Een duidelijke, beknopte maar volledige samenvatting van de hoofdstukken die geleerd moeten worden voor het vak Diagnostiek en Behandeling van de master Orthopedagogiek.
Hoofdstuk 1 tot en met 26 van het boek Kinder- en Jeugdpsychiatrie (verhulst & verheij) ; in de volgorde de college's.
De auteur in bulletpoints door de stof heen. Dat is handig, want het boek is meer als een lopende tekst geschreven. Het meeste lijkt erin te staan. Wel staan er heel veel spel- en taalfouten in. Bijvoorbeeld: ‘psychisch leiden’ ipv ‘psychisch lijden’, of ‘Oedipoes complex’ ipv ‘Oedipus complex’
Samenvatting Diagnostiek & Behandeling: Theorie in Praktijk
Kinder- en jeugdpsychiatrie
ISBN 9789023253556
Hoofdstuk 1 Geschiedenis van de kinder- en jeugdpsychiatrie
- In de middeleeuwen waren kinderen kleine volwassenen (volgens Ariès), in de tijd
van Rousseau (2e helft 18e eeuw) werd een kind pas echt als kind gezien. Rousseau
benadrukte de eigen ontwikkeling en goedheid van het kind
- Erasmus (15/16e eeuw) benadrukte het belang van liefdevolle omgang met kinderen
en van goed onderwijs. Het effect van educatie werd onderkend
- Locke (17e eeuw) benadrukte met tabula rasa dat het kind getemd dient te worden.
- In de 2e helft van de 19e eeuw kwamen er voorzieningen voor verstandelijke
gehandicapte en mishandelde kinderen
Samenvattend: in de 18e eeuw ontstaat het gedachtegoed dat het kind opvoeding behoeft
en het leren niet met dwang gepaard hoeft te gaan, naast dat het kind een economisch goed
is dat getraind, gedisciplineerd en getuchtigd moet worden. De veranderingen zijn
bouwstenen die later tot het ontstaan van de kinderpsychiatrie leiden.
- Psychiatrie kon ontstaan toen mensen gedrag niet langer gingen interpreteren met
religie, maar via medische termen.
- Van koetsveld (19e eeuw) maakte onderscheid in Nederland tussen de simpele, de
idioot en de natuurlijk geboren krankzinnige
- Pinel onderscheidde in Frankrijk het verstandelijk gehandicapte kind van het
psychotische kind. Geestesziekten = ziekten van de hersenen.
- In de 20e eeuw kwamen er klinische psychiatrische voorzieningen in Europa en
Amerika. Hypothese was dat psychiatrische ziekten erfelijk waren.
- Tramer: kinder- en jeugdpsychiatrie richt zich op 2 feiten; kinderen (pediatrie) en
psychische kant (psychiatrie)
- Vanaf begin 20e eeuw werden 2 psychotherapeutische referentiekaders ontwikkeld:
o Psychoanalyse
o Behaviorisme
- Simon en binet ontwikkelde in 1905 de 1e intelligentietest.
- Antisociaal gedrag werd opgevat als een gedragsmanifestatie van een eraan ten
grondslag liggende neurose
- In 1919 was de eerste psychiatrische kliniek voor kinderen in Nederland.
- 1946-1978: ontwikkeling van de universitaire jeugdpsychiatrie
- 1948: de Sectie Kinder- en Jeugdpsychiatrie werd opgericht door 7 psychiaters en
sympathisanten (aanhangers)
- Er was nog geen behandeling mogelijk voor pubers. Tot de 2e W.O. omvatte klinische
kinderpsychiatrie zowel kinderen als jonge adolescenten, maar de totale zorg was
gericht op de behoeften van kinderen. De behoeften van jeugdigen werden niet
, erkend. In 1980 ontstond pas een geïntergreerd kinder- en jeugdpsychiatrisch
hulpaanbond.
- 1940-1960: een omslag vond plaats van focus op individu naar individu en diens
context. Gezinstherapie kwam op.
- Lang waren single case studies dominant in jeugdpsychiatrisch wetenschappelijk
onderzoek.
- 1982: totstandkoming van een landelijk dekkend netwerk van regionale instellingen
voor ambulante geestelijke gezondheidszorg (RIAGG). Professionalisering. Elk
gezondheidszorggebied (>1 miljoen inwoner) bezat 1 kinder- en jeugdpsychiatrische
instelling
Hoofdstuk 2 Principes van kinder- en jeugdpsychiatrie
- Kinder- en jeugdpsychiatrie: medische specialisme dat zich richt op diagnosticeren en
behandelen van kinderen en jeugdigen met psychiatrische stoornissen.
- Psychiatrische stoornis: stoornis met psychische symptomen en/of psychische
oorzaken die gepaard gaan met lijden en/of sociaal disfunctioneren
- Psychopathologie: de wetenschap/studie van het geestelijk of psychisch leiden
- Ontwikkelingspsychopathologie: geheel aan opvattingen, methoden en
vraagstellingen om beter begrip te krijgen van afwijkend gedrag in het licht van de
ontwikkelingstaken, - stadia en processen die de menselijke groei kenmerken
- Verschil tussen psychiatrie en psychopathologie: bij psychiatrie staat het individu
centraal en de psychiater wordt geacht wetenschappelijke kennis toe te passen om
hulp te bieden aan de individuele patiënt. Psychopathologie gaat om algemeen
geldende kennis die toetsbaar is, om tot generaliseerbare kennis te komen
- Psychiatrie van kinderen verschil met die van volwassenen in:
o Kinderen/jeugdigen zoeken waak niet uit zichzelf hulp
o Kinderen/ jeugdigen zijn afhankelijk van het gezin
o De ontwikkeling speelt een centrale rol bij het beoordelen van problemen
o Andere manier van communiceren met kinderen
o Gegevens van andere informanten worden meegewogen
o Interventietechnieken en organisatiezorg is verschillend in vergelijk met die
van volwassenen
- Onder psychische functies (die verstoord kunnen zijn) wordt gerekend:
o Cognitief (bewustzijn, aandacht, oriëntatie, waarneming, denken, geheugen)
o Affecties (emoties)
o Conatief (psychomotoriek, motivatie, gedrag, sociaal functioneren)
- De psychologie houdt zich bezig met het psychisch gebeuren in zijn algemeenheid en
met psychische fenomenen en processen
- De psychiatrie richt zich op diagnosticeren en behandelen van mensen met
psychische symptomen die gepaard gaan met lijden en/of sociaal disfunctioneren
- Morbiditeitscriterium: criterium om te bepalen of individu al dan niet een stoornis
heeft.
- Klinisch significant syndroom: syndroom is een groep kenmerken die samen
voorkomen, waarneembare uitingen van verstoorde functies
- Psychiatrische stoornissen zijn cultureel bepaald
,- Platonische visie: ziekten worden beschouwd als entiteiten; op zichzelf staande
tastbare verschijnselen
- Hippocratische visie: ziekten zijn door mensen afgesproken concepten
- Het bepalen van de grens tussen ziek en gezond kan worden bepaald door:
o Gebruik van somscores (gestandaardiseerde instrumenten); bij juist gebruik
zijn uitkomsten te vergelijken
o Klinisch oordeel (volgens psychiater voldaan aan aantal criteria van de
stoornis)
- In de psychiatrie gaat het vooral om de ziektebeleving
- Classificatie: groepen van fenomenen op basis van onderscheidende kenmerken van
het individu
- Taxonomie: classificeren op basis van intrinsieke verschillen tussen individuen
behorend tot verschillende klassen
- Comorbiditeit: samen voorkomen van 2/> ziekten in hetzelfde individu
- Classificatie van psychiatrische stoornissen is van belang voor
o Diagnostische gegevensverzameling
o Wetenschappelijk onderzoek
o Klinische praktijk en opleiding
o Organisatie van zorg
- Verschillen DSM en ICD:
o ICD heeft aparte versies voor klinische praktijk en wetenschappelijk
onderzoek, DSM niet.
o DSM laat meerdere diagnosen bij 1 individu toe (comorbiditeit), ICD bevat
combinatiecategorieën
- ICD en DSM hanteren beide de benadering waarbij moet voldaan worden aan aantal
kenmerken/symptomen om een diagnose te krijgen, nadeel hiervan:
o Kinderen die net wel/niet voldoen aan de criteria verschillen waarschijnlijk
weinig in dagelijks functioneren
o Categorieën zijn opgesteld aan de hand van discussies onder psychiaters,
validiteit?
