lOMoARcPSD|2697772
Psychologie en sociologie
Hoofdstuk 1 gedrag en invloeden op gedrag
Psychologie heeft invloed op veel terreinen, bijv.:
- het beschrijven van afwijkend gedrag;
- het gezonder maken van mensen door psychotherapie;
- het ontwerpen van de wegwijzers op Schiphol; of
- de marketing en reclamecampagne van een nieuwe smartphone
Wat is psychologie?
De wetenschap die zich bezighoudt met het gedrag van de mens als individu.
Wat is sociale psychologie?
De sociale psychologie bestudeert de wisselwerking tussen het individu en zijn sociale omgeving. Dus
sociaal psychologen bestuderen ook gedrag, maar dan vooral in de relatie tussen het individu en zijn
sociale omgeving.
Wat is sociologie?
De sociologie bestudeert de manier waarop mensen samenleven binnen bepaalde gemeenschappen
of samenlevingsverbanden.
Waarin verschillen sociale psychologie en sociologie?
Sociologen gaat het niet om het gedrag van één groep jongeren die tijdelijk met elkaar optrekken.
Sociologen richten zich wel op de activiteiten van vaste straatgroepen/streetgangs en hun positie
binnen de buurt en stad.
Samengevat:
Psychologen richten zich op het gedrag van de individuele mens en sociologen richten zich op het
gedrag van groepen mensen en de beïnvloeding van mensen door de maatschappij waarin ze leven.
Ze kijken dus met verschillende ‘brillen’ naar de werkelijkheid.
Wat verstaan we onder gedrag?
Gedrag bestaat uit waarneembare handelingen en uit vormen van innerlijke activiteit die kunnen
leiden tot waarneembare handelingen.
Veel handelingen doen we opzettelijk en bewust, zoals iets lekkers uit de ijskast halen of net doen
alsof we iets niet horen. Deze gedragingen kunnen anderen waarnemen.
Er zijn ook veel handelingen die we onbewust uitvoeren, zoals met de voet op de grond tikken, met
het openbaar vervoer reizen (immers een automatisme). Maar ook reflexen (automatische
lichamelijke reacties die niet bewust gestuurd worden), maar ook spontaan gedrag als plotseling
boos tegen iemand uitvallen of in huilen uitbarsten.
Niet al het gedrag is direct zichtbaar of waarneembaar, dit geldt zowel voor anderen als voor onszelf.
Je kunt dan spreken over innerlijk gedrag, bijv. dromen, nadenken of je angstig of boos voelen.
1
Gedownload door Dit is niet echt een samenvatting (rlm.pijnenburg@gmail.com)
,p
u
j)
lm
(
k
t
o
n
h
ic
s
y
f
g
a
r
d
e
G
Wat is een freudiaanse vergissing?
lOMoARcPSD|2697772
Uit fouten of versprekingen kan soms worden opgemaakt dat allerlei gedachten en emoties nog
onbewust doorwerken. Bijv. een klasgenoot aanspreken met de naam van je geliefde.
Waardoor wordt het menselijk gedrag beïnvloedt?
-
-
-
Omgevingsfactoren
Culturele factoren
Erfelijke factoren
Erfelijke factoren bepalen in sterke mate het uiterlijk en het lichamelijk functioneren van een mens.
Ook bepaalt het de eigenschappen als intelligentie en muzikaliteit.
Temperamentfactoren zijn erfelijk bepaald, zoals mate van activiteit, snelheid van bewegen en lage
impulscontrole.
Een combinatie van impulsiviteit, lage verbale intelligentie en slecht invoelend vermogen worden
aangeduid als risicofactoren voor antisociaal gedrag. In een minder goede omgeving kan dit leiden
tot agressief of crimineel gedrag.
Een belangrijke conclusie, mede ondersteund door recent onderzoek, is:
‘zonder de goede genen komen erfelijke eigenschappen als intelligentie en muzikaliteit niet tot
ontwikkeling, maar de juiste omgeving zorgt ervoor dat ze tot volledige expressie komen’.
Wat zijn de invloeden op ons gedrag?
G
Wat zijn fysieke (lichamelijke) factoren?
2
Gedownload door Dit is niet echt een samenvatting (rlm.pijnenburg@gmail.com)
, lOMoARcPSD|2697772
Als we gezond en fit zijn, kunnen we veel werk verzetten. Maar ons lichaam kan ons ook belemmeren
om prettig te functioneren. Pijn of ziekte kan ons humeurig maken, handicaps als blindheid en
doofheid belemmeren onze waarneming en beïnvloeden onze omgang met andere mensen. Honger
of een overdosis aan chemische stoffen zijn factoren die ons gedrag vergaand kunnen beïnvloeden,
wijzigen of ontregelen. Kinderen die te vaak honger hebben geleden, kunnen zich zowel lichamelijk
als geestelijk niet meer normaal ontwikkelen. Ook angst- en paniekaanvallen kunnen ons gedrag
ontregelen en ons denken en handelen (tijdelijk) verlammen.
Ons uiterlijk is van invloed op onze zelfbeleving en op ons gedrag. Als je vindt dat je er lelijk uitziet, ga
je je vaak verlegen of onzeker gedragen. Als je tevreden bent over je uiterlijk, kan dat doorwerken in
je manier van lopen, maar ook in je omgang met mensen.
Wat zijn psychische factoren?
Deze factoren kunnen evenals lichamelijke factoren ook de lichamelijke toestand beïnvloeden. Er is
dus sprake van een wisselwerking tussen lichamelijke en psychische factoren.
De zelfbeleving en invloed van persoonlijkheidskenmerken (iemand die niet zo dominant is, werkt
liever samen met mensen die goed overleggen en heeft minder behoefte alles zelf te regelen.
Introverte, gesloten mensen gaan vaak anders met hun vrije tijd om dan extraverte mensen) zijn
voorbeelden van psychische factoren. Maar ook de levensfase waarin je je bevindt en bepaalde
(psychische) capaciteiten, zoals intelligentie of muzikaliteit. Intelligentie zorgt voor de mogelijkheid
dat je goed op allerlei situaties kunt reageren en in de maatschappij een zeker ‘succes’ kunt bereiken.
Muzikaliteit biedt weer andere mogelijkheden: je kunt dan communiceren in een andere, boeiende
taal en verrast worden door de schoonheid van stemmen en instrumenten.
Aan ons zelfbeeld, onze zelfbeleving, is een bepaalde zelfwaardering gekoppeld. Als je tevreden bent
over jezelf, heb je een positief zelfbeeld. Dit leidt tot zelfvertrouwen. Omgekeerd kun je een laag of
negatief zelfbeeld hebben. Dit kan dan weer leiden tot onzekerheid, sociaal angstig gedrag, maar ook
tot het maken van (onnodige) fouten en vergissingen.
Wat zijn sociale factoren?
De mensen die het meeste invloed hebben op je gedrag zijn je ouders, je partner en je kinderen. Ze
behoren tot je primaire groep., tot de meest directe leefomgeving. Verder is de invloed van vrienden,
vriendinnen, zussen, broers, grootouders, huisgenoten en studievrienden belangrijk. Hoe belangrijker
bepaalde mensen voor je zijn, des te meer je je op hen zult richten; je neemt van hen van alles aan of
over. Je stemt je gedrag dan ook af op de verwachtingen en het gedrag van de andere mensen. Kun
je het goed met hen vinden, waarderen ze jou, dan zal de omgang soepel verlopen. Vooral onze
ouders zijn krachtige imitatiemodellen. Leerkrachten op school worden vanaf de kleutertijd in ons
leven belangrijk, want je imiteert ze niet alleen, we identificeren, vereenzelvigen ons vaak met hen.
Het zijn identificatiemodellen. En later in je leven kunnen leeftijdsgenoten, buren, collega’s en
vrienden belangrijke imitatie- en identificatiemodellen zijn.
Op je werk is het contact met mensen formeler en functioneler, omdat je mensen in bepaalde rollen
ontmoet. Rollen zijn gekoppeld aan de positie, de plaats die je inneemt in de organisatie. Werk kan
stress opleveren, maar ook in behoeften voorzien. Sommige mensen zoeken werk dat hun een hoge
status geeft. Anderen zoeken waardering of erkenning van andere mensen voor hun capaciteiten.
Weer andere mensen zoeken werk dat ze in contact brengt met andere mensen (sociale behoeften).
3
Gedownload door Dit is niet echt een samenvatting (rlm.pijnenburg@gmail.com)
, lOMoARcPSD|2697772
Veel mensen ontlenen hun eigen identiteit aan hun werksituatie. Als werk wegvalt, kan dat dan ook
leiden tot persoonlijke problemen.
Wat zijn culturele en spirituele factoren?
