HANDBOEK KLINISCHE ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE – PRINS & BRAET
Hoorcollege 1
H1 Ontwikkeling en psychopathologie
Categorische benadering = beschouwt afwijkend functioneren als kwalitatief anders dan normaal
functioneren stoornissen en diagnoses
Dimensionele benadering = beschouwt afwijkend functioneren als gradueel verschillend van normaal
psychologische problemen en klinische symptomen.
- Externaliserende problemen
- Internaliserende problemen
- Bottom’up benadering
Prevalentiestudies zijn studies die een antwoord geven op vragen als: ‘wie is nu afwjjkend? Wie
vertoont psychopathologie? Wie heeft een stoornis?’
Er zijn opvallende verschillen in prevalentie, afhankelijk van de studiegroep die men onderzoekt, het
instrument, of men adolescenten dan wel jongere leeftijdsgroepen opneemt, ouders, leerkrachten
dan wel de jongere zelf bevraagt en het soort probleem dat men onderzoekt.
We kunnen geen afwijkingen in de ontwikkeling bestuderen zonder kennis van wat normale
ontwikkeling is. 2 thema’s: ontwikkelingstaken en modellen van normale ontwikkeling:
Ontwikkelingstaken = de normale uitdagingen voor een kind op een bepaalde leeftijd.
- Van 0 tot 2 jaar dient een kind te ‘socialiseren’, het moet gewoonten ontwikkelen op het gebied
van eten en slapen en zich ontwikkelen in sociale responsiviteit, hechting en sensorimotorische
organisatie
Modellen van normale ontwikkeling = theoretiseren over het kind en zijn omgeving, en in hoeverre
deze op elkaar inwerken tijdens de ontwikkeling
- Trekmodel ontwikkeling wordt bepaald door individuele karakteristieken, het houdt geen
rekening met effecten van de omgeving op het kind
o Trek moet men zien als een aangeboren kenmerk (temperament) of verworven
eigenschap (copingvaardigheden)
o Dit model verworpen omdat er te veel evidentie is dat de omgeving wel degelijk van
invloed is gedurende de hele levensloop van het kind
- Omgevingsmodel externe omgevingsfactoren beïnvloeden de ontwikkeling van een kind
o Minimaal de volgende contexten voor een kind:
Prenatale omgeving belangrijkste invloed op sociaal-emotioneel
functioneren
Opvoeding
School
Leeftijdgenoten
- Ecologische modellen inzichten over de belangrijke rol van de omgeving. Voorbeelden zijn;
o Bronfenbrenner onderscheid tussen contexten op micro-, meso-, en macroniveau.
Microsysteem plaatst hij de relaties tussen het kind en zijn directe omgeving
Mesoniveau ziet hij ook de invloed van subsystemen op elkaar, bijv ouders
die met de leerkracht overleggen
Macrosysteem zijn de maatschappelijke factoren als het economisch klimaat,
drugsbeleid van een overheid en de jongerencultuur
o Belsky onderzoek naar de vorege rol van de omgeving tijdens de eerste
levensjaren op psychopathologie bij het kind, maar ook andere uitkomsten zoals
obesitas
, Pleit ervoor om bij elk probleem verschillende niveaus te bekijken,
waaronder niet alleen kindfactoren, maar ook de proxi-omgeving en meer
distale factoren
- Interactiemodellen zowel het kind als zijn omgeving bepalen de loop van de ontwikkeling
o Centraal staat de gedachte dat gedrag wordt gevormd door its adaptive adaptibility
o 2 modellen:
Goodness of fit kindkenmerken interacteren met omgevingskenmerken
en produceren zo nieuw gedrag. De trekken, noch de omgeving veranderen
door deze interactie
Vooral de interactie en de afstamming van beide worden
verantwoordelijk gesteld voor een probleem
Kritiek betreft de neiging tot relativisme, namelijk dat
psychopathologie niet iets absoluuts is, maar een kwestie van
afstamming.
Kritiek is dat dit model niet echt uitspraken doet over transformaties
als gevolg van interacties.
Transactioneel model trekken van het kind interacteren met de omgeving
en beide veranderen als gevolg van die interactie
Diathese-stressmodel men gaat uit van wederzijdse invloed van
de omgeving en het kind op elkaar en dit op een dynamische manier
Achenbach definieert ontwikkelingspsychopathologie als = a general approach to understanding
relations between development and its maladaptive deviations.’ is het beschrijven, verklaren en
voorspellen van afwijkende gedragingen en processen door de tijd heen.
Voorspelbaarheid gebeurt op grond van longitudinaal onderzoek waarbij factoren die voorafgaand in
de tijd statistisch predictief zijn voor latere uitkomstmaten. Het moet wel genuanceerd worden:
- Een voorspelling is niet meer dan een statistisch bepaalde kans voor een geïdentificeerde
risicogroep
- Een voorspelling van toekomstig gedrag wordt slechts mogelijk wanneer met de complexe
interacties, tussen de ontwikkeling van het kind en aanpassingen aan wisselende omgevingen en
daarmee ook weer die omgevingen beïnvloeden, rekening wordt gehouden
- In de voorspelling moet rekening worden gehouden met toevalsfactoren
- Het mag geen historicisme betekenen (= het heden uit het verleden verklaren)
Voorspelbaarheidsgedachte impliceert wel het idee van gradualisme = een reeks kleine
veranderingen resulteert uiteindelijk in complexe uitkomsten
De OPP wil vooral weten welke factoren de problemen bij kinderen veroorzaken en in stand houden.
Gaat om risicofactoren waarbij zowel de impact van aanleg als omgeving op de afwijkende
ontwikkeling erkend wordt.
- Risicofactor = een factor die een negatieve invloed heeft op de (normale) ontwikkeling van een
kind en die de kans op een bepaalde ontwikkelingsuitkomst verhoogt. Gaat vooraf aan de
uitkomst en voorspellen een stoornis
- Correlaat = factor die voorkomt op hetzelfde moment als een stoornis
- Kwetsbaarheid = verwijst naar een relatief stabiel kenmerk dat interacteert met stress en
hierdoor ook kan bijdragen aan het ontwikkelen van psychopathologie
- Markers = gefixeerd risicofactoren die niet veranderd kunnen worden (ras, leeftijd); variabel
risicofactoren die binnen bepaalde grenzen wel veranderd kunnen worden (negatief
gezinsklimaat)
- Causale risicofactoren = dragen direct bij aan de uitkomt (fysieke mishandeling)
, - Risicoperioden = geobserveerde risicofactor kan meer of minder impact hebben in een bepaalde
leeftijdsfase
- Risicomechanismen = risicofactor is door het risicomechanisme van de eraan voorafgaande en
daaropvolgende omstandigheden die een keten van andere problemen met zich meebrengen
- Multifinaliteit = wanneer eenzelfde combinatie risicofactoren tot verschillende uitkomsten leidt
- Equifinaliteit = een bepaald wordt niet door één set, maar door verschillende risicofactoren
wordt verklaard
Risicofactoren worden opgesplitst naar het niveau waarop ze geobserveerd worden:
- Organisch niveau (ondervoeding, neurologische defecten, genetische aanleg)
o Betreft vooral het onderzoek naar de impact van genetische factoren en de gevolgen
van zwangerschapscomplicaties
o Genetische aanleg is een complexe aangelegenheid, bijv. omdat ze multifactorieel
bepaald zijn. Genen bepalen in de meeste gevallen niet een specifiek gedrag; hun
invloed lijkt een complexe mengeling te zijn van directe en indirecte effecten. Ook de
relatie tussen biologische factoren en psychopathologie geen eenrichtingingsverkeer
o Er zijn steeds meer argumenten om aanlegfactoren te plaatsen in een transactioneel
model:
Genetische effecten zijn vaak latent en worden pas in bepaalde
omstandigheden, afhankelijk van specifieke gen-omgevingsinteracties,
uitgelokt
Een te sterke nadruk op genetische invloeden houdt het gevaar in dat men
het belang van de invloed van niet-genetische invloeden gaat onderschatten
- Intrapersoonlijk niveau (onveilige hechting, temperament, intelligentie)
o Temperament wordt omschreven als een psychisch kenmerk dat ‘overgeërfd wordt,
zich al op jonge leeftijd manifesteert en vrij stabiel lijkt gedurende de levensloop
- Interpersoonlijk niveau (familieconflicten, stressvolle ervaringen)
o Omgevingsfactoren kunnen distaal of proximaal zijn
Een distale rf is belangrijk is belangrijk omdat die de kan sop het voorkomen
van proximale rf verhoogt. De distale factor zal zelf nauwelijks of geen direct
risico-effect hebben
o Parenting speelt een belangrijke rol om kinderen in de gewenste richting te sturen
o Bij omgevingsfactoren moet men altijd rekening houden met onverwachte
voorvallen die de ontwikkeling van een kind dramatisch kunnen veranderen en
waaraan de impact van de opvoeding veruit ondergeschikt is
- Hogere-ordeniveau (armoede)
Er is verschil tussen het weten wat de risicofactoren zijn en weten hoe deze te veranderen.
Onderzoek naar het effect van behandelingen kan een belangrijke rol spelen om tot een beter begrip
van mechanismen om ze te veranderen te krijgen.
De omgevingsmodellen van Bronfenbrenner en Belsky kunnen helpen om de verschillende invloeden
op een kind te inventariseren.
Risicokinderen kenmerken zich door de aanwezigheid van risicofactoren; bij hen komen organische
en genetische, intrapersoonlijke, interpersoonlijke of hogere-orderisicofactoren in verhoogde mate
voor daardoor verhoogde kans op psychopathologie. De KLOP stelt voorop dat wanneer men deze
kinderen kan onderzoeken en volgen nog voordat de stoornis zich begint te manifesteren, men
belangrijke processen kan bestuderen die kunnen verklaren waarom sommige kinderen een stoornis
ontwikkelen en andere niet.
Bij he bestuderen van risicogroepen doen zich de volgende problemen voor: