Psychopathologie, minor psychiatrie – Hoorcolleges + Boek
Diagnostiek in de GGZ
- Psychopathologie is het medisch specialisme dat zich bezighoudt met problemen die mensen
kunnen hebben in gedrag en beleving.
o Bijvoorbeeld: angst, somberheid, verwardheid, overmatige achterdocht, geregeld
problemen met anderen.
Functies van de GGZ
Observatie
Klinische en Forensische psychiatrie (Opname, Pieter Baan).
Preventie
Sociale psychiatrie. Relatie leggen tussen psychiatrische problematiek en maatschappelijke
situatie (crisis).
Behandeling
Poli klinische en deeltijdbehandeling.
Begeleiding
Cliënten met langdurige psychiatrische aandoening een woon/ leef situatie aanbieden.
Verpleging en verzorging
Overwegend oudere (long stay) cliënten.
Bescherming
Cliënten zijn (soms) een gevaar voor zichzelf of omgeving en wonen en leven in een
beschermende omgeving. Er is altijd personeel aanwezig.
DSM-V verdeeld:
Ontwikkelingsperspectief
Mate van verwantschap
Graad van ernst
Diagnostisch interview
De cognitieve behoefte om te weten wat er aan de hand is en wat eraan gedaan kan worden.
Hieraan wordt voldaan door het stellen van een diagnose en het gezamenlijke opstellen van
een behandelplan.
, De affectieve behoefte om zich gesteund, gekend en begrepen te voelen. Dit kunnen
zorgverleners realiseren door het stellen van open vragen en erkenning geven aan wat de
problematiek voor gevolgen heeft voor betrokkenen.
Lichamelijk en psychodiagnostisch
onderzoek (wordt niet vaak gedaan, bij onbehandelbare)
Neuromorfologisch (CT-scan): werking, bouw en structuur. Hersensscans.
, Neurofysiologisch (EEG): worden functie en activiteit van hersendelen getest met onder
andere elektro-encefalografie of in beeld gebracht door meting van de regionale
doorbloeding.
Neurobiochemisch (hormoonregulering): bij sommige patiënten worden medicijnen te snel
of te langzaam opgenomen, hiervoor kan er extra onderzoek gedaan worden doormiddel van
somatisch onderzoek. Om medicijnen zo nodig aan te passen.
Psychofysiologisch (gedrag ft. Hartslag): bij angst en spanningsklachten. Wordt iemand op
een loopband gezet bijvoorbeeld. Worden ook bijvoorbeeld plaatjes van drugs laten zien om
te kijken wat dat doet met iemand.
Genetisch (erfelijkheid): wordt bijna nooit meer onderzoek gedaan.
Beoordelingsschalen: door vpk of psychologen afgenomen.
Zelfbeoordelings-schalen: zelf op internet.
Functietest: intelligentie testen bijvoorbeeld.
Beschrijvende diagnose
Syndroom (aard, duur, ernst, frequentie, beloop), eventuele samenhang syndroom met een
bepaalde stoornis, eventuele differentiaal diagnose
Hypothese formulering m.b.t. ontstaansvoorwaarden en ontstaanswijze
Predisponerende factoren (kwetsbaar makende en beschermende)
Luxerende factoren
Onderhoudende factoren
Eerst een beschrijvende diagnose maken en daarna ‘vertalen’ in DSM-5 classificatie.
Een syndroom is een groep of samenhangend geheel van symptomen in puur beschrijvende zin. Dit
laatste wil zeggen dat we deze groepering of samenhang alleen vaststellen (en onder een bepaalde
naam omschrijven), zonder er een verklaring voor te geven.
Een symptoom betekent in de geneeskunde een teken van een ziekte.
In de psychiatrie noemen we iets een symptoom (‘symptomatisch’) als het verondersteld wordt een
uiting, signaal of kenmerk van een psychische stoornis of syndroom te zijn.
DBC: Diagnose Behandeling Combinaties. Een DBC beschrijft iedere stap in de behandeling van een
bepaalde stoornis: vanaf het eerste contact tot en met de laatste sessie.
DSM: Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disoders.
Door de WHO (Wereldgezondheidsorganisatie): ICD: International Classification of Diseases.
In de DSM-5 zijn drie leidende principes te onderscheiden:
1. Ontwikkelingsperspectief: naarmate een stoornis vroeger in de levensloop kan optreden,
staat deze meer vooraan, zowel bij de indeling van de twintig hoofdgroepen als bij de
ordening binnen elke hoofdgroep.
2. Mate van verwantschap: met name gelijkenissen tussen symptomen en de aanleg of
kwetsbaarheid voor het ontwikkelen van de stoornis.
3. Graad van ernst.
Niet-stoornisgebonden: transdiagnostische
, Predisponerende factoren zijn langer bestaande factoren die iemand ontvankelijker maken
voor een bepaalde psychische stoornis. Deze kunnen kwetsbaar makend zijn of
beschermend zijn.→ Neurobiologische, psychologische, sociale factoren.
Luxerende factoren zijn gebeurtenissen die een psychiatrische stoornis uiteindelijk
ontlokken, bijvoorbeeld lichamelijke ziekte, verlies van een dierbare of pensionering.
Onderhoudende risicofactoren zorgen ervoor dat de psychiatrische stoornis aan blijft
houden. Deze factoren kunnen deels overlappen met predisponerende factoren, zoals
gebrek aan intimiteit en steun. Ook chronische lichamelijke ziekte kan een onderhoudende
factor zijn.
Voorbeeld
Een 21-jarige vrouwelijke derdejaars studente HBO, met een langdurige liefdesrelatie met haar
vriendin (beschermend), zonder vaste woonplek, die somberheidsklachten ervaart sinds haar
twaalfde, die recent een toename van haar sombere stemming ervaart, alsmede vermoeidheid,
buikpijn, piekeren, slaapproblemen en faalangst (syndroom), met name nadat zij zich recent
afgewezen voelde door haar vader (luxerend) en mogelijk in het kader van een chronische depressie
of dysthymie (stoornis), met negatieve effecten van langdurige conflicten tussen haar huurders en
hun scheiding (kwetsbaar makend) en studiedruk ervaart, een eigen plek mist en daardoor veel reist
(onderhoudend).
Kernbehoeftes van cliënten:
- De cognitieve behoefte: om te weten wat er aan de hand is en wat eraan gedaan kan
worden. Hieraan wordt voldaan door het stellen van een diagnose en het gezamenlijk
opstellen van een behandelplan.
- De affectieve behoefte: om zich gesteund, gekend en begrepen te voelen. Dit kunnen
zorgverleners realiseren door het stellen van open vragen en erkenning geven aan wat de
problematiek voor gevolgen heeft voor betrokkenen.
Theorie: is een gesystematiseerd geheel van ideeën die als verklaring gelden voor een groep
verschijnselen.
, Verklaringen en behandelingen psychiatrische stoornissen
Drie soorten brein
1. Neocortex: cognitief, rationele denkende brein
2. Limbische brein: emotioneel
3. Reptielbrein: hersenstam
Frontale kwab:
- Verlammingsverschijnselen (paresen)
- Frontaal syndroom
o Problemen met plannen
o Verminderde abstractievermogen
o Apathie of impulsief gedrag
o Oordeelsstoornis
o Vlakke emotie
Temporale kwab:
- Epilepsie
- Psychosen
- Stemmingsstoornissen
- Persoonlijkheidsstoornissen
- Geheugenstoornissen
- Taalstoornissen
Occipitale kwab:
- Apraxie
- Visuele hallucinaties
- Gezichtsproblemen
- Desoriëntatie in plaats
Partiële kwab:
- Stoornissen in zintuigelijke functies, zoals tastzin en pijn stoornissen in lichaamsbeleving
Verschillende psychiatrische aandoeningen:
- Cognitief: Denken: bewustzijn, oriëntatie waarnemen: Dementie bijv.
- Affectief: Emoties: Bipolaire stoornissen
- Conatief: Gedrag: psychomotoriek, motivatie: Persoonlijkheidsstoornissen,
impulsstoornissen
Bio-psycho-sociaal model
Behandeling:
- Biologische behandeling: vaak medicatie: geeft vaak weer bijwerkingen
- Psychologische behandeling: gedragstherapie
o Verschillende (cognitieve) gedragstherapieën
o Individueel of in groepen
o Soort therapie is afhankelijk van de stoornis en voorkeur van de patiënt
o De relatie met de therapeut heeft een aanzienlijk invloed op het effect van de
therapie
- Sociale behandeling: sociale ondersteuning en interventies
o Grote rol voor verpleegkundige waarbij grote aandacht is bij het inzetten van
gesprekstechnieken (motiverende gesprekstechnieken, oplossingsgerichte
gesprekstechnieken enz.) o.a.:
Ondersteuning