o Diagnostische criteria zijn niet operationeel gedefinieerd
o Er zijn geen eisen gesteld waarop de gegevensverzameling moet plaatsvinden
- Gegevensverzameling/assessment: het vaststellen van onderscheidende kenmerken
van een individu
- Formele diagnose: toekennen van een diagnostische classificatie
- Diagnose in bredere zin / multaxiale/beschrijvende diagnose: het stellen van een
diagnose met inachtneming van de context. Deze diagnose bevat zowel idiografische
(individu uniek) als nomothetische (algemene) kenmerken
- Diagnostische formulering: beschrijven van diagnosen in ruimere zin
- Diagnose: onderkenning, onderscheiding, het nauwkeurig leren kennen
- Multipele informanten is van belang bij kinder- en jeugdpsychiatrie omdat:
o Kind kan zich in verschillende situaties anders gedragen
o Leerkrachten kunnen gedrag van kind vergelijken met leeftijdsgenoten
o Mensen kunnen gedrag verschillend interpreteren (verschillende
tolerantie/perceptie)
, o Informanten verschillen in de invloed die zij op kinderen hebben
- Betrouwbaarheid: mate waarin het vaststellen van diagnostische gegevens haalbaar
is (interbeoordelaarsbetrouwbaarheid / test-hertestbetrouwbaarheid(
- Validiteit: informatiewaarde van een diagnose of meetinstrument
o Inhoudsvalidteit: het instrument lijkt te meten wat het beoogt te meten
o Constructvaliditeit: proces van met elkaar verbonden procedures waarmee
geprobeerd wordt kennis te vergaren over bepaald construct
o Concurrente validiteit: mate van overeenstemming tussen instrumenten die
hetzelfde beogen te meten
o Criteriumgerelateerde validiteit: relatie tussen instrument en extern criterium
- Sensiviteit: percentage kinderen met diagnose dat juist gediagnosticeerd wordt
- Specificiteit: percentage kinderen zonder diagnose dat juist gediagnosticeerd wordt
- Prevalentie: basismaat om het voorkomen van een stoornis in de populatie te
bepalen (P=bestaande gevallen/totale populatie)
o Puntprevalentie: prevalentie op een bepaald moment
o Periodeprevalentie: prevalentie over een bepaalde periode
o Life time prevalentie: prevalentie dat ooit in zijn/haar leven stoornis gehad
heeft
- Incidentie: aantal nieuwe gevallen met een stoornis in bepaalde periode (CI = aantal
nieuwe gevallen gedurende een periode/ totale populatie aan het begin van de
periode)
- Odd’s ratio: maat voor de kans dat een individu de stoornis heeft gegeven een
bepaald risicofactor versus de kans op de stoornis bij afwezigheid van de risicofactor
- Prognose van de stoornis:
o Homotypische continuïteit: stoornis blijft bestaan
o Heterotypische continuïteit: stoornis gaat over in een andere stoornis
Hoofdstuk 3 Multifactoriële etiopathogenese van kinder- en jeugdpsychiatrische
stoornissen
- In epidemiologisch onderzoek worden maatschappelijke factoren onderliggend aan
groepsverschillen in prevalentie van psychiatrische problemen bestudeerd om
etnische, geografische of socio-economische invloeden te detecteren
- Ecologisch systeem Bronfenbrenner
o Macrosysteem: normen en waarden van een cultuur
o Exosysteem: massa media, buren, sociale diensten, lokale politiek
o Mesosysteem: interactie tussen exosysteem en microsysteem
o Microsysteem: familie, vrienden, kerk, school, gezondheidszorg
o Individu
- Etnische verschillen in prevalentie kunnen mogelijk gevolg zijn van genetische
kwetsbaarheid, gebaseerd op grote populatiemigraties in het verleden
- Maatschappelijke/culturele factoren spelen een rol in zowel de definitie, perceptie
en totstandkoming van psychiatrische fenomenen. De pathogenische invloed laat
zich grotendeels gelden via meer proximale biologische en psycho-pedagogische
risico/protectieve factoren
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper elinevanderhoek. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,99. Je zit daarna nergens aan vast.