Psychologie &
sociologie 2021
3e druk
Ella Wijsman
Wouter Molendijk
,Hoofdstuk 1: Gedrag en invloeden op gedrag
1.1 Psychologisch perspectief
Een psycholoog bestudeert het gedrag van mensen en de mentale processen die dat gedrag beïnvloeden.
Psychologie
Wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen van gedrag van mensen, van de mentale processen
die aan dat gedrag ten grondslag liggen en van de factoren die op dat gedrag van invloed zijn.
Sociale psychologie
Psychologie die de wisselwerking tussen het individu en zijn sociale omgeving bestudeert.
- Sociale beïnvloeding
- Macht en leiderschap
- Gedrag van mensen in groepen --> sociologen
Sociologie
Bestudeert de manier waarop mensen samenleven.
1.2 Gedrag
Gedrag
Waarneembare activiteiten. Psychologen onderzoeken niet alleen gedrag, maar ook de innerlijke
processen die het gedrag beïnvloeden, zoals het denken en processen in de hersenen.
1.3 Factoren die gedrag beïnvloeden
Gedrag wordt bepaald door erfelijke- en omgevingsfactoren.
Factoren die gedrag beïnvloeden:
- Fysieke factoren
- Psychische factoren
- Sociale factoren
- Culturele en spirituele factoren
- Fysische en geografische factoren
Lichamelijke factoren
- Erfelijkheid
De genen bepalen sterk het uiterlijk en lichamelijk functioneren, maar zijn ook van invloed op
persoonlijke eigenschappen zoals muzikaliteit en intelligentie.
Wel of niet goed functioneren van de hersenen en het zenuwstelstel.
- Gevolgen van hersenbeschadiging
- Ondervoeding
- Verkeerde medicatie
- Vergiftiging
Gedrag kan ook beïnvloed worden door honger, dorst, zwaarlijvigheid, pijn of ziekte.
,Psychische factoren die gedrag beïnvloeden
Psychische factoren kunnen ons gedrag ook beïnvloeden. Als je je bijvoorbeeld lang genoeg zorgen maakt
en jezelf overstuur maakt met paniekgedachten, krijg je vanzelf buikpijn.
- Vermogens en leerervaringen
- Persoonlijkheidseigenschappen
- Drijfveren
- Attitudes (houdingen ten opzichte van jezelf, anderen en bepaalde onderwerpen)
- Zelfbeeld Positief zelfbeeld = meer ontspannen, makkelijk in omgang met anderen.
Vermogens
- Intelligentie
- Ruimtelijk inzicht
- Muzikaal talent
- Technische aanleg
Persoonlijkheidseigenschappen
- Verschil tussen introverte en extraverte mensen
De één wil graag alleen zijn, ander wil graag mensen om zich heen - nieuwe prikkels
Drijfveren/motieven
- Honger/dorst
- Seks
- Behoefte aan sociaal contact
- Erkenning en geestelijke uitdaging
Sociale factoren
- Primaire doelgroep, ouders partner, kinderen
- Vrienden, zussen, broers, huisgenoten
Je stemt je gedrag af op de verwachtingen en het gedrag van andere mensen.
Imitatiemodel
Bewust en onbewust gedrag van anderen overnemen.
Culturele en spirituele factoren
- Verschillen in gedrag tussen mensen uit verschillende landen of culturen
- Geloofsovertuigingen
Het aanhangen van een bepaald geloof of een levensovertuiging kan bijvoorbeeld gevolgen hebben voor
je voedingsgewoonten of je gedrag in je vrije tijd.
Voorbeeld: een moslim kan niet samen met zijn vrienden een frikandel eten, en een Christen zal niet sporten op
een zondag.
,Fysische en geografische factoren
- Jaargetijde en klimaat
- Mooi weer/vrolijk – slecht weer/somber
Je gedrag wordt bewust en onbewust beïnvloed door mensen en groepen (sociale beïnvloeding), maar ook
door geuren, geluiden, verkeersborden en tal van andere prikkels. Er is sprake van een wisselwerking
tussen jou en je omgeving. Je bent een ‘open systeem’. Alle factoren kunnen gelijktijdig van invloed zijn op
het gedrag van mensen.
1.4 Psychologische visies
De eerste wetenschappelijke psychologie ontstaat rond 1900. Men richt zich vooral op innerlijke
processen, zoals leren en onthouden. Wundt wordt beschouwd als eerste experimentele psycholoog.
Psychoanalyse: Freud
Grondlegger van de eerste belangrijke stroming in de psychologie: de psychoanalyse.
- Gaat er vanuit dat onbewuste krachten een sterke invloed hebben.
- Eerste 6 jaar van het leven ziet hij als bepalend voor het leven.
Behaviorisme: John B. Watson
Hij vindt dat de psycholoog waarneembaar gedrag moet bestuderen omdat dat de enige objectieve
manier is om nuttige kennis over mensen te verkrijgen.
- Richt zich niet op innerlijke processen
- Behaviouristen zijn van mening dat omgevingsfactoren veel meer bepalend zijn dan erfelijke factoren.
In principe is elk gedrag aan te leren, mits men de goede omgevingsfactoren kan inzetten.
Humanistische psychologie: Abraham Maslow
Stroming binnen de psychologie die uitgaat van de individuele, geestelijke gezonde mens en zijn
mogelijkheden tot ontwikkeling. Humanistische psychologen hebben een positieve kijk op de aard van de
mensen. Zij zien bij de pasgeborene een natuurlijke aanleg om tot het optimale te willen groeien. De
termen zelfontplooiing en zelfactualisatie hebben we te danken aan de humanistische psychologie.
