Samenvatting: methodisch werken (winkelaar).
Inleiding:
Methodisch werken wordt vergeleken met een draaikolk (charibdis) en een gruwelijk monster
(scylla), omdat je wanneer je methodisch werkt voor een moeilijke opdracht staat, je moet langs
allemaal verschillende problemen manoeuvreren om het gewenste resultaat te bereiken.
Hoofdstuk 1, methodiek.
Het woord methode komt van het Griekse woord methodos wat hetgeen betekent: de weg
waarlangs. Een methode is een bepaalde manier van werken om een gesteld doel te bereiken.
Wanneer je volgens een methode handelt, werk je weloverwogen. Je werkt volgens een bepaalde
systematiek en zet bewust verschillende stappen in bepaalde volgorde. Iemand die werkt volgens
een methode hanteert een systematische werkwijze.
Als er geen doel is, kan er ook geen methode zijn om dat doel te bereiken. Een methode is te
vergelijken met een recept. Als je handelt volgens de voorschriften van een recept, is een bepaald
resultaat gegarandeerd.
Methodisch werken is doelmatig werken, omdat door efficiënt gebruik van de juiste methode het
gestelde doel wordt bereikt.
Vaak werk je niet met 1 enkele methode, maar met een reeks methodes. Dit noemen we dan een
methodiek. Het begrip methodiek is een samenhangend geheel van methoden, waarbinnen
afzonderlijke werkwijzen en systemen van beperkte omvang zijn te onderscheiden.
Methodologie: de wetenschap van methodiek.
De werkwijze van een wetenschapper bestaat voornamelijk uit het doen van onderzoek. De
verschillende manieren van onderzoek doen komen in de methodologie aan de orde, er komt aan de
orde hoe je aan kennis komt, hoe betrouwbaar de methode is om tot kennis te komen. Het gaat om
het proces dat tot kennis leidt als om het product ervan. Methodologie en methodiek hebben met
elkaar te maken, ze houden zich beide bezig met werkwijzen, procesmatig en productief werken
bezig.
Wetenschappelijke onderbouwing van methodiek is belangrijk, omdat dit de kwaliteit van de manier
van werken verhoogt.
Theorieën: het product van kennis.
Werkwijze: het proces dat tot kennis en kunde leidt.
Bij methodisch werken gaat het om het vaststellen van een doel, en dit doel met behulp van
bepaalde middelen te bereiken.
Een middel is erop gericht een bepaald doel te bereiken, maar dit doel kan een tussendoel zijn tot
een verder weg liggend doel. Wanneer verschillende activiteiten, elk met een eigen doel, van elkaar
afhankelijk zijn, is het aan te bevelen om een doelmiddelen schema te maken. hierin zet je alle
doelen, tussendoelen en middelen die je nodig hebt. Door een doelmiddelenschema te maken kun je
tot een bepaalde strategie komen. Met een strategie worden verschillende activiteiten met hun
eigen doel en middelen op een rijtje gezet. Er kunnen dan prioriteiten worden gesteld en keuzes
worden gemaakt over welke activiteiten als eerst moeten plaatsvinden en welke als laatst.
Strategie heeft met planning en programmering te maken.
Stappenplan: welke stappen eerst en welke later moeten worden ingezet.
, Methodisch werken is voor een belangrijk deel: nadenken over doelen en zorgen dat deze doelen zo
goed en zo snel mogelijk worden gerealiseerd.
Smalle methodiekbegrip: alle methoden als technieken te zien en methodieken te zien als geheel van
foefjes.
Brede methodiekbegrip: hield in dat methoden en methodieken altijd in verband gebracht werden
met uitgangspunten, maatschappijvisies en doelstellingen. Je bekijkt je werkwijzen in een breder
perspectief.
Doel, uitgangspunt en omstandigheden bepalen de werkwijze.
Wanneer het om verbetering gaat van methodisch werken, is het van belang om naar
uitgangspunten en doelstellingen te kijken, maar je kunt je hier niet toe beperken. Vaardigheden en
technieken zijn net zo belangrijk. Ze moeten niet overschat worden, maar ook niet onderschat.
In dit verband worden vaak 3 componenten genoemd die wel zijn te onderscheiden maar die je niet
kunt scheiden. Deze componenten zijn: kennis, inzicht en vaardigheden.
Professionele attitude of beroepshouding: deze is niet makkelijk aan te leren en moet worden
ontwikkeld.
Oriënteren: informatie verzamelen, lezen, luisteren en kennis opdoen. Oriënteren is kijken naar wat
er aan de hand is en wat er van je gevraagd wordt.
Reflecteren: nadenken, overwegen wat het beste is, afwegingen maken over wat prioriteiten heeft
en wat niet. Reflecteren heeft met analyseren te maken, maar ook met terug kijken op wat je gedaan
hebt en daaruit ervaring opdoen.
Handelen: gaat om het doen, om het oefenen. Alleen door te oefenen kunnen we ons dingen eigen
maken.
Consistentie: samenhang tussen theorie en praktijk.
Binnen een methode zijn 5 elementen te onderscheiden die nauw met elkaar samenhangen en
elkaar onderling beïnvloeden:
1. Vaardigheden: zijn noodzakelijk om een doel te bereiken.
2. Werkprincipes: een permanent oriëntatiepunt voor een methode of werkwijze. Een
werkprincipe is het resultaat van een theoretische reflectie en praktische ervaring. Het vormt
de directe toepassing van het gehanteerde uitgangspunt en het gestelde doel en is in de
voortdurende richtlijn voor het gebruik van vaardigheden.
3. Doelstellingen: vormen de kern van de werkwijze. Alles is hierop gericht, aan de doelstelling
ontleend de methode haar kleur en identiteit. De doelstelling geeft naam aan wat er gedaan
wordt.
4. Uitgangspunten: worden meestal uitdrukkelijk, expliciet geformuleerd.
5. Veronderstellingen: zijn opvattingen, ideeën en meningen die zo vanzelfsprekend zijn dat
men zich er amper van bewust is. dit maakt het moeilijk om erover te praten. Ze kunnen dan
ook niet duidelijk worden aangegeven, maar ze spelen een belangrijke rol.