking kunnen
voorkomen dat de mens immoreel zal handelen
Doel van opleiding: kind laat zich optimaal ontwikkelen en dicht bij de onbedorven mens van de
schepping te blijven.
Aan Rousseau wordt toegeschreven:
o Ontdekking van de eigen aard van de kinderlijke leefwereld.
o De formulering van een opvoeding die de natuurlijke ontwikkeling van het kind volgt.
o De erkenning van het kind als een opzich waardevolle persoon.
o De cultivering van het gevoel en van de intrinsieke motivatie van het kind.
Verschillen tussen Locke en Rousseau:
o Locke: een opvoeding moet leiden tot welgemanierdheid. Locke geloofde in maakbaarheid en
opvoedbaarheid van kinderen. Het belang van rede was voor Locke oneindig groot. Hij zag
het als middel voor de opvoeding.
, o Rousseau: predikte beperking en de natuurlijke ontwikkeling van het kind wilde volgen.
Rousseau zag vooral beperkte mogelijkheden in de opvoeding. Rousseau zag de rede als doel
van de opvoeding.
Mens- of kindbeeld veranderde in deze tijd: van een kind dat van nature geneigd was tot het kwade, via
een kind dat als onbeschreven blad was, naar een kind dat in het Rousseauiaanse denken van nature
juist geneigd is tot het goede.
o Zorgde voor veranderingen in de rol van ouders in de opvoeding.
Invloed van Locke en Rousseau op opvoeding en gezinsleven
o Ondanks de nieuwe ideeën uit de romantiek en de verlichten bleven veel van de traditionele ideeën nog in stand, omdat
deze werden doorgegeven van generatie op generatie.
Voorbeeld: het lot van de mens ligt in de handen van god gelatenheid bij het overlijden van kinderen.
o Ouder-kind relaties veranderen in 2e helft 19e eeuw vooral bij stedelijke middenklasse.
Locke benadrukte de eigenheid van kinderen: kinderlijkheid is prima zolang niemand er last van heeft;
lichamelijke straffen was niet nodig.
De opvoeding moest in de geode richting gestuurd worden naar beheersing van gevoelens en
emoties.
Zonen moesten door het vaders worden beïnvloed en in veel mindere mate door hun moeder.
De nadruk lag sterk op de intellectuele ontwikkeling en minder op de sociale en morele ontwikkeling.
o Romantiek zorgde voor meer aandacht voor de emotionele ontwikkeling en moeders kregen weer een grotere rol in de
opvoeding.
Kind krijgt een centralere rol in het gezin taak van de opvoeding lag bij de moeder en later werd de vader pas
betrokken (alleen bij opvoeding van zonen).
Ouders moesten niet alleen gaan disciplineren, maar ook leiding gaan geven aan het kind.
In de middelklasse was de moeder het middelpunt van het gezin: gaf de kinderen een intellectuele en morele
opvoeding en zelfdiscipline, productiviteit en verantwoordelijkheidsgevoel.
In de lagere klasse is dit anders: opvoeding was alleen het noodzakelijke.
o De vrouw blijft thuis voor de verzorgende rol en de man gaat werken om geld te verdienen scheiding van de rollen valt
samen met de scheiding van wonen en werken.
Er is binnen het gezin sprake van individualisme en een scheiding van levenssferen in aparte kamers.
Eerst was de vrouw onderdanig aan de man, maar dit wordt in de 19 e eeuw meer gelijk.
o Er kwam meer aandacht voor de emotionele verhoudingen, huishoudelijkheid en de eigenheid van het kind.
Het kind krijgt een centrale positie in het gezin en ouders krijgen een andere rol.
o Later het reguleren van de kinderarbeid en de leerplicht is een verspreiding van de ideeën uit de middenklasse naar de
lagere klasse.
Start van een gezinshistorisch debat: de zwarte legende
o Debat over de vraag of er voor de verlichting en de industrialisatie wel sprake is geweest van een kindertijd en een
gezinsgevoel.
Voorgesteld door Aries: stelde dat de kindertijd voor de 17e eeuw niet bestond, er is pas daarna aandacht
gekomen voor het kind zijn.
Verklaring voor het ontstaan van het gezinsgevoel: wegvallen van familiebanden, waardoor emotioneel geladen
relaties mogelijk werden
Stroming die op deze ideeën inging zwarte legende.
Geïnteresseerd in het ontstaan van moderne sociale relaties en gingen uit van discontinuïteit
o Kernzin heeft een duidelijke omslag plaatsgehad in het persoonlijk level van mensen op het
gebied van partnerkeuze, moeder-kindrelatie en gezinsleven.
o Er is ook sprake van een emotionaliseringsproces: echtelijke liefde, moederliefde,
gezinsgevoel en geborgenheid moderne sentimenten.
Waar baseerde de aanhangers van de zwarte legende dit op?
o Onverschilligheid en egocentrisme van ouders: weinig rouwen bij het overlijden van kinderen.
In de 19e eeuw komt dit steeds meer voor en wordt het meer benoemd.
Dit was het bewijs dat de ouders niet konden veroorloven om van hun kinderen te
houden.
o Zogen van een pasgeborene door een voedster wordt gezien als onverschilligheid van de
ouders.
Kinderen werden gelijk na hun geboorte weggestuurd naar het plaateland om
opgevoed te worden. ouders kwamen de baby niet meer bezoeken, dus er ontstond
geen affectieve band tussen de kind en de ouders.
Verder was er een hoge sterfte onder de uitbestede kinderen uitbesteden staat
gelijk aan moord volgens de zwarte legende hieruit blijkt de onverschilligheid
van moeders voor hun kinderen.
o Verschillende verklaringen voor het ontbreken van moderne sentimenten in het gezinsleven:
Economische omstandigheden, Sociaal-maatschappelijke omstandigheden,Religieuze motieven.
Armoede en hoge kindersterfte zouden affectieve relaties in de weg staan het ontbreken van affectie kan zelfs
zorgen voor kindersterfte.
Na verbetering van de economische omstandigheden was er plek voor liefde in het gezin en werd de
partnerkeuze bepaald door romantische motieven.
Veranderende gezinssamenstelling zou het opkomen van het affectief individualisme bevorderd hebben.
Samenlevingverbanden veranderden: