Contractenrecht 2020/2021 © VU
7. Week 7 – Overeenkomsten en derden
Belangrijke data
9 oktober 2020 – 09.00 uur Hoorcollege Week 7
(zie Canvas onder Aankondigingen voor actuele informatie over de online sessie)
12 t/m 15 oktober 2020 Werkgroepen
(zie Canvas onder Aankondigingen voor actuele informatie over de online sessie)
16 oktober 2020 – 9.00 uur Responsiecollege
(zie Canvas onder Aankondigingen voor actuele informatie)
Korte omschrijving van de inhoud
In beginsel werkt een overeenkomst slechts tussen contractpartijen (het beginsel van de relativiteit
van overeenkomsten). Betekent dit dat personen die géén partij zijn bij een overeenkomst, zich
nooit op die overeenkomst kunnen beroepen? Dat is niet het geval. Soms kunnen ook derden die
buiten de contractuele relatie staan rechten aan (onderdelen van) de overeenkomst ontlenen, dan
wel aan die overeenkomst gebonden zijn. Belangrijke en minder belangrijke leerstukken die in dit
verband kunnen worden genoemd, zijn:
- rechtsverkrijging onder algemene titel;
- kwalitatieve rechten; (*)
- kwalitatieve verplichtingen; (*)
- kettingbeding;
- derdenbeding; (*)
- blokkering van de paardensprong; (*)
- derdenwerking van exoneratiebedingen; (*)
- samenhangende overeenkomsten; (*)
- samenhangende rechtsverhoudingen; (*)
- profiteren van wanprestatie.
Derden kunnen ook de positie van een contractpartij overnemen. Niet alleen kan dit aan de actief-
zijde van de verbintenis (het vorderingsrecht) plaatsvinden, maar ook aan de passiefzijde (de
schuld). Leerstukken die in dit verband kunnen worden genoemd, zijn:
overgang van vorderingen;
schuldoverneming;
contractsoverneming. (*)
In deze week concentreren we ons op de hierboven met een (*) aangemerkte leerstukken. Dát zijn
de leerstukken die tot de verplicht te bestuderen tentamenstof behoren. Een aantal van de overige
leerstukken komt weliswaar aan bod tijdens het hoorcollege om de coherentie van de systematiek
van het meeromvattende leerstuk van overeenkomsten en derden te illustreren, maar die overige
leerstukken behoren dus niet tot de verplicht te bestuderen tentamenstof.
1
, Voorbereiding op het hoorcollege en de werkgroep: algemene instructie
• Lees eerst par. 3 (‘Opzet, planning en organisatie van het onderwijsleerproces’) van de
Cur- sushandleiding Contractenrecht 2020-2021 (zie Canvas onder map Algemene Informatie).
Lees vooral par. 3.2 (‘Zelfstudie en opdrachten’).
• Bestudeer vervolgens de literatuur en jurisprudentie die staat opgesomd in par. 7.4 en 7.5
hieronder. De in par. 7.6 opgesomde zelfstudiehulpvragen kunnen hierbij behulpzaam zijn
Voorbereiding op het hoorcollege en de werkgroep: te bestuderen literatuur
Relativiteitsbeginsel
Rechtshandeling & Overeenkomst, hoofdstuk 8, nrs. 298-299 (verplicht), nrs. 300 t/m 302
(aanbevolen)
Derdenwerking
- Rechtshandeling & Overeenkomst, hoofdstuk 8, nrs. 303-304b (verplicht)
- Annotatie W.C.L. van der Grinten bij HR 20 juni 1986, ECLI:NL:HR:1986:AD5694, NJ
1987/35 (Deka-Hanno/Citronas) (verplicht)
- Annotatie J.B.M. Vranken bij HR 23 januari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2555, NJ
1999/97 (Jans/FCN) (verplicht)
- Annotatie E. Tjong Tjin Tai bij HR 14 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1355, NJ
2017/364 (Compaen) (verplicht)
Het derdenbeding
Rechtshandeling & Overeenkomst, hoofdstuk 8, nrs. 305-308 (verplicht)
Kwalitatieve rechten
Rechtshandeling & Overeenkomst, hoofdstuk 8, nrs. 309-311 (verplicht)
Kwalitatieve verplichtingen e.d.
Rechtshandeling & Overeenkomst, hoofdstuk 8, nrs. 312-313 (verplicht), nr.315 (aanbevo-
len)
Blokkering van de paardensprong
Rechtshandeling & Overeenkomst, hoofdstuk 8, nrs. 317-318 (verplicht)
Overgang van vorderingen en schulden - Contractsoverneming
Verbintenissenrecht Algemeen, hoofdstuk 4, nrs. 264a, 280-282 (verplicht), nrs. 265-279
(aanbevolen)
Door middel van een hyperlink zijn de annotaties verkrijgbaar via de elektronische universiteitsbi-
bliotheek (www.ub.vu.nl). Wie de voorkeur heeft voor een papieren uitgave daarvan, vindt deze
tevens in: Arresten burgerlijk recht met annotaties, verzameld door A.V.T. de Bie en J. de Jong
van Lier, Deventer: Kluwer 2018 met uitzondering van de annotatie van E. Tjong Tjin Tai.
Voorbereiding op het hoorcollege en de werkgroep: te bestuderen jurisprudentie
• HR 20 juni 1986, ECLI:NL:HR:1986:AD5694, NJ 1987/35 (Deka-Hanno/Citronas).
• HR 23 januari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2555, NJ 1999/97 (Jans/FCN).
• HR 1 oktober 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9496, NJ 2005/499 (Taxicentrale Middelburg BV/
Gesink).(*)
• HR 14 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1355, NJ 2017/364 (Compaen).(*)
Door middel van een hyperlink zijn al deze arresten verkrijgbaar via de elektronische universiteits-
bibliotheek (www.ub.vu.nl). Wie de voorkeur heeft voor een papieren uitgave van deze arresten,
,vindt deze tevens in: Arresten burgerlijk recht met annotaties, verzameld door A.V.T. de Bie en J.
de Jong van Lier, Deventer: Kluwer 2018, met uitzondering van de arresten voorzien van een (*).
Voorbereiding op het hoorcollege en de werkgroep: zelfstudiehulpvragen
1. Wat wordt bedoeld met de relativiteit van overeenkomsten (relativiteitsbeginsel)?
2. Welke uitzonderingen op het relativiteitsbeginsel geeft de wet en waar in de wet zijn die uit-
zonderingen geregeld?
3. Welke andere uitzonderingen op het relativiteitsbeginsel, die niet in de wet zijn geregeld,
kunt u noemen?
4. Wat is een kwalitatief recht? Wanneer en hoe kan een dergelijk recht (door een derde)
worden verkregen en waar in de wet is dat geregeld?
5. Wat is een kwalitatieve verplichting? Wanneer en hoe kan een dergelijke verplichting over-
gaan (op een derde) en waar in de wet is dat geregeld?
6. Wat is de praktische relevantie van een kwalitatieve verplichting? Kan men de daarmee be-
oogde rechtsgevolgen niet evenzeer in het leven roepen met het vestigen van een erfdienst-
baarheid?
7. Wat is een derdenbeding? Hoe ontstaat een derdenbeding? Wanneer kan een derde een pres-
tatie van een ander vorderen op grond van een derdenbeding en waar in de wet is dat
geregeld? Welk(e) verplicht voorgeschreven arrest(en) kunt u in dit kader noemen en wat
zijn de be- langrijkste rechtsregels die daaruit voortvloeien?
8. Wat zijn de belangrijkste gevallen waarin derdenwerking van exoneratiebedingen wordt aan-
genomen? Welk(e) verplicht voorgeschreven arrest(en) kunt u in dit kader noemen en wat
zijn de belangrijkste rechtsregels die daaruit voortvloeien?
9. Welke rechtsvraag c.q. welk leerstuk staat centraal in het arrest Jans/FCN? Welke regel
vloeit daaruit voort? Welke gezichtspunten worden in dit verband door de Hoge Raad
uitgereikt?
10. Welke rechtsvraag c.q. welk leerstuk staat centraal in het arrest Compaen? Welke regel
vloeit daaruit voort? Welke gezichtspunten worden in dit verband door de Hoge Raad
uitgereikt?
Verplichte opdrachten voor de werkgroep
A. ‘Casus stagiaire-overeenkomst’
Bob Bouma is eigenaar van een in Herwijnen gevestigd eenmansbedrijf dat zich heeft toegelegd
op technische installatiewerkzaamheden. Hoewel het bedrijf geen personeel in dienst heeft, is het
op de werkvloer altijd een drukke boel. Dat komt omdat er veel leerlingen van een in Gorinchem
ge- vestigde VMBO-school (hierna: VMBO) stage lopen. De school heeft daartoe in 1999 een
doorlo- pende stagiaireovereenkomst met Bob gesloten, gelet op zijn persoonlijke kennis en
ervaring. Toen partijen deze stagiaireovereenkomst met elkaar sloten, heeft de school te kennen
gegeven te hopen op een lange samenwerking met het installatiebedrijf, ook als Bob het bedrijf
ooit zou verkopen, maar dat een en ander natuurlijk zou afhangen van de ervaring en kwaliteiten
van de persoon die het bedrijf van Bob zou overnemen.
,Omdat Bob een dagje ouder wordt, besluit hij begin 2019 zijn installatiebedrijf te verkopen aan de
jonge ambitieuze Wouter de Vries. Tijdens de contractonderhandelingen met betrekking tot de be-
drijfsovername licht Bob Wouter onder andere in over de doorlopende stagiaire-overeenkomst met
, de VMBO-school in Gorinchem. Een paar weken nadat Wouter eigenaar is geworden van het in-
stallatiebedrijf, neemt hij voor het eerst contact op met de school met de vraag “wanneer er weer
nieuwe stagiaires komen”. Na een kennismakingsgesprek met Wouter deelt de school hem mee dat
zij besloten heeft de samenwerking met het installatiebedrijf niet voort te zetten. De belangrijkste
reden die daarvoor wordt aangevoerd, is dat Wouter over te weinig ervaring beschikt om als stage-
begeleider te kunnen optreden. “Dat hebben we destijds ook al aan de heer Bob Bouma laten
weten”, aldus de school. Wouter is zeer ontstemd over de gang van zaken. Hij haalt er een jurist
bij, die na onderzoek tot de conclusie komt dat Wouter weinig jegens de VMBO-school zal
kunnen onderne- men.
Vraag
Leg uit waarom Wouter naar alle waarschijnlijkheid weinig jegens de VMBO-school zal kunnen
ondernemen.
leerstuk: overgang van kwalitatieve rechten
juridisch kader: art 6:251
rechtsvraag: kan W aanspraak maken op wat er is afgesproken tussen bob en de school?
Toepassing:
Altijd eerst voorop stellen dat het uitgangspunt in in het algemeen het relativiteitsvereiste is. Dit bet
dat de ovk alleen gevolgen heeft voor pp die de ovk sluiten. Dan vervolgens nagaan of er sprake is
van een uitzondering als bv de overgang van een kwalitatief recht.
Vereisten 6:251:
- recht die uit een ovk voortvloeit
- recht moet voor overgang vatbaar zijn
- het recht moet in een zodanig verband staan met een goed van de schuldeiser
- slechts belang bij dat recht als hij het goed behoudt
- bijzondere titel, 3::80
ste
1 er is sprake van een stageovk tussen bob en de school. Er is aan de eerste voorwaarde voldaan
2e niet voldaan. Het recht het ter beschikking stellen van stagiaires. Bij het sluiten van de ovk
heeft de school uitdrukkelijk aangegeven dat het aan bob gebonden is omdat bob veel ervaring heeft
en heel kunidig is. Het recht heeft een hoogst persoonsgebonden karakter. Dit kan stilzwijgend of
expliciet, doet er dus niet toe.
3e De onderneming van bob is de schuldeiser. Boek goed ruim opvatten, dus een onderneming
valt er ook onder
4e voldaan. Bob heeft alleen belang op het recht zolang hij de onderneming heeft. Nu daar hij het
niet meer heeft, heeft hij er dus geen belang meer bij
5e voldaan. De onderneming wordt aan wouter verkocht, dus er is wel sprake van overgang onder
bijzondere titel
Er is dus niet aan de vereisten van 6:251 lid 1 voldaan. Bob kan geen beroep doen op de overgang van
kwalitatieve rechten
Boek volgorde in het boek is lastig. Dus gwn de volgorde aanhouden die in de wet staan dat is
namelijk makkelijker en duidelijker
B. ‘Casus Snel Leren Leren’
, Het gaat al een tijdje niet goed met Snel Leren Leren B.V., het tentamentrainingsbedrijf van Pieter
Geurts. Door de stevige concurrentie in de regio Amsterdam en door de steeds slimmer wordende
studenten krijgt Pieter nog nauwelijks klanten. Op 1 mei wordt zijn bedrijf failliet verklaard. Op
10 mei neemt ‘Learn It Your Way’ B.V. alle activa van het failliete bedrijf van Pieter over. Learn
It Your Way verplicht zich in de met de curator van Pieter gesloten overnameovereenkomst om
Mona List, de enige werknemer van Snel Leren Leren, een vergelijkbare arbeidsovereenkomst aan
te bie- den (Mona geeft 20 uur per week tentamentraining voor het vak Contractenrecht). Na de
overgang van Snel Leren Leren biedt Learn It Your Way Mona een nieuwe arbeidsovereenkomst
aan. Uit deze overeenkomst blijkt echter dat zij in plaats van 20 uur per week nog maar 8 uur per
week hoeft te werken en dat zij daarenboven het door haar zo geliefde van Contractenrecht moet
opgeven voor het geven van tentamentraining voor het Engelstalige vak Transnational Law. Mona
weigert onder die voorwaarde de haar aangeboden nieuwe baan te aanvaarden en eist van Learn It
Your Way haar oude baan terug.
Vraag
Beoordeel of Mona’s vordering kans van slagen heeft.
Leerstuk: derdenbeding
Rechtsvraag: kan mona rechten ontlenen aan de ovk tussen het bedrijf en de curator? Heeft M een
vorderingsrecht op een beding uit de ovk. Kan dat beding als een derdenbeding worden
gekwalificeerd en wat is de inhoud daarvan?
Juridisch kader: 6: 253 lid 1 jo 254 lid 1 BW , Taxicentrale Middelburg
Uitgangspunt in beginsel is het relativiteitsbeginsel. Ovk gelden in beginsel tussen partijen en kunnen
derden noch voordeel noch nadeel brengen. Er moet vervolgens worden nagaan of er sprake is van
een uitzondering als bv het derdenbeding ex art 6:253 lid 1 BW
Vereisten: is het een derdenbeding, wordt het aanvaard
Of er sprake is van een derdenbeding is een vraag van uitleg. Uit her arrest taxicentra Middelburg ro
3.5 spelen alle omstandigheden gewaardeerd naar de r en b een rol. Het gaat om een ovk tussen 2
partijen met gevolgen voor derden, dus moet de geobjectiveerde haviltext norm worden toegepast
(tussenstappen hoeven hier niet). Een derdenbeding hoeft niet nadrukkelijk te worden afgesproken?
Het beding is nadrukkelijk in de ovk opgenomen. Er valt niet zoveel uit te leggen, dus is er sprake van
een derdenbeding.
Heeft mona een vorderingsrecht jegens LIYW? Ja.
Wat is de betekenis ervan? Taalkundige betekenis, volledig objectief. Mona stelt dus terecht dat zij
aanspraak kan maken op 20u per week contractenrecht en het andere niet hoeft te accepteren
Heeft zij het aanvaard? Mona vordert haar baan terug. De aanspraak van 20u per week heeft zij
aanvaard, dus heeft zij het derdenbeding wel aanvaard.
Art 6:254 lid 1 hierdoor wordt zij partij bij de ovk (dit is niet noodzakelijk om te noemen)
Conclusie: de vordering van Mona heeft kans van slagen
C. ‘Casus antieke boekenkast’