Europees recht
Planning:
- In lesweek 1 herhalen we bondig de lesstof van lesweek 6 van het vak ‘P3 Internationaal Publiekrecht’,
waarin we de EU en het Europees recht reeds op hoofdlijnen hebben uiteengezet. Op deze hoofdlijnen
borduren we voort om zodoende de positie en invloed van de EU en het Europees recht op de Nederlandse
rechtspraktijk goed te kunnen begrijpen. Deze week verschaft hiermee een totaaloverzicht van de EU en
vormt de basis voor de lesweken 2 tot en met 6, waarin we per lesweek een deelaspect uitlichten.
- In lesweek 2 slaan we de brug van de EU naar het Europees recht. De verschillende vormen van Europees
recht komen aan bod en meer in het bijzonder de mate van doorwerking ervan in de Nederlandse rechtsorde
(in welke gevallen men wel of geen beroep kan doen op Europees recht voor de Nederlandse rechter).
- In de lesweken 3 tot en met 5 zoomen we in op één van de hoofdoelstelling van de EU als besproken in
lesweek 1, te weten het tot stand brengen van een interne markt met de bijbehorende vier vrijheden en
concurrentieregels. We gaan na wat deze interne markt inhoudt, welke EU-rechtsregels hierbij van belang zijn
en waarom kennis hiervan van groot belang is voor de hbo-jurist.
- Lesweek 6 vormt het inhoudelijke slotstuk, waarin we nagaan wat te doen als een partij in strijd met
Europees recht handelt. Bij wie kun je terecht? En in welke gevallen? En welke beroepsmogelijkheden heb je
dan?
- Afsluitend vindt in lesweek 7 een zogenaamd responsiewerkcollege plaats, waarin ruimte is voor het
beantwoorden van je vragen in voorbereiding op de toets en het maken van een oefentoets.
Vakdoelen:
Je kunt gemotiveerd:
- Aangeven wat voor type organisatie de EU juridisch gezien is, wat de doelstellingen van de EU zijn, welke
instellingen de EU kent en wat hun samenstelling, afzonderlijke taken en bevoegdheden zijn en de regels
hieromtrent toepassen op een casus of stelling.
- Aangeven wat de twee oprichtingsverdragen, hun onderlinge rechtsverhoudingen en de daarin vervatte EU-
rechtsbeginselen zijn, hoe Europees recht zich verhoudt tot Nederlands recht, in hoeverre men in Nederland
een beroep kan doen op Europees recht en de regels hieromtrent toepassen op een casus of stelling.
- Aangeven welke twee wetgevingsprocedures de EU kent, hoe deze op hoofdlijnen verlopen en de regels
hieromtrent toepassen op een casus of stelling.
- Aangeven wat de interne markt is, wat de vier vrijheden van verkeer van personen, diensten, goederen en
kapitaal inhouden en de regels hieromtrent toepassen op een casus of stelling.
- Aangeven wat Europees mededingingsrecht inhoudt en de regels hieromtrent toepassen op een casus of
stelling.
- Aangeven welke rechtsbeschermingsmogelijkheden het Europees recht kent op zowel EU- als Nederlands
niveau en de regels hieromtrent toepassen op een casus of stelling.
1
,Week 1, EU op hoofdlijnen:
1. aangeven welk type internationale organisatie de EU juridisch gezien is en meer in het bijzonder de
bijbehorende begrippen ‘intergouvernementeel’ en ‘supranationaal’ toelichten.
Een internationale organisatie is een organisatie die zich over minstens drie landen uitstrekt en wordt opgericht
doormiddel van een verdrag. Een internationale organisatie bezit rechtspersoonlijkheid. Dit betekent dat zij
zelfstandige drager van rechten en plichten is en dat zij zelfstandig kunnen deelnemen aan het internationale
rechtsverkeer.
De Europese Unie wordt gezien als zowel een intergouvernementele organisatie als een supranationale organisatie.
Het feit dat het een organisatie is van staten, die samen een verdrag hebben opgericht, maakt het
intergouvernementeel. De lidstaten hebben (een deel van) hun soevereiniteit overgedragen aan de Europese Unie,
waardoor het ook een supranationaal karakter heeft. De EU staat boven de lidstaten. De EU is een bijzondere
internationale organisatie met supranationale kenmerken. Daarmee heeft de EU, in afwijking van het gangbare
decentrale karakter van de internationale rechtsorde, de mogelijkheid om de EU-lidstaten ook tegen hun wil te binden
aan EU-regels en die EU-regels te handhaven.
Staten zijn de voornaamste spelers binnen het internationaal recht. Internationale organisaties spelen echter ook een
belangrijke rol. Staten kunnen een samenwerkingsverband aangaan, maar ook personen kunnen gezamenlijk een
internationale organisatie oprichten. Er zijn dan ook twee soorten organisaties:
1. Gouvernementele organisaties;
2. Non-gouvernementele organisaties.
Gouvernementele organisaties Een samenwerkingsverband tussen staten. De oprichting van zo’n
organisatie gebeurt in een verdrag.
Non-gouvernementele organisaties (ngo) Een organisatie die onafhankelijk is van de overheid en zich op een of
andere manier richt op een verondersteld maatschappelijk belang.
Vaak gaat het om organisaties die werken aan het bevorderen van
milieubescherming, gezondheid, ontwikkelingswerk of mensenrechten.
Deze internationale organisatie wordt opgericht door een groep
personen (in tegenstelling tot gouvernementele organisaties, die
opgericht worden door een groep landen).
Ngo’s publiceren jaarlijks rapporten over de stand van zaken op hun
aandachtspunt en hebben geen stemrecht maar wel een adviserende
rol.
Voorbeeld: Rode Kruis, Amnesty International en Wereld Natuur Fonds.
Intergouvernementele organisaties Lidstaten staan geen soevereiniteit af aan de organisatie.
Voorbeeld: Verenigde Naties en Internationale Telecommunicatie-unie.
Supranationale organisaties Lidstaten staan wel hun soevereiniteit af aan de organisatie.
Voorbeeld: Europese Unie.
2. aangeven wat de twee oprichtingsverdragen van de EU zijn en wat hun onderlinge rechtsverhouding
is.
De Europese Unie heeft twee oprichtingsverdragen, namelijk:
1. Het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU);
2. Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).
Op grond van art. 1 VEU en art. 1 lid 2 VWEU zijn beide oprichtingsverdragen gelijk aan elkaar (“dezelfde juridische
waarde”). Samen worden zij aangeduid als ‘de Verdragen’.
De Europese Unie is opgericht in 1952 doormiddel van het Verdrag aangaande de oprichting van de Europese
Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS). De eerste toegetreden landen waren Nederland, België, Frankrijk, West-
Duitsland, Luxemburg en Italië. In de jaren daarna zijn er nog vele oprichtingsverdragen ontstaan en nog vele landen
toegetreden tot de Europese Unie. Op dit moment zijn de VEU en de VWEU de oprichtingsverdragen van de Europese
Unie en telt deze organisatie 27 landen.
2
,3. de doelstellingen en de juridische basisbeginselen van de EU benoemen en toelichten.
Doelstellingen van de EU:
In art. 3 VEU staan de doelstellingen van de Europese Unie opgesomd. Het is belangrijk om te weten dat de EU twee
instrumenten heeft om de doelstellingen te bewerkstellingen; de EU kan enerzijds besluiten tot een strategie van
negatieve integratie en anderzijds tot positieve integratie.
- Negatieve integratie De EU gaat over tot het uitvaardigen van verboden (‘je mag niet ...’)
- Positieve integratie De EU gaat over tot het uitvaardigen van geboden (‘je moet …’)
o Doel: de nationale regelgeving van de lidstaten uniformeren/harmoniseren.
De hoofddoelstellingen van de Europese Unie zijn:
Lid 1. Bevordering vrede, haar waarden en het welzijn van het volk (primair);
Lid 2. Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht zonder binnengrenzen voor de burgers;
Lid 3. Interne markt tot stand brengen;
Lid 4. Economische en Monetaire Unie die de euro als munt heeft;
Lid 5. Betrekkingen met de rest van de wereld handhaaft de Europese Unie haar waarden en belangen en zet
zij zich ervoor in;
Lid 6. De Europese Unie mag zelf regels maken, als zij die bevoegdheid heeft gekregen door middel van de
Verdragen.
Vrede en welzijn Het middel om vrede en welzijn te bereiken is economische integratie. Wanneer lidstaten
economische samenwerken, raken de economieën van de lidstaten met elkaar verweven. Dit
zorgt ervoor dat eventuele conflicten tussen de lidstaten op diplomatieke wijze opgelost
worden. Als er oorlog zou zijn, dan is dat slecht voor de economie. Dit stimuleert landen om
niet te grijpen naar militaire middelen om conflicten op te lossen.
Voorbeeld: in Nederland rijden er veel Duitse auto’s. Als er oorlog tussen deze twee landen
zou zijn, worden de auto’s niet meer aan Nederland geleverd en komen de Nederlanders
zonder te zitten. Dit zou slecht voor de economie zijn.
Ruimte van Burgers van de EU mogen over het algemeen in alle lidstaten verblijven om te werken, te
vrijheid, studeren of te genieten van hun pensioen. Er zijn open grenzen, waardoor je gemakkelijk naar
veiligheid en andere EU-lidstaten kunt gaan.
recht
De EU zorgt wel voor een beleid dat grensoverschrijdende criminaliteit en illegale migratie
bestrijdt. Aangezien het door de open grenzen ook gemakkelijk is geworden voor criminelen
en illegalen om zich te verplaatsen binnen de EU.
Interne markt De interne markt maakt het mogelijk dat er steeds meer gehandeld wordt tussen bedrijven
die in de lidstaten zijn gevestigd, dat er steeds meer personen over de grens gaan werken en
dat iedereen overal in de EU kan investeren. De bedoeling is dat de nationale markten steeds
meer geïntegreerd worden tot één gemeenschappelijke markt, waarin alle bedrijven en
personen dezelfde kansen en mogelijkheden hebben. Zo wordt het één grote Europese markt,
waar alle bedrijven en personen dezelfde kansen en mogelijkheden hebben. Er zijn dan geen
economische grenzen en belemmeringen meer.
De EU heeft als doel gesteld dat er niet uitsluitend economische doelen worden nagestreefd,
maar dat er ook gekeken moet worden naar sociale vooruitgangen, het beleid dat gericht is
op het creëren van gelijkheid tussen mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt, het tegengaan
van discriminatie en het voorkomen van sociale uitsluiting.
Economische en Een gemeenschappelijke munt (zoals de euro) brengt de lidstaten dichter bij elkaar.
Monetaire Unie
(EMU) De EMU is onder te verdelen in twee pijlers:
1. Monetair beleid:
- Supranationaal karakter.
- De Europese Centrale Bank (ECB) is verantwoordelijk.
Worden de geassisteerd door de nationale banken en vormen samen get
Europees Stelstel van Centrale Banken (ESCB).
- Deelnemende landen vormen samen de eurozone.
- Voordeel:
Consumenten kunnen de prijzen van producten en diensten in eigen land
snel vergelijken met die uit andere lidstaten. Dit bevordert de handel tussen
de lidstaten en verhoogt de afzetmarkt omdat het afneemt om buitenlandse
goederen te kopen.
Bedrijven, overheden en consumenten hoeven geen kosten meer te maken
voor het omzetten van nationale valuta naar buitenlandse valuta.
