Hoofdstuk 1 – Politiek, beleid en sturing: een
positiebepaling
1.2 | Politiek, beleid en sturing
Politiek, beleid en sturing vormen een magische driehoek, waarbij de punten van de driehoek
onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.
Politiek heeft betrekking op de vraag hoe een samenleving als gemeenschap in staat is om
de problemen waarmee deze samenleving wordt geconfronteerd op een bevredigende
manier aan te pakken. Beleid op fysieke, economische, culturele en sociale vlakken. Welke
prijs moeten we betalen en wie gaat het betalen?
Politieke waarden zijn o.a. vrijheid, solidariteit, veiligheid, efficiency en gelijkheid. De
afweging tussen deze waarden genereert tal van spanningsvelden en dilemma’s.
Kenmerken voor politieke processen is dat het niet alleen gaat om de afweging van waarden.
Het gaat ook om de vraag voor wie, of voor welke groep van Nederlanders, deze afweging
moet worden gemaakt. Wie krijgt wat en hoe? En waarom? Proces van in- en uitsluiting. Het
wordt lastig als er sprake is van schaarste. De hoeveelheid middelen (geld, mensen,
expertise) die ter beschikking staat, is beperkt.
Politiek gaat ook over de vraag waarom een dergelijke beslissing moet worden gemaakt.
De representatieve democratie is een dergelijke institutie; een institutie die bepaalde
organen (bijv. Tweede Kamer), spelregels (primaat van de politiek) en praktijken
(verkiezingen) kent, waardoor het mogelijk is om belangen en waarden tegen elkaar af te
wegen en besluiten te nemen die – omdat ze zijn genomen volgens deze spelregels – als
gezaghebbend worden ervaren. Daarnaast is de rechtsstaat een belangrijke institutie.
De Nederlandse poldercultuur is een voorbeeld van een stijl van politiek opereren die recht
probeert te doen aan het feit dat de oplossing van complexe en politieke gevoelige
beleidsproblemen, vitale belangen en waarden van bepaalde groepen in de samenleving kan
raken.
Drie ideaaltypische allocatiemechanismen
Worden ingezet om de waarden die een samenleving belangrijk acht, te realiseren
1. Staat
De allocatie van waarden vindt in dit geval plaats door een beroep te doen op de
autoriteit van de overheid
2. Markt
Vraag en aanbod bepalen welke soorten goederen worden aangeboden. Mensen en
bedrijven behoefte aan veiligheid en men is bereid daarvoor te betalen.
3. Gemeenschap
Solidariteit (tijd van verzuiling), waardoor leden van een gemeenschap zelf voor de
realisatie van bepaalde waarden zorgden.
In de praktijk komen ook mengvormen voor, waarbij getracht wordt de sterke kanten van de
staat, de markt en de gemeenschap te benutten (nationalisering, vermaatschappelijking,
privatisering)
Beleid is de stolling van deze afweging van waarden die we als samenleving belangrijk
achten. Beleid heeft daarom een politieke grondslag. Beleid geeft aan welke keuzes waarom
gemaakt zijn. Beleid geeft ook aan hoe deze waarden worden gerealiseerd en voor welke
groepen van burgers in de samenleving bepaalde afwegingen gelden.
Een klassieke definitie van beleid is daarom het realiseren van bepaalde doelstellingen met
behulp van bepaalde middelen in een bepaalde tijdsvolgorde.
,Bovens omschrijft beleid als de voornemens, keuzes en acties van één of meer bestuurlijke
instanties, gericht op de sturing van bepaalde maatschappelijke ontwikkelingen. Beleid geeft
daarmee inhoud aan de wijze waarop een overheid ontwikkelingen in de samenleving die zij
gewenst of ongewenst vindt, tracht te beïnvloeden.
Sturing kan worden omschreven als de (doel)gerichte beïnvloeding van de samenleving in
een bepaalde context (d.m.v. beleid)
Beleid staat niet op zichzelf, maar genereert een aantal processen. Deze beleidsprocessen
maken deel uit van de beleidscyclus. Deze cyclus bestaat uit een reeks van fasen en
processen.
1. Eerst is er een maatschappelijk probleem dat wordt omgezet in een politiek probleem
(agendavorming)
2. Daarna worden allerlei plannen die gericht zijn op het oplossen van die problemen
opgesteld en uitgewerkt (beleidsontwikkeling)
3. Waarover vervolgens besluitvorming plaatsvindt (beleidsbepaling/besluitvorming)
4. Deze plannen worden uitgevoerd (beleidsuitvoering)
5. Om eventueel na verloop van tijd te worden geëvalueerd (beleidsevaluatie)
Hoofdstuk 2 – Beleid en maatschappij: beelden van een
veranderende samenleving
2.2 | De versplinterde samenleving
Van een minimale nachtwakersstaat naar een verzorgingsstaat met allemaal voorwaarden
(voorwaardenmaatschappij). Er is veel versplintering binnen de overheid. De versplintering
kent twee dimensies, een structurele en een politiek-culturele.
Structurele versplintering houdt de gefragmenteerde structuur van onze samenleving in.