Cognitieve psychologie
Cognitief psychologen richten zich wel op de binnenkant van de black box, op de innerlijke processen.
Mensen worden niet uitsluitend bepaald door genen of aangeboren behoeften. Mensen kunnen zelf
nadenken, zij maken afwegingen en eigen keuzes. Mensen ontwikkelen persoonlijke constructies bij het
omgaan met de wereld. Denk aan het maken van schema’s, cognitieve plattegronden, handige regels en
overtuigingen. Cognitie heeft te maken met het denken en weten.
Positieve psychologie: Seligman
Deze nieuwe stroming wil een bijdrage leveren aan het optimaal functioneren van mensen en groepen.
Het accent wordt gelegd op alles wat wel goed gaat, op sterke kanten en op mogelijkheden voor verdere
ontwikkeling. Men wil graag weten welke zaken leiden tot geluk of welzijn.
Seligman en Csikszentmihalyi vinden dat de psychologie gericht is op wat er psychisch niet zo goed gaat.
Zij willen een psychologie die de sterke kanten van mensen meer helpt te benutten. Deze stroming geeft
aan dat je ook zelf in staat bent om een deel van je geluk te bepalen.
,Samenvatting H1
Psychologen bestuderen het gedrag van mensen en de mentale processen die dat gedrag beïnvloeden.
Gedrag staat voor waarneembare activiteiten.
Veel gedragingen hebben een erfelijke of aangeboren basis. Hoeveel procent van het gedrag erfelijk is en
hoeveel is aangeleerd valt niet met zekerheid vast te stellen.
We onderscheiden lichamelijke, psychische, sociale, culturele, spirituele, fysische (natuurkundige) en
geografische factoren die het gedrag beïnvloeden.
De sociale en culturele omgeving bepalen in grote mate welk gedrag kinderen wordt aangeleerd. Via
socialisatie leren en verinnerlijken kinderen gedragsregels.
Freuds psychoanalyse stelt dat onbewuste krachten als driften de mens bepalen. De driften moeten
gekanaliseerd en gesublimeerd worden.
De behavioristische psycholoog richt zich alleen op gedrag, en niet op innerlijk. In principe is elk gedrag
aan- en af te leren.
De humanistische psycholoog ziet wel een zekere aanleg bij mensen, maar de omgeving zorgt voor
vruchtbare grond. Mensen hebben de behoefte om zichzelf te ontwikkelen.
De cognitief psycholoog richt zich niet alleen op gedrag, maar ook op innerlijke processen die het gedrag
beïnvloeden. Mensen gaan actief en betekenisvol met situaties om.
De positieve psychologie is een nieuwe stroming die zich richt op het bestuderen en bevorderen van
welzijn en geluk.
, Hoofdstuk 2: Persoonlijkheid
2.1 Persoonlijkheid en persoonlijkheidstheorieën
Persoonlijkheid
De persoonlijkheid is de verzameling van duurzame eigenschappen die iemand kenmerken. Die
eigenschappen bepalen hoe iemand denkt, voelt en zich gedraagt. Persoonlijkheid kan en zal in de loop
van het leven veranderen onder invloed van wat je meemaakt.
Gedrag en persoonlijkheid zijn nauw met elkaar verbonden: de persoonlijkheid van iemand komt tot uiting
in zijn of haar gedrag. Uit gedrag leiden we persoonlijkheidskenmerken af.
Voorbeeld: Anne zegt nooit iets in of na de les, hierdoor denken we dat ze verlegen is.
Freuds theorie is samen te vatten in drie stellingen:
- De eerste stelling luidt: de mens is een conflictwezen.
- De tweede stelling luidt: de mens is een driftwezen. Ieder mens wil zijn driften bevredigen (hedonisme).
Dat leidt makkelijk tot botsingen met andere mensen en conflicten met jezelf.
- De derde stelling luidt: de mens is psychisch gedetermineerd.
2.2. Het oedipuscomplex
Freud onderscheidt verschillende fasen in de kinderlijke ontwikkeling:
1. Orale fase. Het kind beleeft de eerste jaren lust of onlust via de mond, via eten, drinken, sabbelen en
bijten. Als alles goed verloopt, leert het kind in deze fase te vertrouwen op de verzorgende
volwassene(n), hecht het zich aan hen en zoekt veiligheid.
2. De anale fase. Het kind beleeft in de peutertijd plezier aan het plassen en poepen, tenzij daar veel
angstige ervaringen tegenover staan. Het kind ontwikkelt een eigen wil en een zekere zelfstandigheid.
3. De fallische fase. Tijdens de kleuterleeftijd ontdekt het kind de eigen geslachtsorganen en kan daar ook
lust aan beleven.
Oedipuscomplex:
Het kind ontwikkelt gevoelens van liefde voor de ouder van het andere geslacht en reageert met
vijandigheid en ambivalentie op de ouder van hetzelfde geslacht.
Elektracomplex
Het elektracomplex is een psychologische visie op de ontwikkeling tot volwassenheid van meisjes.
Penisnijd
De fase in de seksuele ontwikkeling wordt aangeduid waarin een meisje beseft dat zij mist wat jongens wel
hebben, namelijk een penis.
Latente fase
De seksuele lust gaat een tijdje ondergronds. Het kind heeft dan volop tijd om zich te richten op de
buitenwereld en op school kennis te verwerven.
Genitale fase
Vanaf ongeveer 12 jaar bereikt het kind de biologische rijpheid en komt het in de volwassen genitale fase.
De adolescent is nu in staat een betekenisvolle relatie aan te gaan met een persoon van het andere
geslacht, na een periode van zoeken en uitproberen.