100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Beïnvloeden en veranderen van gedrag, C.J. Wiekens €4,99
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Beïnvloeden en veranderen van gedrag, C.J. Wiekens

2 beoordelingen
 259 keer bekeken  48 keer verkocht

Deze volledige samenvatting (H1 t/m H9) is helder en concreet geschreven. Met deze samenvatting heb ik een 9,1 gehaald op mijn tentamen. De begrippen zijn er schuingedrukt aangegeven en de tekst wordt waar nodig ondersteund door voorbeelden. Succes met studeren!

Voorbeeld 3 van de 29  pagina's

  • Ja
  • 16 november 2020
  • 29
  • 2020/2021
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (17)

2  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: sarahvanempel • 3 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: gennaro58 • 3 jaar geleden

avatar-seller
xlobkearkes
Hoofdstuk 1 Denken in termen van nurture

1.1 Mensenbeelden
Een mensbeeld bevat ideeën over hoe je denkt dat mensen in elkaar zitten. Dit beeld heeft
consequenties voor de mate waarin je bijvoorbeeld gelooft dat gedrag beïnvloedbaar is. Op
eigenschappen die genetisch bepaald zijn, heb je maar weinig invloed (nature). Eigenschappen die
aangeleerd zijn, kunnen verder ontwikkeld (of weer afgeleerd) worden (nurture).
Het verschil tussen de termen ‘genetisch gedetermineerd’ en ‘genetische predispositie’:

- De opvatting dat mensen ‘gedetermineerd’ zijn (door hun genetisch materiaal) houdt
doorgaans in dat genen bepalend zijn bij het tot uiting komen van eigenschappen. De
omgeving heeft hier geen, of slechts in zeer beperkte mate invloed op.
- De opvatting dat mensen een ‘predispositie’ hebben (door hun genetisch materiaal) houdt
doorgaans in dat iemand ‘aanleg’ heeft om bijvoorbeeld depressief te worden. Dit betekent
niet dat diegene ook daadwerkelijk depressief wordt; de omgeving heeft hier ook invloed op.

Niet alleen bepaalt je mensbeeld op deze manier gedrag, ook heeft het invloed op de vraag in
hoeverre je denkt dat het gedrag van anderen beïnvloedbaar is. Of je gelooft dat gedrag wordt
bepaald door de menselijke natuur, of doordat het aangeleerd (of door een specifieke situatie
opgeroepen) wordt, heeft dus invloed op je inschatting van de beïnvloedbaarheid van het gedrag.
Sterker nog, je visie op de eigen en andermans ‘natuur’, bepaalt niet alleen in hoeverre je denkt dat
gedrag beïnvloedbaar is, maar ook hoe je jezelf en anderen beoordeelt (dik door aanleg of ongezond
eten?).
Samenvattend bepaalt het antwoord op de vraag in welke mate gedrag door genen of door
opvoeding wordt bepaald, het eigen gedrag (denk je dat het zinvol is om energie te steken in bijv.
een braintraining), het geloof in de beïnvloedbaarheid van het gedrag van anderen (moet je anderen
aan een dergelijke training ontwerpen?) en de manier waarop het gedrag van anderen
geïnterpreteerd en beoordeeld wordt.

1.2 Impliciete theorieën: Incremental versus Entity Theories
Als Alexander gelooft dat IQ trainbaar is, dan wordt in de psychologie gezegd dat hij voor deze
eigenschap een incremental theory heeft (een geloof dat IQ te ontwikkelen is). Als Annelies gelooft
dat het IQ aangeboren is, dan heeft zij voor deze eigenschap een entity theory (een geloof dat het IQ
vaststaat en dus niet ontwikkeld kan worden). Iedereen bezig dergelijke, vaak impliciete
(onuitgesproken of onbewuste) theorieën, bijv. voor in de mate waarin je sportief bent, of voor de
mate waarin je gewicht beïnvloed kan worden.
Of je een incremental theory of een entity theory hebt, heeft verschillende implicaties. Voor mensen
die geloven dat IQ te trainen valt, betekent een IQ-test niet meer en niet minder dan dat het ‘je score
op dat moment’ weergeeft (je kunt het verder ontwikkelen), maar voor mensen die geloven dat het
IQ vaststaat, zal het resultaat ‘je intelligentie’ weergeven (IQ is niet trainbaar). Mensen met een
incremental theory zullen de test meer ontspannen maken.
Ook de reacties op de testresultaten verschillen; óf flink oefenen óf minder slim zijn dan verwacht.
De reactie van Alexander zou productiever zijn, vooral als je je bedenkt dat optimisme over het
algemeen leidt tot een grotere kans op succes. De testsituatie zou voor hem minder stress opleveren,
wat over het algemeen de prestaties eveneens ten goede zal komen.
Of je dus voor een bepaalde eigenschap een incremental of een entity theory hebt, heeft invloed op
hoe je tegenover het testen van die eigenschap zal staan, hoe je de testsituatie en de resultaten van
de test interpreteert. Voor een gedragsbeïnvloeder (al gaat het slechts om het veranderen van je
eigen gedrag) is dit belangrijk om te beseffen.