- Nadeel:
Een gemeenschappelijke munt maakt het lastig om nog nationaal
economisch beleid te voeren. Voor besluiten zijn lidstaten afhankelijk van de
3
, instemming van mede-eurolanden (ECB).
Het economisch onderpresteren van een land kan gevolgen hebben voor
alle andere deelnemers aan de euro (waarde van de euro).
2. Economisch beleid:
- Intergouvernementeel karakter het blijft grotendeels de
verantwoordelijkheid van de lidstaten zelf.
De nationale regeringen moeten hun economisch beleid wel
coördineren met het oog op gezamenlijke doelstellingen van
stabiliteit, groei en werkgelegenheid in de eurozone.
Bescherming van Art. 2 VEU is belangrijk voor de bescherming van de mensenrechten en is ook de grondslag
mensenrechten voor de mogelijkheid voor het Europees Hof van Justitie om te oordelen over schendingen van
mensenrechten als deze worden voorgelegd tijdens een zaak.
De ambitie om fundamentele waarden te beschermen reikt verder dan de grenzen van de
Unie. Ook in haar relaties met andere landen zet de EU zich in voor de verbetering van
mensenrechten en democratie.
Vanwege het belang van de mensenrechten in de EU wordt de Europese Unie, naast een
economisch samenwerkingsverband, steeds vaker bestempeld als een waardengemeenschap.
Juridische basisbeginselen van de EU: TENTAMENVRAAG (rechtsbeginsel)
Beginsel Betekenis Voorbeeld Artikel
Loyale samenwerking Lidstaten doen niets wat strijdig is Nederland is verplicht om uitvoering Art. 4 lid 3
met het verdrag en voeren trouw te geven aan de afspraken uit VEU.
alle verplichtingen uit die uit Richtlijn 2019/904 van 5 juni 2019
Europees recht voortvloeien. betreffende de vermindering van de
effecten van bepaalde
kunststofproducten op het milieu.
Attributiebeginsel De EU is alleen bevoegd als Art. 38 VWEU geeft de EU de Art. 5 lid 2
daarvoor een grondslag bestaat in mogelijkheid om beleid op het gebied VEU.
het verdrag. van landbouw te ontwikkelen.
Subsidiariteitsbeginse De lidstaten bepalen zo veel Het effect vaan regels tegen Art. 5 lid 3
l mogelijk zelf. Pas als het beter luchtverontreiniging is groter als de VEU.
gezamenlijk geregeld kan worden, EU deze opstelt, dan als alleen
is de EU bevoegd. Nederland dit doet.
Evenredigheidsbegins Voor het bereiken van een doel De Nederlandse overheid mag een Art. 5 lid 4
el moet het minst ingrijpende middel product niet verbieden, maar mag VEU.
worden gekozen. wel verplichten dat er een
“Proportionaliteitsbeg waarschuwing op het etiket komt.
insel”
In de Nederlandse appels zitten
parasieten. Duitsland besluit nu de
import van Nederlandse appels te
verbieden. In dit geval is er sprake
van niet- evenredig. De Duitse
overheid had minder zwaardere
maatregelen kunnen nemen. Zo
konden er gewoon controles
gehouden worden in plaats van de
import van Nederlandse appels te
verbieden.
Gelijkheidsbeginsel Discriminatie op grond van De Nederlandse overheid mag Art. 18
nationaliteit is verboden. personen uit andere lidstaten niet VWEU.
Basisprincipe van de anders behandelen dan Nederlanders.
EU Gelijke gevallen dienen gelijk te
worden behandeld. Er is sprake
van gelijke gevallen als beide
gevallen dezelfde kenmerken
hebben. Het enige kenmerk waarin
ze zich van elkaar onderscheiden,
is de nationaliteit. Daarnaast
dienen ongelijke gevallen ongelijk
te worden behandeld. Als gevallen
niet dezelfde kenmerken hebben,
4