Vanaf je kindertijd krijg je te maken met opvattingen, waarden en normen die eigen zijn aan de
Nederlandse samenleving. Je leert allerlei omgangsregels, die in je cultuur wenselijk zijn. Binnen een
cultuur kunnen verschillende subculturen bestaan (bijv. Italianen, zigeuners, Surinaamse vrouwen,
jehova’s of moslims in Nederland). Ook kun je denken aan de verschillen tussen mensen die in een
stad of op het platteland wonen. Ook zijn er verschillende jeugdculturen. Bovendien kunnen er
tussen subculturen en allochtone mensen grote verschillen bestaan in gebruiken, gewoonten en
gedragingen.
Naast maatschappelijke culturen zijn er ook organisatieculturen. Iedere organisatie heeft een
specifieke cultuur. Wanneer je binnen een organisatie gaat werken, word je snel duidelijk gemaakt
welke regels er zijn en welke waarden belangrijk zijn.
Tot slot heb je nog de spirituele factoren. Mensen kunnen in hun gedrag sterk beïnvloed worden
door hun geloofsovertuiging. Mensen geloven in één god (Jahweh, Allah) of zij geloven in meerdere
goden. Je kunt vatbaar zijn voor bepaalde beïnvloeding omdat je bijgelovig bent. Spirituele factoren
zijn moeilijk te scheiden van sociale en culturele factoren. Denk aan de omgangsregels voor mannen
en vrouwen bij de moslims.
Wat zijn fysische en geografische factoren?
Fysische factoren:
- Jaargetijde
- Klimaat
Op een zonnige dag zijn er veel meer mensen op straat te zien, je trekt vrolijke kleding aan en je
merkt dat je vrolijker bent. Het klimaat beïnvloedt allerlei zaken, zoals woningbouw en kleding. Deze
factoren kunnen gelijktijdig van invloed zijn op het gedrag van mensen.
Je gedrag wordt bewust en onbewust beïnvloed door mensen en groepen (sociale beïnvloeding),
maar ook door geuren, geluiden, verkeersborden en tal van andere prikkels. Er is sprake van een
wisselwerking tussen jou en je omgeving, je bent een ‘open systeem’. Je reageert vaak niet passief op
de beïnvloeding van buiten, je verwerkt de informatie actief en je beïnvloedt op jouw beurt ook weer
jouw omgeving, de mensen om je heen.
4
Gedownload door Dit is niet echt een samenvatting (rlm.pijnenburg@gmail.com)
, lOMoARcPSD|2697772
Hoofdstuk 2 Persoonlijkheid
Begrip Betekenis
Introvert Als iemand graag alleen is
Extravert Als iemand van gezelligheid en van mensen om zich heen houdt
Sterke persoonlijkheid Iemand heeft opvallende eigenschappen als doortastendheid,
wilskracht, moed of zelfvertrouwen
Mechanisme socialisatie Achterwege laten van gedrag dat de gemeenschap afkeurt
Neuroticisme Heeft te maken met angst en gespannenheid. Mensen die sterk
neurotisch zijn, kunnen geplaagd worden door schuldgevoelens,
dwanggedachten en depressies. Ze gedragen zich verlegen, humeurig,
somber, prikkelbaar en irrationeel
Conditioneren Systematisch worden bestraft bij ongewenst gedrag of systematisch
worden beloond bij gewenst gedrag
Socialisatie Het overnemen en verinnerlijken van waarden, normen, opvattingen en
gedragsregels van mensen binnen een bepaalde gemeenschap of
cultuur
Internalisatie Als de waarden, normen, gedachten, opvattingen en gedragingen van
de mensen in je sociale omgeving ook je eigen persoonlijke waarden,
normen, gedachten, opvattingen en gedragingen worden
(verinnerlijken)
§2.1
Wat verstaan we onder persoonlijkheid?
Onder persoonlijkheid verstaan we de unieke, relatief, duurzame manier waarop iemand geneigd is
zich te gaan gedragen en zich onderscheidt van andere mensen. De persoonlijkheid wordt gezien als
consistent en stabiel. In de meeste gevallen gedraagt iemand zich in verschillende situaties over een
langere periode op ongeveer dezelfde, kenmerkende manier, maar toch kunnen er ook ingrijpende
persoonlijkheidsveranderingen ontstaan, waardoor het gedrag ook verandert door bijv. traumatisch
verlies, chronische stress etc. Ieder mens onderscheidt zich van anderen op een unieke manier. Je
blijft steeds dezelfde, maar toch kan je persoonlijkheid veranderen.
- De manier waarop iemand geneigd is zich te gedragen
- Is uniek/onderscheid zich van andere mensen
- Relatief duurzaam (=kan veranderen maar blijft toch hetzelfde)
Waarom zijn gedrag en persoonlijkheid nauw met elkaar verbonden?
De persoonlijkheid van iemand komt immers tot uiting in zijn of haar gedrag. De ene mens reageert
kalm, zeer rustig in verschillende situaties, en reageert veel kalmer of langzamer dan een ander in
ongewone situaties. De ander reageert snel en impulsief. Wanneer iedereen nog zit na te denken
heeft hij of zij al een reactie klaar.
Uit het gedrag kunnen dan ook persoonlijkheidskenmerken worden afgeleid. Dit gebeurt zeker als
iemand verscheidene malen, of in verschillende situaties steeds min of meer hetzelfde reageert.
i. Bijv. als iemand in de klas nooit iets tijdens de les zegt en we zien hem ook voor en na de
les nooit praten, denken we dat hij verlegen is, angstig of introvert. We maken immers
onze eigen persoonlijke theorie over de persoonlijkheid van de ander op basis van
zijn/haar gedrag.
5
Gedownload door Dit is niet echt een samenvatting (rlm.pijnenburg@gmail.com)
, lOMoARcPSD|2697772
Oude theorieën over de persoonlijkheid spreken van karakter (‘zij is een stijfkop’) of temperament
(‘hij is zo flegmatisch’=slijmerig). Temperament werd beschouwd als erfelijk. Als je vader bijv. ook
driftig was, werd er over het algemeen aangenomen dat jij dat dan ook zou zijn. Tegenwoordig zijn
we van mening dat de persoonlijkheid ook bepaald wordt door omgevingsfactoren, zoals het gezin
waarin je opgroeit. Je kunt als ouder bijv. beloningen in het leven roepen om je kind te stimuleren tot
bepaald gedrag. Bovendien imiteert het kind (spontaan, onbewust) gedragingen van de ouder. Fysiek
is een kind tot veel in staat, omdat het tijdens het opgroeien leert dat bepaald gedrag acceptabel is
binnen de (sub)cultuur waartoe het behoort. Het laat gedrag achterwege dat ouders en andere leden
van de gemeenschap afkeuren (=mechanisme socialisatie).
§2.2
In de oude psychologie van Kretschmer (1921) en Sheldon (1940) kom je een karakterindeling tegen
op basis van drie soorten lichaamsbouw:
1. Het lange, dunne type (leptosoom)
2. Het brede, gespierde type (atletisch)
3. Het kleine, dikke type (pyknisch)
Allerlei karaktereigenschappen werden verbonden aan deze typen, bijv. intelligentie, gemakzucht,
gevoeligheid en humor. Het atletische type wordt volgens Kretschmer en anderen gekenmerkt door
spierkracht, wilskracht, ambitie, nuchterheid en weinig diepgang. Deze ‘lichaamstheorieën’ zijn
inmiddels verouderd en achterhaald. Maar in het dagelijks spraakgebruik blijven enkele ideeën nog
doorwerken; het kleine dikkerdje dat altijd gezellig, opgewekt en vriendelijk gevonden wordt.
Een belangrijke persoonlijkheidstheorie is de psychoanalyse. De belangrijkste grondlegger is Sigmund
Freud (1856-1939). Hij heeft veel invloed gehad op ons denken en handelen. Veel woorden uit zijn
theorie zijn in het dagelijks taalgebruik opgenomen, zoals verdringing, projectie, hysterisch, trauma
en complex. Ook zijn we er nu van overtuigd dat we een onbewuste hebben en dat ons gedrag niet
louter rationeel is. We worden ook beïnvloed door irrationele krachten.
Hoe ziet Freud de persoonlijkheid?
Volgens Freud bestaat de persoonlijkheid uit drie aspecten of instanties, namelijk het
1. Id (soort reservoir vol driften);
2. Ego (soort realiteitsprincipe; houdt contact met de realiteit, de sociale omgeving);
3. Superego (soort geweten).
Er kunnen conflicten ontstaan tussen bovengenoemde instanties, want de mens is een
‘conflictwezen’. Altijd weer ontstaan er conflicten, omdat de mensen zijn lusten wil bevredigen
(hedonisme) en daardoor in botsing komt met zichzelf en andere mensen. Onbewuste factoren als
driften hebben een grote invloed op ons gedrag en op de ontwikkeling van de persoonlijkheid. ‘De
mens is een driftwezen.’ De mens wordt sterk bepaald door zijn vroege jeugdjaren, want na de
eerste zes jaar is de persoonlijkheid gevormd en essentiële veranderingen zijn dan onmogelijk. ‘De
mens is psychisch gedetermineerd.’
6
Gedownload door Dit is niet echt een samenvatting (rlm.pijnenburg@gmail.com)
, lOMoARcPSD|2697772
Freud ziet de mens als sterk gedetermineerd door de eerste zes jeugdjaren. De neofreudianen zijn
van mening dat de ontwikkeling het hele leven kan doorgaan en dat een zeker herstel (van negatieve
invloeden) mogelijk is. Erik Erikson is van mening dat sommige mensen langer zoeken of
experimenteren en ontwikkelen als dertiger een vaste identiteit. Hij beschrijft dan ook 5 fases tijdens
de kindertijd (ong. 0 -18 jaar) => In elke fase moet men door een bepaalde crisis heen. Vertrouwen is
daarvan bijv. het positieve resultaat; wantrouwen het negatieve resultaat.
1. Vertrouwen tegenover wantrouwen
2. Zelfstandigheid tegenover schaamte en twijfel
3. Initiatief tegenover schuldgevoel
4. Vlijt tegenover minderwaardigheid
5. Identiteit tegenover rolverwarring
Daarnaast beschrijft Erikson 4 aanvullende fasen in de menselijke ontwikkeling:
1. In de puberteit en adolescentiefase zoeken jongeren naar hun identiteit. Wie ben ik? Wat
kan ik? Wat wil ik? In deze fase wordt vaak van alles uitgeprobeerd. Er zijn veel te maken
keuzes en onzekerheden. De sociale invloed van leeftijdsgenoten is heel belangrijk.
2. Het zoeken van intimiteit (twintigers). In deze jaren zijn jonge volwassenen veel bezig met
relaties. Je zoekt naar liefde en intimiteit. Als het niet lukt de intimiteit te vinden, raak je
(tijdelijk) in een isolement.
3. De fase van de vruchtbaarheid of generativiteit (middenvolwassenheid). In deze jaren krijg je
(mogelijk) kinderen en voed je hen op. Ook in andere opzichten kun je vruchtbaar of
productief zijn. Je ontwikkelt je in je werk of in sociale relaties.
4. Wanneer de ontwikkeling goed is verlopen en de mens allerlei moeilijkheden goed heeft
opgelost of verwerkt, kan de laatste fase van het leven gekenmerkt worden door wijsheid.
Volgens Horney is de basisangst, het gevoel van onveiligheid, veel belangrijker dan de seksuele drift.
Ook haar visie op vrouwelijke seksualiteit wijkt af van die van Freud. Ze stelt dat volwassen vrouwen
niet afgunstig zijn op het geslachtsdeel van de man, maar veel meer symbolisch penisnijd ervaren.
Vrouwen kunnen afgunstig zijn op mannen vanwege hun bevoorrechte positie in de maatschappij.
Vrouwen hebben wel plichten, maar veel minder rechten, mogelijkheden en privileges.
Neofreudianen hechten evenals Freud belang aan onbewuste invloeden en schenken ook aandacht
aan de rol van afweermechanismen (ook wel defensiemechanismen genoemd).
Afweermechanismen zijn grotendeels onbewuste maatregelen die iemand neemt om zich te
beschermen tegen te grote spanning, pijn of sterke emoties.
Wat houdt de trekkentheorie (trait theory) in?
Gericht op het ontdekken van de bouwstenen van de persoonlijkheid: de trekken. Mensen zijn van
elkaar te onderscheiden doordat ze verschillen in persoonlijkheidsdimensies of karaktertrekken. Zo
kan de ene persoon getypeerd worden als vriendelijk, extravert en zelfstandig en een ander als
vijandig, introvert en zelfstandig. Allport trachtte de meest fundamentele en centrale trekken op te
sporen. Cattell heeft een zeer belangrijke bijdrage geleverd aan de poging orde te brengen in de
chaos van de verschillende karaktertrekken. Hiervoor gebruikte hij de methode van factoranalyse.
Eysenck heeft met zijn persoonlijkheidstheorie veel aandacht getrokken. Ook hij maakte gebruik van
statistische technieken om essentiële persoonlijkheidsdimensies op te sporen; extraversie en
neuroticisme. Neuroticisme heeft te maken met angst en gespannenheid. Mensen die sterk
neurotisch zijn, kunnen geplaagd worden door schuldgevoelens, dwanggedachten en depressies. Ze
gedragen zich verlegen, humeurig, somber, prikkelbaar en irrationeel. Tegenover neurotisch gedrag
staat stabiel of evenwichtig gedrag.
7
Gedownload door Dit is niet echt een samenvatting (rlm.pijnenburg@gmail.com)