Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering
1. Planmatige bevordering voor een gezond gedrag
Gezondheidsbevordering = een combinatie van voorlichting en omgevingsveranderingen die (samen)
gezond gedrag en gezonde leefcondities stimuleren. Het kan in twee onderdelen worden opgedeeld:
- Gezondheidsvoorlichting is de combinatie van leerervaringen ontwikkeld en ontworpen om
mensen en gemeenschappen te helpen om hun gezondheid te bevorderen. Dit kan
plaatsvinden in de vorm van educatie of informatieoverdracht;
- Omgevingsveranderingen: gericht op het begrijpen en veranderen van fysieke, sociaal-
culturele, economische en politieke omgeving.
1.1. Gezondheidsbevordering: doelen, doelgroepen, middelen en begrippen
Doelen van gezondheidsbevordering:
- Primaire preventie: gericht op het voorkomen van een gezondheidsprobleem of categorie van
aandoeningen. Het richt zich op het wegnemen van oorzaken of risicofactoren. Het is enkel
mogelijk wanneer de oorzaken bekend zijn en voldoende te beïnvloeden.
- Bijvoorbeeld: preventie van hart- en vaatziekten door inzetten van stoppen-met-
rokenmaatregelen of vaccinatie;
- Secundaire preventie: mensen met een voorstadium of vroeg stadium van een aandoening
identificeren zodat gerichte vroegbehandeling mogelijk is om erger te voorkomen. Enkel
mogelijk wanneer er goede testen zijn en vroegtijdig behandelen effectief is.
- Bijvoorbeeld: screening op borstkanker in het bevolkingsonderzoek;
- Tertiaire preventie: is gericht op mensen met een ziekte of handicap. Begint pas na de
diagnose. Het doel is om kwaliteit van leven te behouden, te leren leven met de ziekte of
handicap en invalidering te voorkomen.
- Bijvoorbeeld: bevorderen van therapietrouw of hulp bij zelfmanagement van chronisch
zieken.
Er wordt bij gezondheidsbevordering onderscheid gemaakt tussen de volgende doelgroepen:
- Universele preventie: richt zich op de totale bevolking of grote groepen daarbinnen. Deze
mensen hebben geen speciaal verhoogd risico. Het doel is om gezondheid te verbeteren en
ziekte te verminderen. Het gaat dus om primaire preventie;
- Selectieve preventie: gericht op bevolkingsgroepen met een verhoogd risico. Het heeft als
doel de gezondheid van deze groepen te verbeteren. Het gaat om secundaire preventie
(wordt aangeboden op basis van screening);
- Geïndiceerde preventie: richt zich op individuen die nog geen gediagnosticeerde ziekte
hebben, maar al wel klachten of symptomen. Het heeft als doel het ontstaan van de ziekte of
verdere gezondheidsschade te voorkomen. Het gaat om secundaire preventie;
- Zorggerelateerde preventie: gericht op individuen met een ziekte. Heeft als doel de ziektelast
te reduceren en complicaties of comorbiditeit te voorkomen. Is vergelijkbaar met tertiaire
preventie.
Doelgroepen kunnen op vijf niveaus worden onderscheiden:
1. Individueel niveau (personen die risico lopen);
2. Interpersoonlijk of groepsniveau (ouders, hulpverleners);
3. Organisatieniveau (schooldirecteur);
4. Lokaal niveau (redacteur lokale krant);
5. Samenlevingsniveau (landelijke politici).
Middelen (interventies) om gezondheidsbevordering te bereiken:
- Gezondheidsvoorlichting: proberen mensen te motiveren tot en te helpen bij gezond gedrag.
