Samenvatting: boek Organisatie en Management: een
Praktijkgerichte Benadering H1-10
Organisatie en Management (Hogeschool van Amsterdam)
StudeerSnel wordt niet gesponsord of ondersteund door een hogeschool of universiteit
,Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Denken over organisatie en management 3
Hoofdstuk 2 Omgevingsinvloeden 6
Hoofdstuk 3 Strategisch management 9
Hoofdstuk 4 Samenwerking 14
Hoofdstuk 5 Individu en groepen 17
Hoofdstuk 6 Management 22
Hoofdstuk 7 Besluitvorming 27
Hoofdstuk 8 Besturing 32
Hoofdstuk 9 Structurering 38
Hoofdstuk 10 Organisatie in ontwikkeling 43
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden.
Bron : Een praktijkgerichte benadering van organisatie... – N.H.M. van Dam e.a.
,Hoofdstuk 1 Denken over organisatie en management
1.1 Introductie
Organisatiekunde kan gezien worden als een interdisciplinaire wetenschap die zich bezighoudt
met het bestuderen van het gedrag van organisaties alsmede de factoren die dit gedrag bepalen en
de wijze waarop organisaties het meest doeltreffend bestuurd kunnen worden. Organisatiekunde
heeft twee aspecten: een prescriptief aspect en een descriptief aspect.
Met interdisciplinariteit bedoelt men dat de organisatiekunde veel elementen bevat die afkomstig
zijn uit verschillende wetenschappen. Wanneer we alle bijdragen uit de verschillende vakgebieden
verzamelen voor een onderzoek, spreek je van een multidisciplinaire aanpak.
We kunnen de besturing zien als een poging tot gerichte beïnvloeding. De doeltreffendheid geeft
aan in hoeverre de besturing is geslaagd.
1.2 Ontstaan van het vakgebied
Organisatiekunde werd voor de eerste keer als vak gegeven halverwege de negentiende eeuw in
Amerika. Een van de eerste mensen die vond dat management een vak is dat geleerd kan worden,
is Henry Fayol. In Nederland is organisatiekunde vlak na de Tweede Wereldoorlog ingevoerd.
Toen heette het vak echter nog bedrijfsorganisatie. Pas in de jaren zestig en zeventig van de vorige
eeuw is de organisatiekunde ontstaan zoals die nu is. Organisatiekunde wordt ook wel organisatie
en management genoemd.
1.3 Ontwikkeling van handel en ontstaan van multinationale ondernemingen
Één van de oudste handelsroutes ter wereld is de zijderoute. Door middel van deze route werden
ijzer, brons, keramiek, zijde en bont van Azië naar het Westen vervoerd. De eerste internationale
handelsondernemingen waren opgericht door overheden met als doel hun koloniale handelsbeleid
te steunen. In 1600 werd de Oost-Indische Compagnie opgericht, het belangrijkste doel hierbij was
om handel te drijven in Oost- en Zuidoost-Azië en India. In Nederland werd de VOC opgericht in
1602. Men spreekt van een multinationale onderneming als deze onderneming internationaal
opereert.
1.4 Denkrichtingen en persoonlijkheden
De personen uit de geschiedenis van de organisatiekunde vertegenwoordigen bepaalde
denkrichtingen binnen de organisatiekunde. De bijdragen die door verschillende personen zijn
geleverd, hebben betrekking op verschillende aspecten van organisaties.
1.5 Periode voor de industriële revolutie (400 v. Chr. – 1900 na Chr.)
Het denken over management, leidinggeven en de inrichting van organisatie is al erg oud. Nicollo
Machiavelli gaf veel richtlijnen die nuttig konden zijn voor leiders en vorsten. Deze richtlijnen
zijn vooral gericht op het behoud van macht en de uitbreiding daarvan.
Tot halverwege de achttiende eeuw overheerste het mercantillisme, deze stroming hield in dat het
bezit aan goud en geld de enige bron van welvaart was. In 1776 schreef Adam Smitheen boek
waarin hij productieve arbeid als bron voor de welvaart zag en dat men deze welvaart kon verhogen
door een goede arbeidsverdeling. Door uitvindingen zoals de stoommachine werd massaproductie
mogelijk gemaakt.
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden. 3
Bron : Een praktijkgerichte benadering van organisatie... – N.H.M. van Dam e.a.
,1.6 Frederick Taylor en het Scientific Management (± 1900)
Frederick Taylor bedacht rond 1900 een systematische, samenhangende bedrijfskundige benadering
voor de manier waarop de productie georganiseerd zou moeten worden. Het is hierbij belangrijk
dat de bedrijfsleider een brede visie heeft op zijn taak in de organisatie.
Taylor stond een arbeidsverdeling voor van de leiding van de productieafdeling over acht functies:
tijd en kosten, werkinstructies, bewerkingen en hun volgorde, werkvoorbereiding en uitgifte,
onderhoud, kwaliteitscontrole, technische leiding en personeelsbeheer. Deze acht functies samen
noem je het achtbazenstelsel.
1.7 Henry Fayol en de General Managementtheorie (± 1900)
Henry Fayol was de eerste in Europa die een samenhangend stelsel van opvattingen ontwikkelde
over de manier waarop organisaties bestuurd moeten worden. In zijn General Management-theorie
werden zes managementgebieden onderscheiden: besturing, boekhouding, technisch, commercieel,
zelfbeschermend en financieel. De eenheid van commando was voor Fayol het belangrijkste
principe.
1.8 Max Weber en de theorie van de bureaucratie (± 1940)
Max Weber hield zich vooral bezig met grote bedrijven en overheidsorganisaties. Volgens Weber
hadden grote organisaties in zijn tijd de volgende kenmerken: een sterk doorgevoerde taakverdeling,
hiërarchische bevelstructuur, afgebakende verantwoordelijkheden en bevoegdheden, macht van
functionarissen is aan restricties gebonden, onpersoonlijke relaties tussen functionarissen, bevordering
en beloning op basis van objectieve procedures en criteria, werving op basis van kennis en
bekwaamheden, alle gegevens zijn vastgelegd in schriftelijke stukken, uitvoering van werkzaamheden
volgens vaste routineregels. Indien aan deze voorwaarden wordt voldaan is er sprake van een ideale
bureaucratie.
1.9 Elton Mayo en de Human Relations-beweging (± 1945)
De Human Relations-beweging ontstond in de tijd dat Scientific Management de belangrijkste
stroming was. Elton Mayo voerde experimenten uit waarbij het verband tussen werkomstandigheden
en verbetering werd onderzocht. Zowel de subjectieve als objectieve factoren zijn bepalend bij de
Human Relations-beweging.
1.10 Rensis Likert (e.a.) en het revisionisme (1950)
Warren G. Bennis benadrukte de noodzaak van een revisie van de uitgangspunten van de
HR-beweging. Hierdoor ontstond de term Revisionisme. Rensis Likert was de eerste die een
poging deed tot overbrugging van de stromingen Scientific management en de HR-beweging, dit
deed hij met de ontwikkeling van de linking pin-structuur. Hierbij bestaat de organisatie uit elkaar
overlappende groepen. Frederick Herzberg baseerde zijn theorie op de behoeftehiërarchie van
Abraham Maslow. Douglas McGregor ontwikkelde een theorie waarin hij twee visies op de mens
in de organisatie tegenover elkaar stelde, hij noemde dit de theorie X en Y.
1.11 Kenneth Boulding en de systeembenadering (± 1950)
Kenneth Boulding ontwikkelde na de Tweede Wereldoorlog een theorie waarin organisaties werden
gezien als een systeem. De systeembenadering stelt dat het management organisatieproblemen
integraal dient aan te pakken.
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden. 4
Bron : Een praktijkgerichte benadering van organisatie... – N.H.M. van Dam e.a.
,1.12 Paul Lawrence en Jay Lorsch en de contingentiebenadering (± 1965)
Paul Lawrence en Jay Lorsch concludeerden dat verschillende omstandigheden zullen leiden tot
een herinrichting van werkwijzen, taakstellingen en organisaties. Lawrence en Lorsch introduceerden
het begrip contingentie, dat bepaaldheid door situatie betekent.
1.13 Recente organisatietheorieën (1980 +)
Verschillende auteurs hebben een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van de organisatietheorieën.
Philip Crosby ontwikkelde een kwaliteitsmanagementtheorie. Bij deze theorie staat werken
volgens het zero defects-concept centraal. Henry Mintzberg stelt dat organisaties hun
eigenschappen niet los van elkaar moeten zien, maar deze in overeenstemming met elkaar moeten
brengen tot een configuratie. Mintzberg onderscheidde vijf basisvormen van configuratie en heeft
deze later nog weer uitgebreid. Deze vormen zijn: de ondernemersorganisatie, de machineorganisatie,
de politieke organisatie, de professionele organisatie, de innovatieve organisatie, de divisieorganisatie
en de zendingsorganisatie.
Tom Peters onderscheidde acht principes voor een goede bedrijfsvoering: sterke actiegerichtheid,
onderhouden van een innige relatie met de klant, creëren van ondernemerschap en zelfstandigheid,
werknemers zijn belangrijkste bron voor productiviteit, bestuur is zowel centralistisch als
decentralistisch, gedreven door waarden en overtuigingen, eenvoudige structuur met ondersteunende
afdelingen en ‘schoenmaker blijf bij je leest’.
Peter Drucker is de aartsvader van de managementgoeroes. Volgens hem zijn we na de industriële
revolutie aanbeland bij de kennisrevolutie. De productiviteitsontwikkeling van de kennis- en
dienstensector is hierbij een voorwaarde voor economische groei. Bij kenniswerk bepaalt de werker
grotendeels de inhoud van zijn werk.
Michael Porter was de eerste die de werkbetekenis van managers voor het succes van een
onderneming in kaart bracht. Porter stelt dat ondernemingen op zoek moeten naar hun
concurrentievoordeel.
Michael Hammer schreef in zijn boek Re-engineering dat bedrijven op drie principes zijn gebaseerd
onderscheid tussen uitvoerders en managers, basiseenheid van werk is de taak, eenvoudige taken
worden uitgevoerd door laaggeschoolde mensen. Volgens hem moeten ondernemingen procesgericht
gaan werken.
Coimbatore Krishnao Prahalad meent dat bedrijven te weinig gebruik hebben gemaakt van de
globalisering. Ook vindt hij dat de samenwerking met de consument vergroot moet worden. Verder
vindt hij dat er meer aandacht moet worden besteed aan de bodem van de economische piramide
en dat innovatie erg belangrijk is.
Jim Collins schreef het boek Good to great. Volgens Collins zijn de volgende factoren
verantwoordelijk voor het krijgen van een uitmuntend bedrijf: eerst wie, dan wat; leiderschap;
kern bewaken en vooruitgang stimuleren; cultuur van discipline; harde feiten onder ogen zien;
vliegwiel; technologie en het Egelconcept.
Kjell Anders Nordström en Jonas Ridderstråle schreven de boeken Funky Business en Karaoke
Capitalism. In dit laatste boek schrijven ze dat de karaoke-economie wordt gedomineerd door
individuen die over onbeperkte mogelijkheden beschikken.
Gary Hamel was, samen met Prahalad, de bedenker van de kerncompetenties.
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden. 5
Bron : Een praktijkgerichte benadering van organisatie... – N.H.M. van Dam e.a.
,Hoofdstuk 2 Omgevingsinvloeden
2.1 Organisatie
Organisaties zijn een onderdeel van de samenleving. De omgeving van organisatie bestaat uit
partijen zoals afnemers en leveranciers. Deze partijen oefenen invloed uit op de organisatie doordat
ze producten of diensten afnemen of leveren en eisen stellen aan deze producten of diensten.
Organisaties kunnen zelf ook invloed uitoefenen op deze partijen door middel van reclame en
voorlichting. Ook wordt de organisatie blootgesteld aan omgevingsinvloeden waarop de
onderneming weinig invloed heeft, maar die wel belangrijk zijn zoals de economische ontwikkeling.
Een organisatie moet rekening houden met de uit de omgevingsinvloeden voortvloeiende
omstandigheden.
2.2 Partijen
Partijen uit de omgeving van een bedrijf die directe invloed uitoefenen zijn: afnemers (oefenen
vraag uit naar goederen en diensten), leveranciers (hierbij zijn de kwaliteit, levertijd en prijsniveau
belangrijk), vermogensverschaffers (zorgen voor de financiële middelen), concurrenten (bepalen
de speelruimte van bedrijven), media (hebben invloed op de publieke opinie), werknemers
(succesfactor organisatie), overheidsinstellingen (controleren de naleving van de regels) en
belangenbehartigingsorganisaties (behartigen de belangen van bepaalde groepen).
De mate waarin al deze partijen een organisatie kunnen beïnvloeden is afhankelijk van de
machtspositie van een partij.
2.3 Omgevingsfactoren
Omgevingsfactoren beïnvloeden de organisatie indirect en kunnen slechts beperkt door de organisatie
worden beïnvloed.
2.3.1 Milieufactoren
Aantasting van het milieu is maatschappelijk onaanvaardbaar. Het Nationaal Milieubeleidsplan
4 (NMP4) is een beleidsnota van de overheid. De hoofddoelstelling hierbij is het in stand houden
van het draagvermogen van het milieu. Een effectief milieubeleid gaat alleen werken met een
internationale aanpak. Een overeenstemming van internationale milieunormen is dan noodzakelijk.
De verantwoordelijkheid voor de instandhouding van de kwaliteit van het milieu is door de overheid
bij de organisatie neergelegd. Om deze verantwoordelijkheid te kunnen dragen moet de organisatie
zorgen voor integratie van de milieuproblemen in de bedrijfsvoering. Men spreekt hierbij ook wel
van milieuzorg.
