European Union Politics – kernpunten
18 december 2020
Cini, M. & Pérez-Solórzano Borragán, N. (Eds.), European Union Politics.
6th Edition. Oxford: Oxford University Press.
Hoofdstukken: 4, 5, 6, 10, 11, 12, 13, 16, 19, 20, 22, 23, 24, 25 (literatuur
voor EUPP, Uni Leiden)
H4 – Neo-functionalisme
Het neo-functionalisme meent dat staten niet de enige belangrijke
actoren in de internationale sfeer zijn. Daarom focussen neo-
functionalisten op de rol van supranationale instituties en non-state
actoren. Kernpunten van dit hoofdstuk:
Wat is neo-functionalisme?
Neo-functionalisme is een theorie die het proces van (Europese)
integratie probeert uit te leggen;
De theorie was vooral invloedrijk in de jaren ’50 en ’60, maar is ook
nu nog een theoretisch referentiepunt;
De focus ligt op de ‘factoren’ die integratie veroorzaken: de
activiteiten van belangengroepen op Europese en nationale niveaus;
de activiteiten van politieke partijen; de rol van overheden en
supranationale instituties;
Europese integratie wordt meestal gezien als een elite-driven proces,
i.e. door (inter)nationale politieke en economische elites;
Een korte geschiedenis van neo-functionalisme:
Neo-functionalisme was in de mode in elites en wetenschappers tot de
jaren ’70;
Omdat andere theorieën de realiteit van Europese integratie beter
beschreven, werd de theorie daarna impopulair;
Toen het integratieproces in de jaren ’90 opleefde kwam er ook meer
interesse in en onderzoek naar het neo-functionalisme;
Vanaf midden in jaren ’00 zijn er verdere pogingen geweest om het
neo-functionalisme te ontwikkelen en om haar bijdrage aan integratie
en disintegratie te evalueren;
Supranationalisme en spillover:
Neo-functionalisten geloven dat er verschillende typen spillover
(wanneer men een doel wil behalen lukt dit niet altijd, zodat men
nieuwe doelen opstelt waarmee het wel moet lukken, zodat de
integratie altijd doorgaat) zijn: functioneel, politiek en gecultiveerd;
Pagina 1 van 21
, Elite socialization impliceert dat de loyaliteit van mensen die lang
betrokken zijn bij Europese zaken verschuift van hun natiestaat naar
de Europese instituties;
Neo-functionalisten geloven dat belangengroepen die ook zo
Europeanized raken, bij hun nationale regeringen pleiten voor meer
integratie;
Kritiek op het neo-functionalisme:
Neo-functionalisme is zowel op empirische als theoretische gronden
bekritiseerd;
Op empirische gronden: het neo-functionalisme faalt om te leven met
de realiteit van de Europese gemeenschap (zo was er in de jaren ’70
amper integratie, er was eerder spillback dan spillover;
Op theoretische gronden: men ontkent het bestaan van elite
socialization en benadrukt het belang van de globale dimensie van
integratie;
Ook proberen critici de natiestaat in het hart van de studie van het
Europese integratieproces te plaatsen;
De revival van neo-functionalisme
De interesse in neo-functionalisme leefde op in de jaren ’90 omdat de
theorie kernonderdelen van de integratie op dat moment (single
market) duidelijk beschreef;
De (supranationale) rol van het HvJvdEU/CJEU valideerde de
relevantie van het neo-functionalisme als een uitleggende theorie;
Neo-functionalisten verkondigden onlangs dat de Europese integratie
geen automatisch en onvermijdelijk proces is;
Sociale spillover verklaart een laag niveau van Europese integratie.
H5 – Intergouvernementalisme
Het intergouvernementalisme heeft een realistische grondslag en stelt
staten centraal in haar benadering. Er wordt in dit hoofdstuk stilgestaan
bij het klassieke realistische intergouvernementalisme, en bij het liberale
en het nieuwe intergouvernementalisme. Kernpunten van dit hoofdstuk:
Wat is intergouvernementalisme?
Intergouvernementalisme is beïnvloed door realistische en
neorealistische aannames dat de rol van staten en nationale belangen
centraal stelt in het uitleggen van Europese integraties;
Intergouvernementalisten geloven dat soevereiniteit blijft bij de
lidstaten van de EU;
Het kan echter in het belang van staten zijn om samen te werken en
functies te delegeren naar instituties op het Europese niveau;
Pagina 2 van 21
, Klassiek intergouvernementalisme en haar kritiek:
Stanley Hoffmann was de kerndenker van het
intergouvernementalisme in de jaren ’60;
Hoffmann maakte onderscheid tussen hoge en lage politiek. In minder
controversiële gebieden (e.g. de economische sfeer), in lage politiek
dus, is functionele integratie mogelijk, staten zouden echter niet
willen integreren op het gebied van hoge politiek (de politieke sfeer);
Critici waren het niet met dit onderscheid eens op empirische basis,
en vonden het jammer dan Hoffmann de ‘nieuwheid’ en de
complexiteit van het Europese project niet onder ogen zag;
Varianten van intergouvernementalisme:
Confederalisten complimenteerden het intergouvernementalisme en
breidden het uit, door het geïnstitutionaliseerde karakter van de EU
te erkennen;
De domestic politics approch claimt dat we alleen naar de Europese
integratie kunnen bestuderen als we eveneens naar binnenlandse
beleidsprocessen van lidstaten kijken;
Wessel’s fusion hypothesis, Scharpf’s joint decision trap en Pierson’s
padafhankelijkheid verklaren hoe staten steeds meer opgesloten zijn
geraakt in het proces van Europese integratie;
Liberaal intergouvernementalisme en haar kritiek:
Liberale intergouvernementalisten leggen de Europese integratie
uit d.m.v. de formatie van nationale voorkeuren, onderhandelingen
tussenstaten en het delegeren naar instituties;
Liberale intergouvernementalisten zien een grote hoeveelheid
onderhandelingen in de Europese Councils, waarbij nationale
overheden worden geprest om nationale belangen uit te drgaen
vanuit hun binnenlandse politiek;
Het liberale intergouvernementalisme wordt bekritiseerd omdat het
enkel focust op de historische beslissingen en verdragen, terwijl het
de dagelijkse politiek negeert;
Het liberale intergouvernementalisme wordt bekritiseerd omdat het
geen theorie maar een benadering tot bestudering van de Europese
integratie is;
Nieuw intergouvernementalisme:
Nieuw intergouvernementalisme probeert de Euroepse integratie te
theoretiseren na Maastricht;
Er heeft zowel een dramatische expansie van de EU-activiteiten als
een dominantie van beleidscoördinatie plaatsgevonden sinds de
vroege jaren ’90;
Pagina 3 van 21