,1.3 In hoeverre zijn eigenschappen en gedrag beïnvloedbaar?
De belangrijkste vraag is in hoeverre eigenschappen of gedrag beïnvloed kan worden. Op basis van
het antwoord op deze vraag kan ingeschat worden in hoeverre beïnvloedingspogingen succesvol
zullen zijn en kan beoordeeld worden of het opzetten van bijv. een training de moeite waard is. Om
deze inschatting te maken, heb je iets ‘stevigere’ gegevens nodig dan je eigen mensbeeld en je eigen
gedachten over de beïnvloedbaarheid van bepaalde kenmerken. Onderstaande geeft meer inzicht in
hoe moeilijk of makkelijk het zal zijn (oftewel, hoeveel succes je ongeveer moet verwachten) als je je
op bepaalde eigenschappen richt.

1.3.1 Lichamelijke kenmerken & prestaties
Onder normale omstandigheden (afwezigheid van ziekten en aanwezigheid van goede voeding) heb
je weinig invloed op lichamelijke kenmerken als oogkleur, haarkleur, geslacht, lengte etc.
Ook lichaamsbouw ligt voor een groot deel in de genen besloten als afwijkingen, stoornissen en
ziekten afwezig zijn. De meeste aspecten zijn dus niet of lastig te beïnvloeden.
Sommige aspecten kun je, ondanks dat ze voor een groot deel genetisch bepaald zijn, wel degelijk
(verder) ontwikkelen; spierballen bijv.
Het lichaamsgewicht is bij velen onderhevig aan beïnvloedingpogingen.
Verschil in gewicht tussen mensen heeft een genetische basis. Dit wil niet zeggen dat als je aanleg
hebt voor overgewicht, dit ook meteen het geval is. Uiteindelijk is het de wisselwerking tussen
aanleg, voedselinname en ‘energieverbruik’ dat je lichaamsgewicht bepaald.
In de afwezigheid van ernstige stofwisselingsziekten bepaalt gedrag (hoeveel er gegeten en bewogen
wordt) het gewicht. De hoeveelheid beweging wordt overigens voor een groot deel door genen
bepaald; sommige mensen hebben aanleg om sneller en meer te bewegen dan anderen en dus ook
meer energie te verbruiken.
Dus hoewel sommige mensen er meer moeite voor moeten doen om perfecte maten te hebben,
wordt het daadwerkelijke gewicht grotendeels bepaald door gedrag. Ondanks bijvoorbeeld
aangeboren verschillen in de snelheid waarin het stofwisselingsproces verloopt, of verschillen in de
hoeveelheid energie die onder neutrale omstandigheden verbruikt wordt, bepaalt hetgeen je eet en
hoeveel je beweegt je exacte gewicht.

1.3.2 Persoonlijkheid
Mensen vertonen een aangeboren verschil in temperament. Onder verschillen in temperament
verstaan we stabiele, vroeg optredende individuele verschillen in emotionaliteit, energie, aandacht
en volharding, reactiviteit en vriendelijkheid. In deze definitie zit besloten dat het om ‘stabiele
kenmerken’ gaat en dat het waarschijnlijk genetische verschillen betreft, aangezien de verschillen al
zeer vroeg optreden.
Het blijkt dat 40% van temperament toegeschreven kan worden aan de genetische variëteit. De
overige 60% van de individuele verschillen wordt toegeschreven aan ‘specifieke
omgevingsvariabelen’ (contact met vrienden en leraren, ziekten en ongelukken, plek in gezin etc.).
Uit onderzoek naar de stabiliteit van andere persoonlijkheidskenmerken, bijvoorbeeld de mate
waarin iemand neurotisch (in tegenstelling tot emotioneel stabiel), of extravert, of ‘psychotisch’ is,
blijkt dat verschillen in deze eigenschappen voor ongeveer 50% verklaard kan worden door
genetische verschillen.
De invloed die de genen hebben op eigenschappen die de ‘Big Five’ vormen is behoorlijk groot (40-
60%).
Hoewel blijkt dat het bijsturen van persoonlijkheidskenmerken waarschijnlijk moeilijk is, behoort dit
(theoretisch) wel tot de mogelijkheden. De invloed die ‘specifieke omgevingsvariabelen’ hebben op
de vorming van bepaalde eigenschappen laat zien dat de eigenschappen niet volledig
gedetermineerd zijn. Wat je kan leren door ervaring is de mogelijkheid om controle over deze

, eigenschappen uit te voeren.
Het veranderen van iemands persoonlijkheid is voor geen enkele gedragsbeïnvloeder een haalbare
kaart. In plaats van de persoonlijkheid te veranderen, richt je je op gedrag in concrete situaties. Je
leert iemand dus om te gaan met de negatieve consequenties die zijn natuurlijk reactie soms heeft.
Het is dus of te raden om als beïnvloeder je te richten op iemands persoonlijkheid.

1.3.3 Cognitieve capaciteiten en prestaties
Wat betreft IQ lijkt er sprake te zijn van een aangeboren potentieel; voor 50-80% genetisch bepaald.
Of je volledig gebruikmaakt van het aangeboren potentieel om je intelligentie te ontwikkelen, hangt
af van de mogelijkheden die je krijgt wat betreft onderwijs en opvoeding.
Ook staat voor 65% bij je geboorte vast hoe snel je informatie kunt opnemen en kunt verwerken in je
hersenen (een belangrijk onderdeel van ‘algemene intelligentie’), alsnog zijn de hersenen trainbaar.
Hoewel de snelheid van informatieverwerking wellicht met de jaren afneemt, kan dat meestal
gecompenseerd worden met toenemende ervaring.
Verschillen tussen experts en amateurs kunnen volgens Ericsson verklaard worden door het verschil
in het aantal uren bewuste oefening, iets wat hij samengevat heeft in zijn deliberate practice theory
(expert worden > 10.000 uur ‘bewuste oefening’).
Onder normale omstandigheden (bijv. de afwezigheid van genetische afwijkingen die tot een laag IQ
leiden), zijn cognitieve capaciteiten in hoge mate trainbaar.
Het lijkt funest te zijn te geloven in een entity theory (het idee dat in dit geval cognitieve prestaties
niet veranderbaar zijn). Mensen die geloven in een entity theory vermijden vaak de taak in kwestie
als ze geconfronteerd worden met een mislukte poging, terwijl mensen die geloven in een
incremental theory juist meer gemotiveerd raken en beter hun best doen. Deze verschillen in aanpak
kunnen uiteindelijk selffulfilling prophecies worden, aangezien iemand die niet gelooft in verbetering,
niet zo veel zal oefenen en uiteindelijk dus ook niet zo veel zal verbeteren.
Het geloof in het al dan niet kunnen verbeteren van cognitieve prestaties, hangt niet alleen af van of
je al dan niet gelooft dat genen bepalend zijn voor je ontwikkeling, maar ook van je zelfbeeld (zie je
jezelf als iemand die goed presteert?). Ook de lidmaatschap (al dan niet bewust) van een bepaalde
groep kan invloed hebben. Behoor je tot een groep met ‘stereotiepe bedreiging’ (stereotype threat)
(bijv. vrouwen slecht in wiskunde)?

Hoofdstuk 2 Leren

2.1 Een aanpassingsproces aan de omgeving
Leren kan beschouwd worden als een soort aanpassingsproces aan de omgeving. Door te leren kan
men adequater reageren op de omgeving en de omgeving zelfs (actief) naar eigen hand zetten. Leren
kan gedefinieerd worden als een proces waarbij een ervaring leidt tot ‘ander gedrag’ in de toekomst.
Er is dus sprake van leren als een ervaring op tijdstip 1 leidt tot veranderd gedrag op tijdstip 2.
We spreken van ‘ander gedrag’, omdat een leerproces niet altijd tot verandering leidt.
Hiernaast kan men zich ook slechte gewoonten aanleren. In dit geval is er eveneens sprake van een
leerproces, ook al leidt het tot een verslechtering van de situatie. Leren staat dus niet gelijk aan het
vergaren van wijsheid en daarom is het beter om van veranderd gedrag als consequentie van een
leerproces te spreken.
De ervaring die op tijdstip 1 opgedaan is en die tot verandering van gedrag leidt, kan van alles zijn.
Het kan een gevoel zijn, een gedachte, iemand anders die het goede of slechte voorbeeld geeft etc.

2.2 Klassieke conditionering (Pavlov)
Bij klassieke conditionering wordt een neutrale stimulus (bel) vlak voor of tegelijkertijd met een
ongeconditioneerde stimulus (vlees) aangeboden. De neutrale stimulus wordt op deze manier
gekoppeld aan de ongeconditioneerde stimulus, waarna de reactie op de neutrale stimulus hetzelfde

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper xlobkearkes. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 52928 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€4,99  48x  verkocht
  • (2)
In winkelwagen
Toegevoegd