Week 41 literatuur
Het opslaan van informatie van het korte termijngeheugen
naar het langer termijn geheugen noemen we consolidatie.
Rehearsel helpt met het onthouden van informatie. Als je
een herinneren aan een handeling hebt, noem je dat
procedureel en als iets wordt herinnert in taal noemen we
dat declaratief. Expliciet geheugen is herinneringen is iets
waarvan je je bewust bent. Impliciet is dat je iets hebt
geleerd, maar niet weet wanneer je dat hebt geleerd. De
hippocampus is belangrijk voor het langdurig onthouden.
Amnesie is het vergeten van informatie.
Prospectief geheugen is het geheugen in de toekomst, dus
dat je morgen om 10 uur een afspraak hebt. Brongeheugen
is het herinneringen van de oorsprong van de herinnering.
Infant amnesia is dat je weinig herinneringen hebben van
de eerste 4 jaren, omdat de hippocampus nog in ontwikkeling is, dus
langer onthouden is moeilijk.
Taal
Het produceren van taal zit in het brein in Broca’s area, dit zit bij
veel mensen vooral in de linker hersenhelft. In het gebied van Broca zit, spraakmotoriek,
woordvinding en grammaticaproductie. Beschadiging hierin leidt tot expressieve afasie, kenmerken
hiervan zijn:
Langzaam spreken
Woordvindingsstoornis
A-grammaticale spraak
Taalbegrip is er wel
Wernicke’s area is het gebied dat verantwoordelijk is voor taalbegrip. Dit gebied is belangrijk voor
woordbegrip en zinsbegrip. Het gebied van Wernicke is verbonden met de visuele context waardoor
geschreven taal begrepen kan worden, alexie is het verlies van leesvaardigheid door schade aan deze
verbinding.
Beschadiging van Wernicke’s area leidt tot receptieve afasie, kenmerken hiervan zijn
Vloeiend spreken, syntactisch correct maar betekenisloos
Ernstig verstoord begrip
De fasciculus arcuate is een zenuwbundel tussen Broca en Wernicke, beschadigning hiervan leidt tot
conductie-afasie:
Taalbegrip relatief in orde
Taalproductie relatief in orde
Onvermogen tot nazeggen
De gehechtheidsrepresentatie is een opgeslagen beeld dat iemand van zichzelf, (relevante) anderen en
de sociale werkelijkheid heeft. De representatie zelf is moeilijk onder woorden te brengen en er is
geen sprake van een bewust leermoment. Het interne werkmodel zèlf is dus een vorm van impliciet
geheugen. Gehechtheidsrepresentaties zijn wel verbonden aan meer expliciete, declaratieve
herinneringen aan (interacties met) belangrijke personen en gebeurtenissen.
Hoofdstuk 6 - understanding others
Mental states houden kennis, geloven, gevoelens, intenties en verlangen in. Mentalizing is het proces
van interferentie of attributie tot mentale staten van anderen.
, Empathy and simulation theory
Empathy is een word dat bedacht is door Tichener dat duidt op een emotionele reactie (of begrip van)
de gevoelens van anderen. Dit is een beetje hetzelfde als perspective talking waarbij je jezelf
verplaatst in andermans situatie.
Empathy as a multi-faceted concept
Empathie kan op meerdere manieren geïnterpreteerd worden:
1. Het weten van een persoon zijn interne staat, inclusief zijn of haar gedachten en gevoelens
2. Het overnemen van een houding of neurale respons van een ander (mirror neurons, als iemand
anders aan het lijden is kan je in personal distress raken, dit is niet helpend, omdat je zelf
stress ervaart).
3. Het hebben van een emotionele reactie op de situatie van iemand anders, maar dit hoeft niet
dezelfde reactie te zijn
4. Inbeelden hoe je je zou voelen of hoe je zou reageren in een bepaalde situatie
5. Inbeelden hoe een ander zich zou voelen of hoe die zou reageren in een bepaalde situatie.
Omdat er dus veel verschillende manieren zijn om empathie uit te leggen zijn er dus ook meerdere
vormen van empathie. Hier moet rekening mee gehouden worden bij het testen van empathie.
Mirror neuronen zijn belangrijk voor empathie. Een link tussen imitatie en empathie is het chameleon
effect dat is het spontaan nadoen van gebaren tijdens een positieve interpersoonlijke uitwisseling. Carr
et al hebben de link tussen empathie en imitatie gevonden met behulp van fMRI. Hun lieten
emotionele gezichtsuitdrukkingen zien onder twee condities: observatie en opgelegde imitatie. Ze
zagen meer activiteit bij het imiteren in de spiegelneuronen dan bij de observatieconditie en ze zagen
een verhoogde activiteit in gebieden die te maken hebben met emotie. Dus als iemand iets imiteerde
van een ander ging deze informatie later naar emotionele gebieden in het brein action-to-emotion.
Motor evoked potentials (MEPs) zijn neuro-elektrische signalen van de spieren die opgewekt zijn
door middel van TMS. Hierdoor wordt spierbeweging gestimuleerd. Wanneer je ziet dat een ander een
beweging maakt, wordt de TMS onderdrukt. Wanneer je ziet dat iemand anders een beweging maakt
kan de MEP omhoog en wanneer je ziet dat iemand anders pijn heeft gaat de MEP naar beneden. Dit is
een vorm van gemeten empathie. Er zijn ook onderzoeken gedaan naar empathie door middel van
fMRI. Darabij was te zien dat als iemand anders pijn ervaart, dat de delen in het brein die gaan over
het ervaren van eigen pijn, geactiveerd zijn. Dit is bewijs voor een spiegel systeem in pijn.
Dit laatste is ook een bewijs voor de
simulatie theorie. Echter, onze
gedachten over een bepaald persoon
beïnvloeden deze simulatie
(activeren van eigen pijn centrum).
Wanneer een ‘goed’ persoon pijn
kreeg, werd het eigen pijn centrum
geactiveerd. Kreeg een ‘slecht’
persoon dit dan werd dit niet
geactiveerd en soms zelf het centrum
voor plezier. Dit was een onderzoek
van Singer et al met een videogame.
Bandura gaf aan dat empathie niet
alleen door simulatie kan komen,
omdat dit emotioneel uitputtend zou
zijn. Volgens hem kunnen mensen zich juist afzonderen van andere mensen, waardoor ze geen
empathie hebben voor hen. Simulatie is dus beïnvloed door cognitieve controle en de vaardigheid om
verschillende perspectieven in te nemen. Imitatie hangt af van de karaktereigenschappen van de twee
imitatoren en het karakter van de sociale situatie.
Er zijn drie modellen van empathie: