1.2 Wat is verandermanagement
Organisatiekunde houdt zich bezig met de vraag welk organisatieontwerp het meest geschikt is om
het beleid van de organisatie uit te voeren om zodoende haar doelen te realiseren.
Organisatieontwikkeling heeft te maken met bewuste veranderprocessen als gevolg van de
wisselwerking tussen omgeving en organisatie. Organisatieontwikkeling is het vermogen van een
organisatie om zich aan te passen aan externe ontwikkelingen die voor haar continuïteit belangrijk
zijn.
Organisatieontwikkeling kenmerkt zich door een aantal elementen
- Veranderingen vinden plaats als gevolg van de wisselwerking tussen organisatie en
omgeving.
- Veranderingen vinden geleidelijk, procesmatig en meestal continu plaats.
- Er is niet altijd sprake van duidelijk omgeschreven doelen en veranderstrategie.
- Er is veel minder zekerheid over het halen van de gewenste situatie dan bij een projectmatig
geregisseerd veranderproces.
Bij organisatieaanpassing gaat het om evenwicht zoeken in haar functies en bij
organisatieverandering wordt er in een korte tijd een ingrijpende verandering gedaan.
Veranderprocessen kenmerken zich globaal door de volgende kenmerken:
- Ze betreffen de gehele organisatie of een belangrijk deel ervan.
- Ze betreffen interne veranderingen op het gebied van structureren, systemen, processen en
het samenwerken van mensen.
- Managementvaardigheden en –technieken worden gebruikt om het veranderproces te
initiëren en te begeleiden.
- Maken gebruik van kennis en ervaringen uit de organisatiekunde en de sociale
wetenschappen.
- Kent een projectmatige of procesmatige aanpak.
- Zijn gericht op verbetering van de effectiviteit of efficiëntie van de organisatie.
Verandermanagement is het effectief sturing geven aan activiteiten, die gericht zijn op het
aanpassen van een organisatie aan strategische wijzigingen.
1.3.4 Periode vanaf 2000 (Nederland)
De Caluwé en Vermaak
Dit model legt een relatie tussen het type organisatie en de veranderaanpak. Zij hanteren vijf
denkstijlen en veranderperspectieven en duiden elke aan met een bepaalde kleur:
1. Geeldrukdenken
2. Blauwdrukdenken
3. Rooddrukdenken
4. Groendrukdenken
5. Witdrukdenken
Bij een bepaalde kleur organisatie hoort een bepaalde kleur aanpak.
,Ten Have
In dit model wordt een relatie gelegd tussen type organisatie en type verandering. Hij onderscheidt
koude en warme type veranderingen en organisaties. Door deze te combineren ontstaan er vier
veranderstrategieën, zogenaamde veranderkwadranten.
De vier veranderstrategieën zijn:
- Interveniëren
- Transformeren
- Implementeren
- Vernieuwen
Boonstra
Boonstra heeft een onderzoek gedaan bij bedrijven naar de keuze van managers voor bepaalde
veranderstrategieën en de samenhang van deze strategieën met het verandervermogen van
organisaties. Een vijftal veranderstrategieën werden aangetroffen in het onderzoek, namelijk:
1. Machtsstrategie (13%)
2. Planmatige strategie (23%)
3. Onderhandelingsstrategie (18%)
4. Programmatische strategie (25%)
5. Interactieve strategie (21%)
1.4 Veranderingen buiten en binnen organisaties
1.4.1 Ontwikkelingen in de omgeving van de organisatie
In publicaties van overheidsinstanties en diverse brancheorganisaties treffen we een beeld aan van
de belangrijke issues voor het bedrijfsleven in de komende jaren. De belangrijkste:
- Consumentengedrag wordt steeds minder voorspelbaar en beïnvloedbaar.
- De levenscyclus van producten wordt steeds korter.
- De consumenten markt vraagt om directe beschikbaarheid of korte levertijden van
producten.
- Nieuwe media, zoals social networks, nemen de plaats in van traditionele vormen van
verkoop.
- Toenemende aandacht voor duurzaam en maatschappelijk verantwoord ondernemen.
1.4.2 Ontwikkelingen in organisaties
De belangrijkste actuele organisatie organisatieontwikkeling:
- Verplatting van de organisatie: bedrijven functioneren beter met zo weinig mogelijk
managementlagen.
- Chaostheorie: ordening van boven werkt niet. Het management moet vooral de juiste
omstandigheden scheppen.
- De leren organisatie: essentie is dat bedrijven en mensen niet alleen van hun fouten leren,
maar ook ‘leren leren’.
- Organisatie rond processtromen: de structuren zijn dood! Lang leve het proces.
- Resultaatverantwoordelijke, klantgerichte teams.
- Virtuele organisaties
1.5 De outside-in en inside-outbenadering van organisaties
1.5.1 De outside-inbenadering
De outside-in benadering houdt in dat een organisatie van buitenaf beïnvloed wordt bij de
vaststelling van haar strategisch beleid, de product/marktcombinaties en de inrichting van haar
structuur, cultuur en processen. De outside-inbenadering stelt de markt, de concurrentie en de klant
in het middelpunt van het strategieproces.
,De outside-in benadering heeft als uitgangspunt dat een succesvolle organisatie zich voortdurend
aanpast aan de kansen en mogelijkheden die de markt bied.
Het aanpassingsproces kent de volgende stappen:
- Inventariseren van de ontwikkelingen in de algemene omgeving;
- Inventariseren van marktontwikkelingen en trends;
- In kaart brengen van concurrenten en hun strategische bewegingen;
- In kaart brengen van de concurrentiepositie;
- In kaart brengen van kansrijke producten en markten.
1.5.2 De inside-outbenadering
De inside-outbenadering gaat bij de vaststelling van strategisch beleid en de inrichting van de
organisatie uit van de unieke kwaliteiten van de organisatie. Unieke en voor de markt relevante
bewaakheden die de essentie van concurrentievoordeel op markten vormen, noemen we
kernbekwaamheden of kerncompetenties. Het model van de kerncompetenties stelt het bedrijf
centraal.
De inside-outbenadering heeft als uitgangspunt dat een effectieve organisatie in evenwicht is al in al
haar functies. Daarbij wordt aan de volgende interne aspecten getoetst.
1. Strategische interne ambitie
2. Besturingsfilosofie
3. Sterke en zwakke punten van de organisatie
4. Kerncompetenties
Ad1. Interne ambitie
De interne ambitie en mogelijkheden van de organisatie zijn hier sterk bepalend:
- Heersende opvattingen en verwachtingen over werk;
- Bestaande knelpunten en conflicten;
- Operationele problemen
- Aanwezige talenten van sleutelfiguren in de organisatie;
- Mogelijkheden en onmogelijkheden van systemen;
- Wijze van leidinggeven en besturen.
Ad2. besturingsfilosofie
In de besturingsfilosofie worden de bestuurlijke uitgangspunten van een organisatie vastgelegd. De
besturingsfilosofie bepaalt daarmee de wijze waarop het management het bedrijf en de
bedrijfsonderdelen wil sturen. Het maken van de volgende keuzes staat centraal:
- Hoe wenst het management te sturen op een mix van input (middelen), throughput en
output resultaten (proces) en output (resultaten).
- Hoe worden hierbij verantwoordelijkheden en bevoegdheden ge(de)centraliseerd en de
taakuitvoering ge(de)concentreerd?
- Welke indelingsvorm, wordt primair gekozen voor de organisatie?
Hoofdstuk 3 Interne analyse
3.2 Inleiding
De uitkomsten van de interne analyse/ organisatiediagnose zijn bij verandermanagement bepalend
voor het vaststellen van de kloof tussen de huidige en de gewenste situatie; deze gap en vooral het
overbruggen ervan vormen het uitgangspunt voor de veranderstrategie en de aangrijpingspunten
voor interventie.
3.3 Typen organisaties
We kunnen organisaties op verschillende manieren indelen, bijvoorbeeld op basis van:
, - Omvang (kleine, middelgrote en grote ondernemingen en multinationals)
- Bedrijfstak (industrie, dienstverlening, bankwezen, enzovoorts)
- Branche (metaalindustrie, kunststofindustrie, textiel en kleding, enzovoorts)
We zijn echter vooral geïnteresseerd in typen organisaties die onderlinge verschillen vertonen die
van belang zijn bij vraagstukken van verandermanagement. Verschillen kunnen ontstaan op het
gebied van:
- Veranderingen in de algemene en directe omgeving
- De doelstellingen en het (strategisch) beleid
- De doelgroepen: de ‘klanten’
- De wijze van bekostiging
- De wijze van aansturen
- De organisatiecultuur
3.3.1 Indeling van organisaties op hoofddoelstellingen
Een eerste indeling is gebaseerd op de hoofddoelstelling van de organisatie. We onderscheiden dan
drie typen organisaties:
1. Profitorganisaties
2. Non- profitorganisaties
3. Not-for-profit-only-organisaties
Profitorganisaties
De belangrijkste doelstelling is winst maken ten behoeve van de bedrijfscontinuïteit.
Non-profitorganisaties
Een non-profitorganisatie levert diensten in het ‘algemeen maatschappelijk belang’. Voorbeelden zijn
ziekenhuizen, onderwijsinstellingen, musea.
Karakteristieken non-profit
- Geen winstoogmerk.
- Output is vaak moeilijk in geld uit te drukken.
- Veel non-profitorganisaties bezitten een vorm van monopolie ten opzichte van hun klanten.
- Er is veelal niet echt een marktprijs waartegen men de kosten kan afzetten.
- In een non-profit werken relatief veel professionals met hun eigen patronen en knowhow.
Not-for-profit-only-organisaties
Deze organisaties hebben een winstoogmerk maar ook een duidelijk maatschappelijk doel.
Voorbeelden zijn: ANWB, Nederlandse spoorwegen, woningcorporaties, etc.
3.5 Organisatiediagnose, huidige situatie
3.5.1 Integrale versus partiële organisatiediagnose
Bij de interne analyse kunnen we gebruikmaken van een integrale of partiële aanpak, ofwel een
integraal of partieel diagnosemodel.
Integrale organisatiediagnose
Een integrale organisatiediagnose is een systematisch onderzoek naar het huidig en zo mogelijk
toekomstig functioneren van alle aspecten van een organisatie in onderlinge samenhang. De
aspecten betrekken hier de functionele gebieden van een organisatie.
Partiële organisatiediagnose
, In tegenstelling tot een integrale organisatiediagnose richt een partiële diagnose zich op een
specifieke functie of specifieke deel van de organisatie.
Een partiële organisatiediagnose is een systematisch onderzoek naar het huidige en zo mogelijk
toekomstig functioneren van een specifiek functioneel gebied van een organisatie.
3.5.2 Organisatiediagnosemodellen
Er zijn diverse diagnosemodellen met behulp waarvan we een organisatie of afdeling kunnen
doorlichten en de huidige situatie kunnen bepalen:
- Integrale diagnosemodellen zoals:
o Het 7S-model
o Het INK-model
o Het DOR-model
- Partiële diagnoses zoals:
o Een business portfolioanalyse
o Een organisatiecultuurtypologie
o Een analyse van de waardeketen
o Een operationele benchmark
o Een financiële ratioanalyse
3.5.5 Het model Nederlandse kwaliteit, het INK-model
Het INK-model onderscheidt de volgende tien aandachtsgebieden:
- Leiderschap
- Strategie en beleid
- Management van medewerkers
- Management van middelen
- Management van processen
- Medewerkers
- Klanten en (keten)partners
- Maatschappij
- Bestuur en financiers
- Verbeteren en vernieuwen
De eerste vijf links in het
model geplaatste
aandachtsgebieden zijn de
organisatiegebieden. De
zogenaamde enablers
worden als voorwaarden
gezien voor de resultaten. De
rechts in het model
geplaatste vier
aandachtsgebieden zijn dan
ook de resultaatgebieden.
Vier dimensies