Wat is orthopedagogiek?
Opvoeden
Opvoeden is een proces dat zich binnen een bepaalde gemeenschap of cultuur afspeelt tussen opvoeders en
kinderen. Doorgaans verloopt de opvoeding vanzelf, voor een deel zelfs niet bewust.
Als opvoeden niet vanzelf gaat, of als de ontwikkeling van een kind stagneert, leidt dat nogal eens tot
spanningen binnen het gezin, maar vaak ook daarbuiten. Er kan een opvoedingsimpasse ontstaan.
Volgens Steutel verloopt het proces van een opvoedingsimpasse als volgt:
1. De opvoeder constateert voor tijdstip I dat de ontwikkeling van het kind niet in de door hem gewenste
richting verloopt.
2. De opvoeder heeft tot op dat moment naar beste kunnen geprobeerd om de ontwikkeling van het
kind in de gewenste richting te beïnvloeden.
3. Op tijdstip I is de opvoeder van mening dat hij er niet in geslaagd is.
4. De opvoeder ziet dan ook geen bevredigende middelen meer om de ontwikkeling van het kind in die
richting te beïnvloeden.
5. De opvoeder mist op dat moment tevens de verwachting dat hij zelfstandig, of in overleg met de
medeopvoeders, binnen een acceptabele termijn bevredigende middelen zal vinden.
6. Dit besef gaat gepaard met pijnlijke emoties bij de opvoeder.
Een opvoedingsimpasse kan worden gesignaleerd door de ouders of verzorgers zelf, maar ook door
buitenstaanders.
J.F.W. Kok: Opvoeden is een wezenlijk aspect van het menselijk bestaan, waarmee mensen het humane
voortbestaan mogelijk maken.
Wat als opvoeden wordt beschouwd, hangt nauw samen met factoren als de tijdsgeest, de cultuur of
wetenschappelijke opvattingen.
Van Dale: Opvoeden is lichamelijk en geestelijk vormen; grootbrengen.
Niet alleen de opvoeder maar ook het kind neemt actief deel aan het opvoedingsproces. Er is altijd sprake van
wederzijdse beïnvloeding. Kok spreekt van een dynamisch proces, waarin het kind zich ontwikkelt en de
opvoeder opvoedt.
Opvoeding krijgt niet alleen vorm in een reeks doelgerichte en bewuste pedagogische handeling die leiden tot
een bepaalde ontwikkeling van het kind. Een belangrijk accent ligt juist bij de invloed van de dagelijkse omgang
met elkaar, de sfeer of de wijze waarop de opvoeder ‘voortleeft’ wat hij belangrijk vindt. Kok gaat ervan uit dat
juist dit zogenaamde fundamentele karakter van de opvoeding pedagogisch effect sorteert. De intentionele
momenten of doelgerichte handelingen maken volgens hem slechts een beperkt onderdeel uit van het totale
opvoedingsproces.
Behavioristische conditionering: situaties waarin gedragsproblemen worden aangepakt met gepopulariseerde
vormen van gedragstherapie in de vorm van consequent belonen en ontmoedigen van gedrag.
De Winter: Opvoeden gaat om complexere zaken, zoals de vorming van persoonlijkheid, om het ontdekken van
identiteit en de zin van je bestaan, om je plaats in cultuur en samenleving. Daarbij zijn wijsheid en gezag,
geduld, moed en ervaring belangrijker dan simpele conditioneringsprincipes.
Volgens Kok is opvoeden het in relatie staan van opvoeder(s) en opvoedeling(en), waarin de opvoeder zich als
persoon, als zijn wijze van mens-zijn presenteert, een klimaat creëert dat persoonlijkheidsgroei bevordert en
leefsituaties zo hanteert dat deze optimale kansen bieden voor zelfontplooiing.
,Levering constateert dat er geen pedagoog is die zich nog waagt aan het formuleren van een algemeen
opvoedingsdoel. Volgens hem heeft er een verschuiving in het opvoedingsdenken plaatsgevonden van het
opvoedingsdoel naar de kwaliteit van de opvoedingsrelatie. Een van de achtergronden van deze verschuiving is
het feit dat het moeilijk is een eindpunt voor het opvoeden te bepalen.
De richting waarin wordt opgevoed, is voor een groot deel cultureel bepaald en daarmee ook tijd- en
plaatsgebonden.
Pels, Distelbrink en Postma spreken van 2 centrale opvoedingswaarde:
- Autonomie: zelfbepaling en zelfstandigheid.
- Conformiteit: aanpassing aan de eisen van de omgeving.
Kok ziet opvoeden als een samen op weg zijn, zonder het waarheen te kennen. In plaats van te spreken over
het doel van opvoeden, heeft hij het over een perspectief.
- Opvoedersperspectief: hoop en verwachting op een toekomst, waar vervuld gaat worden wat er nog
niet is, ook nog niet gekend is, maar wat gewenst en gehoopt wordt.
- Kindperspectief: datgene wat sluimerend in het jonge kind aanwezig is, en in de loop van de
ontwikkeling steeds meer gaat ontwaken.
De aanleg waar iemand mee wordt geboren geeft de grenzen en mogelijkheden aan waarbinnen het
kind zich ontwikkelt en kan ontwikkelen. Wat die aanleg is, openbaart zich als het kind opgroeit en is
te zien in de manier waarop het zich laat zien in relatie tot heet opvoedings- en ontwikkelingsproces.
De relatie is volgens Kok de basis van het opvoedingsproces; zonder relatie is opvoeden niet mogelijk.
Met het functionele karakter van de opvoeding verwijst Kok vooral naar de continue onderlinge betrokkenheid
van de deelnemers aan het opvoedingsproces.
Van Sprang beschrijft geborgenheid, veiligheid en een uitnodigende (leer)omgeving als basis voor de
zelfontplooiing van het kind. Vanuit die geborgenheid wordt het kind uitgenodigd en gestimuleerd om de hem
omringende wereld te ontdekken, te ervaren en zich eigen te maken.
De opvoeder oefent ook doelgerichte invloed uit. Kok noemt dit het intentionele ofwel doelgerichte karakter
van de opvoeding. Over het algemeen betreft het hier kleine doelen binnen het opvoedingsproces.
Het kind ontwikkelt zich via de interactie en in relatie met de opvoeder, in een proces dat primair functioneel
is, maar dat daarbinnen ook intentionele momenten kent.
Kok spreekt van een groeiend kindperspectief bij een afnemend opvoedersperspectief.
John Dewey benadrukt het belang van een goed onderwijssysteem voor het realiseren en handhaven van
democratie.
Ook de Winter kent de opvoeding en het onderwijs een belangrijke rol toe als het gaat om
burgerschapsvorming en de ontwikkeling van democratische waarden en competenties.
Pedagogische civil society: de invloed van de sociale kwestie van een wijk en sterke sociale netwerken, waarin
ook anderen dan de ouders zich verantwoordelijk voelen voor het opgroeien van de jeugdigen.
Pedagogiek
Pedagogiek: de leer van de opvoeding ofwel opvoedkunde.
Van IJzendoorn en De Frankrijker geven als omschrijving van pedagogiek of opvoedkunde: de bestudering van
de opvoeding, het onderwijs en de hulpverlening aan kinderen en jeugdigen, met het oog op verbetering van
de praktijk.
Van Strien geeft 3 niveaus van omgaan met problemen in de opvoeding die elkaar onderling beïnvloeden.
1. Het niveau waarop ouders, leerkrachten en andere opvoeders nadenken over opvoeding en gedrag.
2. Het niveau van de praktijkgerichte theorie.
, 3. Het wetenschappelijke niveau – het niveau waarop onderzoek wordt verricht dat bijdraagt aan
algemene theorievorming.
Het gedrag van een kind lezen betekent, zien en kunnen vertalen wat het door middel van zijn gedrag vertelt
en wat het vraagt met betrekking tot zijn ontwikkeling en de opvoeding. Opvoeders leren als het ware dit
gedrag van het kind te lezen en de opvoeding daarop af te stemmen.
Orthopedagogiek
Rispens geeft de volgende definitie van orthopedagogiek: De wetenschap die zich in onderzoek en
theorievorming richt op de beschrijving van de aard en de achtergrond van het ontstaan van opvoedings-,
ontwikkelings- en schoolproblemen bij kinderen en jeugdigen, met het oog op onderkenning, behandeling en
preventie.