Het gevolg is een toenemende complexiteit van de samenleving, die wordt weerspiegeld
door een ongebreidelde groei van een aantal organisaties. Enerzijds betreft het relatief
zelfstandige organisaties; anderzijds zijn ze ook (in wisselende mate) afhankelijk van elkaar.
Deze fragmentatie en vervlechting van taken en werkprocessen zorgen er derhalve voor dat
er sprake is van ‘georganiseerde complexiteit’
Volgens Luhmann (1984) is er sprake van een structureel rationaliteitstekort van de
samenleving als geheel. De cognitieve vermogens van mensen en organisaties om deze
complexiteit te kunnen bevatten en te kunnen ondernemen, schiet tekort.
Er kan blikvernauwing ontstaan op de aspecten: criminaliteit, sociale cohesie en kwaliteit van
de fysieke omgeving.
Politiek-culturele versplintering van de samenleving verwijst niet alleen naar botsende
referentiekaders die samenhangen met de diversiteit van organisatieculturen, en de
uiteenlopende waarden waarvoor de politie, de dienst gemeentewerken of de dienst welzijn
staat, maar ook de leefbaarheid van wijken en buurten.
Het hangt samen met de betekenis die waarden en normen in onze samenleving vervullen,
met de wijze waarop deze waarden en normen gemobiliseerd worden en omgezet worden in
politieke strijdpunten, en worden gebruikt als besluitvormingscriteria.
Centraal staan de ontzuiling, de ontideologisering, de individualisering, mondigheid, de
vloeibare samenleving, meer emotie en drama en de gemediatiseerde politiek.
2.3 | De netwerksamenleving
De netwerksamenleving is het product van een transformatieproces dat betrekking heeft op
de veranderende inzet van technologie in de productieprocessen in onze moderne, westerse
samenleving. Gegrondvest in het informatietechnologische paradigma. (Digitale) informatie
en kennis zijn de belangrijkste grondstoffen geworden voor de productie en diensten en in
,mindere mate van goederen. ICT is belangrijk geworden. Deze penetratie wordt zichtbaar in
de verregaande integratie van allerlei infrastructuren en technologietoepassingen (vele
mogelijkheden gebruik media, via telefoon en internet). Er is sprake van veel vernieuwing.
Globalisering
De productie en consumptie is geglobaliseerd: we produceren en consumeren niet alleen
meer voor en uit NL, maar we kopen ook uit tal van andere landen (vb. AliExpress, Amazon,
Bol.com). Er is een wereldwijde concurrentie ontstaat, die tevens de spankracht van de
verzorgingsstaat uitdaagt. In hoeverre dragen de kosten van allerlei
verzorgingsarrangementen bij tot een versterking dan wel een verzwakking van landen en
regio’s in deze concurrentiestrijd?
Stromen
Deze wereldwijde concurrentieslag is mogelijk doordat in de netwerksamenleving afstand en
tijd nog nauwelijks een rol van betekenis hebben. Informatie kan met een druk op de knop
overal ter wereld worden ontsloten: de samenleving bestaat daarmee uit allerlei stomen van
economische, sociale en culturele activiteiten die zich niet langer meer afspelen binnen een
specifieke ruimte (zoals een land of EU) space of flows: dusdanige organisatie van
stromen die de vorm aanneemt van een netwerk, waardoor het mogelijk wordt om het
sociale handelen tussen mensen in de tijd zo op elkaar af te stemmen dat tijd en plaats geen
enkele belemmering meer oproepen om effectief te kunnen handelen (vb. internationale
bloemenmarkt). Dit wordt timeless time genoemd: volgtijdelijkheid als organisatieprincipe
heef aan betekenis verloren. Werkprocessen kunnen tegelijk en parallel plaatsvinden, zonder
dat dit leidt tot noemenswaardige coördinatieproblemen. Het gevolg is dat er sprake is van
verregaande globalisering van productie- en consumptieverhoudingen. Dit leidt niet alleen tot
een intensief wereldwijd ruilverkeer, maar ook tot allerlei afhankelijkheden en daarop
gebaseerde, netwerkachtige samenwerkingsverbanden en deze genereren vervolgens weer
een intensief en omvangrijk informatie- en communicatieverkeer.
Knooppunten
De genoemde stromen komen op bepaalde punten bij elkaar, met name daar waar bepaalde
hoogwaardige kennis voorhanden is. Knooppunten spelen in de netwerksamenleving
daarom een vitale rol en kunnen vaak fysiek gelokaliseerd worden op een bepaalde plaats in
een bepaalde regio. Ze hebben echter niet alleen een lokale, maar ook een wereldwijde
betekenis, gelet op het netwerk van stromen dat vanuit dit knooppunt gemobiliseerd kan
worden. Knooppunten zijn vaak grootstedelijke of metropolitaanse gebieden, die vanuit hun
stedelijke context beschouwd moeten worden.
De netwerksamenleving versterkt het proces van urbanisatie verder, wat gevolgen heeft voor
de verdere ontvolking en leefbaarheid van plattelandsgebieden en het beslag dat op de
ruimte in de grootstedelijke gebieden wordt gelegd. Het intensieve gebruik van de ruimte in
deze gebieden heeft niet alleen gevolgen voor de economische groei in deze gebieden,
maar ook voor de kwaliteit van het milieu.
De vierde wereld
De netwerksamenleving kent winnaars en verliezers. Deze verliezers vormen de ‘vierde
wereld’. Kenmerkend hiervoor is dat er sprake is van een ingrijpend proces van sociale in- en
uitsluiting, dat leidt tot een steeds groter wordende kloof tussen haves and have nots.
Landen die geen deel uitmaken van de wereldwijde productie- en
consumptieverhoudingen (vb. Afrika en Noord-Korea)
Delen of groepen in hoogontwikkelde westerse samenleving die geen toegang
hebben tot de netwerksamenleving en niet de gelegenheid hebben om de
noodzakelijke kennis en vaardigheden te verwerven om te kunnen functioneren in de
netwerksamenleving
Wereldwijde, ongelijke verdeling van welvaart genereert immigratiestromen die in
eerste instantie worden opgevangen in de verpauperde buurten, waardoor de reeds
, bestaande sociale en economische problemen in deze wijken alleen maar versterkt
worden.
Beeldcultuur
Een ander belangrijk kenmerk van de netwerksamenleving is de dominantie van beelden.
Het internet en sociale media zijn daar grote voorbeelden van, maar ook de exponentiële
groei van het aanbod van televisiezenders verwijst hiernaar. Daarnaast zijn deze beeld
genererende media ook een economische factor van betekenis. Er wordt steeds meer geld
verdiend met de productie en distributie van beelden. Kennis en informatie zijn eenvoudig te
vertalen in beelden en symbolen (vb. reclameboodschappen, geluid, websites, cijfers):
beelden die gemakkelijk getransporteerd worden van de ene kant van de wereld naar de
andere kant, maar ook kunnen worden gemanipuleerd. Beelden worden dus steeds
belangrijker in onze samenleving.
Staat zonder land
De rol van de staat of overheid in de netwerksamenleving komt steeds meer onder druk te
staan. De productieverhoudingen in de netwerksamenleving trekken zich niets aan van de
jurisdictie van een staat, waardoor er in toenemende mate sprake is van een staat zonder
land. De mogelijkheid van de Nederlandse staat om een eigen economisch beleid te voeren
is in het licht van de verregaande globalisering van markt- en productieverhoudingen een
illusie. Daarnaast wordt de positie van de staat als centrale actor in een samenleving steeds
meer uitgehold door de opkomst van allerlei supranationale, multilaterale,
intergouvernementele coördinatiemechanismen, die in het leien zijn geroepen of aan invloed
winnen om deze globalisering van productie-, consumptie- en handelsstromen in goede
banen te leiden. Ontwikkelingen raken de identiteit van de staat.
Identiteit en identiteit politiek
In de netwerksamenleving speelt identiteit dus een zeer belangrijke rol, ook al is die
problematisch. Het kunnen omarmen van een zelfstandige, culturele identiteit biedt de
mogelijkheid om in een ongrijpbare, grenzeloze en vloeibare samenleving te kunnen
overleven, om een gevoel van uniciteit te kunnen ontwikkelen en te koesteren. Het probleem
is echter dat de staat niet langer meer het vanzelfsprekende object van identificatie is.
Identiteit is juist wel steeds belangrijker geworden. Het koesteren van eigen identiteit hangt
samen met de behoefte aan het vinden van geborgenheid in een gemeenschap. Op deze
manier wordt een tegenwicht gezocht voor gevoelens van onzekerheid en daarmee
samenhangende angsten. Het gevolg is dat politiek steeds meer identiteitspolitiek is
geworden. De behoefte aan meer gemeenschap uit zich op drie manieren
1. Identiteit wordt gevonden in geloofsovertuiging
2. Opleving van nationalistische gevoelens, waarbij staatsburgerschap gezien wordt als
lidmaatschap van een natie die een bepaalde taal, geschiedenis en cultuur delen
3. Regionale identiteit wordt gekoesterd, waarbij het bestaan van een specifieke
gemeenschap samenvalt met een bepaald gebied dat als uniek wordt ervaren
De toegenomen vervlechting op wereldwijde schaal van markt-, consumptie-, en
productieverhoudingen en de ondersteunende rol die technologie daarin speelt, zorgen
ervoor dat er risico’s ontstaan.
2.4 | De risicosamenleving
Veranderende risico’s
Rampen, calamiteiten en anderen gevaren zijn een onlosmakelijk deel van een samenleving.
Brand, oorlog, hongersnood en overstromingen zijn van alle tijden en plaatsen. Het proces
van modernisering dat kenmerkend is voor de ontwikkeling van de industriële samenleving
en grofweg een aanvang nam aan het begin van de 18e eeuw, voegt daar nog een nieuwe
dimensie aan toe. Toen werden risico’s vooral gezien als gevaren die hun oorsprong vinden
in het noodlot, die kunnen worden gezien als ‘de wil van God’. In de 19e en 20ste eeuw vindt
er een verandering plaats in de wijze waarop we naar risico’s en gevaren kijken: risicovol