Het milieu wordt gezien als een van de meest strategische aandachtsvelden voor de toekomst en
kent de volgende dimensies: schoonmaken huidige activiteiten, benutten van nieuwe kansen, werken
aan een duurzame toekomst.
Om deze milieu-uitdagingen te kunnen realiseren moeten de milieuproblemen in alle afdelingen
een belangrijke rol gaan spelen.
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden. 6
Bron : Een praktijkgerichte benadering van organisatie... – N.H.M. van Dam e.a.
,2.3.2 Technologische factoren
Door technologische ontwikkelingen worden productiemethoden continu verbeterd en vinden er
steeds innovaties van producten en diensten plaats. De concurrentiestrijd vormt een belangrijke
prikkel voor technologische innovaties.
Grote technologische ontwikkelingen zullen zich de komende jaren vooral voordoen op het gebied
van de biotechnologie en de informatietechnologie.
2.3.3 Demografische factoren
Veranderingen die optreden in de samenstelling van de bevolking noem je demografischefactoren.
Demografische factoren bepalen sterk welke goederen en diensten organisaties aanbieden en op
welke markten deze organisaties zich richten.
De onderleeftijd van senioren ligt vaak bij vijftig jaar, rond deze leeftijd gaan de kinderen immers
het huis uit, ontstaat er veel vrije tijd en neemt de kans op gezondheidsklachten toe.
Doordat de vergrijzing in Nederland zal toenemen zullen steeds meer bedrijven zich richten op
producten voor ouderen.
2.3.4 Economische factoren
Economische factoren zijn bepalende factoren voor het succes van organisaties. Ontwikkelingen
met betrekking tot de groei van het nationaal inkomen zijn hierbij een belangrijke factor. Een
andere belangrijke factor is de inkomensverdeling.
Doordat Nederland grotendeels afhankelijk is van het buitenland, spelen internationale economische
ontwikkelingen een belangrijke rol. Het is daarom belangrijk dat Nederland in de toekomst zal
blijven investeren in kennis en innovatie, dit is belangrijk voor de verbetering van de economische
situatie.
Globalisering speelt een belangrijke rol voor Nederland, omdat Nederland in sterke mate afhankelijk
is van internationale investeringen en handel. Doordat de globalisering steeds belangrijker werd,
was Nederland verheugd over de totstandkoming van de Wereldhandelsorganisatie (WTO).
2.3.5 Politieke factoren
Vanuit haar politieke verantwoordelijkheid probeert de overheid sturing te geven aan het
economische leven.
De Europese Unie heeft als doel om een gezamenlijke interne markt op te bouwen. Er is sprake
van een Economische Unie nu de lidstaten hun politieke en economische onafhankelijkheid aan
gemeenschappelijke instellingen afstaan.
Men onderscheidt vijf vormen van economische integratie: vrijhandelszone (onderlinge
belemmeringen worden afgeschaft), volledig politieke en economische unie (landen gaan geheel
samen), douane-unie (gezamenlijke handelspolitiek), economische unie (harmonie op monetair
en financieel gebied) en gemeenschappelijke markt.
De gemeenschappelijke interne markt van de EU is gebaseerd op vrijheid van personenverkeer,
goederenverkeer, kapitaalverkeer en dienstenverkeer.
Om een open interne markt te krijgen moeten er eerst een aantal belemmeringen worden opgeheven,
zoals: fiscale belemmeringen, technische belemmeringen en fysieke belemmeringen.
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden. 7
Bron : Een praktijkgerichte benadering van organisatie... – N.H.M. van Dam e.a.
, 2.3.6 Maatschappelijke factoren
In de samenleving is er grote behoefte om invloed uit te oefenen op organisaties. Bedrijven zijn
onderdeel van een maatschappij, deze valt weer binnen een leefmilieu. Bedrijven houden
tegenwoordig steeds vaker rekening met de wensen van de consument en richten zich op
maatschappelijk verantwoord ondernemen, ook wel duurzaam ondernemen genoemd.
Bij een stakeholderbenadering staat de waardecreatie centraal. Stakeholders zijn belanghebbenden
waarmee de organisatie rekening moet houden, dit kunnen o.a. werknemers en aandeelhouders zijn.
Duurzaam ondernemen bestaat uit drie dimensies: people (prestaties op sociaal-ethisch gebied),
planet (prestaties op gebied van milieu) en profit (economische zaken).
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden. 8
Bron : Een praktijkgerichte benadering van organisatie... – N.H.M. van Dam e.a.