Gebaseerd op min of meer vrijwillige gedragsverandering;
- Voorzieningen: proberen gezond gedrag gemakkelijker te maken. Bijvoorbeeld
waterzuiveringen om infecties tegen te gaan;
- Regelgeving, controle en sancties: proberen gezond gedrag af te dwingen. Uitgaande dat
mensen het gezonde gedrag niet vrijwillig zullen vertonen. Bijvoorbeeld het rookverbod in
openbare ruimten;
1
,Het Model voor Planmatige Gezondheidsvoorlichting en Gedragsverandering
1. Analyse van gezondheidsproblemen: wordt beschreven
aan de hand van de volgende indicatoren: sterfte,
prevalentie, incidentie en ernst van ziekten, kwaliteit van
leven (QALY);
2. Analyse van gedrag: gericht op de analyse van mogelijke
gedragsoorzaken en -oplossingen van de
gezondheidsproblemen. Op individueel niveau en die van
beslissers (lopen zelf geen risico, maar beïnvloeden wel
het gedrag van anderen, bijvoorbeeld politici);
3. Analyse van determinanten van gedrag: er wordt
onderscheid gemaakt tussen persoonlijke- (kennis,
attitude) en omgevingsdeterminanten (beschikbaarheid en
bereikbaarheid van gezonde keuzes, sociale steun of druk);
4. Interventieontwikkeling: interventie ontwikkelen om de determinanten van gedrag en het
gedrag zelf te veranderen. Het doel is verbetering van gezondheid en kwaliteit van leven. Hier
staat het Intervention Mapping-protocol centraal;
5. Interventie-implementatie (uitvoering) en disseminatie (planmatige verspreiding of invoering):
in de praktijk komt het geregeld voor dat de interventies niet voldoende uitgevoerd kunnen
worden. Om adequaat te anticiperen op implementatieproblemen is een verbindingsgroep
(linkage group) een manier. In deze groep bevinden zich zowel de programmaontwikkelaars
als degene die het programma gaan uitvoeren. Daarnaast is het hebben van een goed inzicht
in de determinanten van implementatiegedrag van de potentiele gebruikers, van belang;
6. Evaluatie: om na te gaan of de interventie de gewenste resultaten (effectevaluatie) heeft en of
deze is uitgevoerd zoals gepland (procesevaluatie).
1.2. Gereedschappen voor planmatige gezondheidsvoorlichting
De volgende procedure kan worden doorlopen:
1. Definieer zorgvuldig de vraagstelling;
2. Inventariseer de direct beschikbare kennis, brainstorm over mogelijke voorlopige antwoorden;
3. Desk research: zoek literatuur, statistieken of andere documentatie die direct of indirect de
vraag kan beantwoorden. Denk aan wetenschappelijke literatuur of:
- Meta-analyses: een onderzoek waarbij de resultaten van eerder uitgevoerde onderzoeken
samen worden genomen om een preciezere uitspraak te doen over een bepaalde theorie;
- Systematische reviews: inventarisatie van de wetenschappelijk literatuur over een bepaald
onderwerp, waarbij een duidelijke, liefst gestandaardiseerde, gestructureerde methode
van literatuur zoeken, selecteren, analyseren en rapporteren wordt gehanteerd;
4. Zoek empirisch ondersteunende theorieën die direct of indirect de vraag kunnen
beantwoorden;
5. Doe aanvullend onderzoek;
6. Leid antwoorden af en pas deze toe.
1.3. Ethiek van gezondheidsvoorlichting
Ethiek is het systematisch denken over normen en waarden met betrekking tot menselijk handelen.
Voorlichters moetenkunne uitleggen wat hun ethische keuzen zijn en hun argumenten moeten
gesteund worden door anderen.
Evidence based medicine: medische interventies worden eerst streng getoetst en alleen als ze
effectief zijn in termen van gezondheidswinst worden ze toegelaten en op grotere schaal toegepast.
Paternalisme is het beperken van de vrijheid of autonomie van een persoon of groep voor, naar wat
wordt aangenomen, hun eigen bestwil. Dit kan een overheid zijn tegenover het volk.
Er gelden enkele wetten voor het doen van onderzoek naar gezondheidsgedrag:
- WMO (wet medische-wetenschappelijk onderzoek met mensen): regelt de rechtsbescherming
van zieke en gezonde proefpersonen en heeft betrekking op wetenschappelijk onderzoek;
- Wbp (wet bescherming persoonsgegevens): persoonsgegevens verzamelen en verwerken
middels richtlijnen;
- Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening: voor iedereen die wetenschappelijk
onderzoek doet.
2
, 2. Analyse van gezondheidsproblemen
De volgende kwantitatieve maten worden gebruikt bij het beschrijven van de gezondheidssituatie van
populaties:
Sterftecijfer: het aantal sterfgevallen als gevolg van een gezondheidsprobleem dat zich in een
welomschreven tijdsperiode voordoet, gedeeld door het aantal levensjaren dat door de onderzochte
personen in die periode is geleefd.
Prevalentiecijfer: het aantal personen dat op een bepaald tijdstip aan een bepaald
gezondheidsprobleem lijdt, gedeeld door het totale aantal onderzochte personen.
Incidentiecijfer: het aantal nieuwe gevallen van een gezondheidsprobleem dat zich in een
welomschreven tijdsperiode voordoet, gedeeld door het aantal levensjaren dat door de personen
zonder dat probleem in die periode is geleefd.
Levensverwachting (LV): het gemiddelde aantal levensjaren dat men mag verwachten te leven vanaf
geboorte. Kan ook worden berekend vanaf een hogere leeftijd. Berekend op basis van aanname dat
men het gehele leven zou zijn blootgesteld aan de waargenomen sterftecijfers naar leeftijd,
bijvoorbeeld voor 2015.
- Hier wordt mee begonnen om een eerste indruk te krijgen van de gezondheidstoestand van een
bevolking.
Gezonde levensverwachting (GLV): het gemiddelde aantal levensjaren dat men vanaf een bepaalde
leeftijd mag verwachten te leven in goede gezondheid. Afhankelijk van de meting van gezondheid
wordt gesproken van bijvoorbeeld LV in goed ervaren gezondheid, LV zonder beperkingen, of LV in
goede geestelijke gezondheid.
Ziektevrije levensverwachting: het gemiddeld aantal levensjaren dat men vanaf een bepaalde
leeftijd mag verwachten te leven zonder te lijden aan een aandoening. Meestal berekend voor
specifieke ziekten, zoals in levensverwachting zonder hart- en vaatziekten.
Quality-adjusted life year (QALY): voor kwaliteit gewogen levensverwachting. Dit levensjaar wordt
gewogen met een gewicht dat de kwaliteit van het leven uitdrukt van een persoon in dat levensjaar;
vaak gebruikt in patiëntgebonden interventiestudies.
- Hierbij wordt het extra aantal geleefde jaren gewogen naar de kwaliteit van leven gedurende de
door therapie gewonnen jaren.
Quality-adjusted life expectancy (QALE): voor kwaliteit gewogen levensverwachting. Berekend als
optelsom van QALYs over alle leeftijden. Equivalenten zijn DALE (gecorrigeerd voor het voorkomen
van disability) en HALE (gecorrigeerd voor het niveau van algemeen ervaren health).
- Het totaal aantal gewogen jaren dat men mag verwachten te leven vanaf geboorte.
- Compressie van morbiditeit: tegelijk met de toename van de levensverwachting verschuift het
optreden van ernstige beperkingen naar steeds hogere leeftijden. Hierdoor stijgt het aantal jaren
in goede gezondheid, terwijl het aantal jaren in slechte gezondheid constant blijft.
Verloren levensjaren: het aantal jaren dat de levensverwachting zou toenemen bij een hypothetische
verlaging van sterfte, bijvoorbeeld door eliminatie van een doodsoorzaak. Vaak gebruikt voor het
kwantificeren van het belang van specifieke doodsoorzaken of risicofactoren.
Disability-adjusted life years (DALY): het aantal jaren dat de QALE zou toenemen bij een
hypothetische verlaging van sterfte en van ziektelast. Gebruikt voor het kwantificeren van het belang
van doodsoorzaken of risicofactoren. Berekend als bij ‘verloren levensjaren’ maar dan ook rekening
houdend met kwaliteit van leven. Een maat met verschillende, soms complexe varianten.
2.1. Het optreden van aandoeningen: sterfte, prevalentie en incidentie
Prevalentie: hoe veel mensen eraan lijden. Prevalentiecijfers worden gebruikt om te beschrijven hoe
vaak de aandoening voorkomt.
- Impact van prevalentie: verloren ziektejaren. Zoals van aandoeningen hun impact op de lengte
van leven kan worden vastgesteld, kan ook worden onderzocht wat hun impact is op de kwaliteit
3