Studiestof Week 2
Werkloosheidswet en sancties
College(s)
Videocollege – Het recht op WW
Structuur WW
- Bepalingen over verzekeringsplicht
- Voorwaarden waaronder recht op WW ontstaat, referte-eisen, uitsluitingsgronden
- Verwijtbare werkloosheid, benadelingshandeling en weigeren passende arbeid
- Hoogte en duur uitkering
En dan gaan we de WW in…
- Voorvraag is: je moet een verzekerde werknemer zijn, voordat je WW-recht zou kunnen hebben
- CRVS – USZ 2018/22: de zaak ging over een huishoudelijke hulp. Via een bemiddelingsbureau was deze
werkzaam bij verschillende cliënten met gezondheidsklachten/ouderen. Bij elk van die cliënten was zij een
aantal uur per week werkzaam. Als je in het verzekerdenbegrip duikt, zie je dat is uitgezonderd degene die in
het huishouden van een natuurlijk persoon minder dan 4 dagen per week werkzaam is.
o Deze huishoudelijke hulp heeft gezegd, ik heb feitelijk een arbeidsovereenkomst met het bureau dat mij
bij die cliënten heeft geplaatst.
o De CRVB overwoog, onder verwijzing naar een uitspraak uit 2015, als je claimt werknemer te zijn, dan
moet je duidelijk maken dat je werknemer bent. Dit hoeft niet op papier te staan. Maar je moet wel
duidelijk maken bij de uitkeringsaanvraag, dat je werknemer bent en hoe dan.
o De CRVB kijkt naar de overeenkomsten tussen de verzorgde cliënten en de vermeende werknemer in
kwestie. De CRVB zegt, ik zie geen gezagsverhouding tussen het plaatsingsbureau en de ‘werknemer’ op
basis van de overeenkomsten die met de cliënten zijn gesloten. Dus de overeenkomsten met de cliënten
tonen de gezagsverhouding met het bureau niet aan.
o Hoe bekijk je of er sprake is van een arbeidsovereenkomst? Dan moet je kijken naar Gouden Kooi (wat
een sociale zekerheidsrechtelijke-vertaling is van Groen/Schoevers).
o Het zure is dat de belastingdienst er wel vanuit ging dat sprake was van een arbeidsovereenkomst, en had
ook premies voor werknemersverzekeringen ingehouden. Maar toch was er geen arbeidsovereenkomst
tussen het bemiddelingsbureau en de werknemer in kwestie!
o Dus die verzekeringsplicht-vraag is best belangrijk, en kan ook ten nadele van een werknemer die het
uitkeringsrecht claimt uitvallen.
- Het omgekeerde gebeurde in de Gouden Kooi-zaak. Daar waren geen premies ingehouden, en uiteindelijk
oordeelde de rechter dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst en dus van een verzekeringsplicht.
Recht op uitkering
- Ben je verzekerd, dan komt de vraag aan de orde of je recht hebt op uitkering.
- Indien aan de voorwaarden is voldaan, heeft een verzekerde werknemer recht op uitkering (art. 15 WW)
o Dat betekent ook dat het recht op uitkering van rechtswege ontstaat. Op het moment dat je voldoet aan
de vereisten, gaat dat recht op uitkering lopen.
o Dat geldt maar tijdelijk. Dus pas op of je niet een verborgen werkloze bent, want dan verdwijnen in de
loop der tijd je rechten.
o Art. 15 verwijst naar art. 16 WW. Dit artikel bevat de belangrijkste voorwaarden voor het recht op
uitkering.
o Wanneer ben je werkloos?
Als je arbeidsuren bent verloren
En beschikbaar bent om arbeid te aanvaarden
o Ben je werkloos en werknemer, dan heb je recht op uitkering.
Ontstaansvoorwaarden
- Verlies van arbeidsuren (art. 16 WW), dat is: je werkt niet meer en je verliest loonaanspraak (art. 1a WW).
o Je moet ten minste de helft, dan wel ten minste 5 uur van je arbeidsuren over de afgelopen 26 weken
gemiddeld verloren hebben.
- Vervolgens moet je beschikbaar zijn om arbeid te aanvaarden.
- Ook moet je voldoen aan de wekeneis van art. 17 WW: je moet in het afgelopen 3/4 e jaar, voldoende weken
gewerkt hebben.
- Ook mag er geen uitsluitingsgrond op jou van toepassing zijn.
- Dan ontstaat het recht op WW, en dat maakt uit voor de uitkeringstermijn. De WW-uitkering duurt maximaal 2
jaar, en dat gaat lopen vanaf het moment van werkloosheid, en dat uitsluitingsgronden zijn weggevallen.
1
,- Je kunt dus ook werkloos zijn op het moment dat je nog een arbeidscontract hebt. Het gaat erom dat je het
recht op loon over een aantal uren bent kwijtgeraakt en ook niet meer werkt.
Wekeneis (art. 17/17a WW)
- De WW eist dat je een zekere band hebt met de arbeidsmarkt. Dat is gebeurd in de vorm van een wekeneis.
- Je moet, wil je de WW binnenkomen, in de 36 weken voorafgaand aan je eerste werkloosheidsdag, moet je in
26 weken minimaal 1 uur per kalenderweek hebben gewerkt.
- Bovendien is er een gelijkstellingsbesluit dat bijv. bij vakantie of het opnemen van onbetaald verlof, ervoor
zorgt dat een aantal weken waarin je niet werkt, toch als gewerkt mee werkt.
- Ben je ziek of zwanger gedurende de 36 weken dat je normaal gaat meten, dan worden die weken niet in de
berekening meegenomen. Dan ga je kijken naar de weken voorafgaand aan de 36 weken.
- Het kan zijn dat bij onregelmatige arbeidspatronen, werknemers last krijgen van die wekeneis. Voor een deel
wordt dat opgelost door niet gewerkte weken wegens rust/overwerk gelijk te stellen aan gewerkte weken.
- Het idee is dat je een zekere band met de arbeidsmarkt moet hebben opgebouwd, voordat de WW tot uitkering
komt.
Uitsluitingsgronden o.a. art. 19 WW
- In art. 19 zijn een aantal gevallen genoemd, die je ook kunt zien alsof de werknemer niet beschikbaar is om de
arbeid uit te voeren.
- In een aantal gevallen heeft de wetgever er al toe besloten dat wanneer je bijv. volledig arbeidsongeschikt
bent, je niet beschikt bent om betaalde arbeid te aanvaarden. Dan ben je niet werkloosheid.
- Bijv. wanneer je buiten NL woont of verblijft, anders dan wegens vakantie, ben je niet beschikbaar om in NL
arbeidsactiviteiten te aanvaarden.
o EU-recht laat tijdelijk buitenlandverblijf toe
- Bijv. je bent niet aan het werk omdat je staakt, of omdat het bedrijf wegens staking gesloten is – werkstaking.
- Bijv. je zit in de gevangenis.
- Bijv. je zit nog in de opzegtermijn. Ook als de werkgever die opzegtermijn niet in acht heeft genomen, kun je
geen recht op WW krijgen, voordat de rechtens geldende opzegtermijn is verstreken (art. 19 lid 3 WW).
Duur en hoogte uitkering
- Naarmate je langer verzekerd bent geweest, heb je ook langer recht op WW.
- Duur van de WW is 3 maanden, wanneer je alleen voldoet aan de wekeneis van art. 17 WW.
- Heb je in de 5 jaar voorafgaand aan je werkloosheidsjaar, er in vier voldoende gewerkt, dan bouw je extra
uitkering op. Tot 2015 kreeg je voor elk jaar dat je gewerkt had er een maand uitkering bij. Dat is in 2016 met
de WWZ verandert. Het maximum is 2 jaar WW.
- Percentage: in de eerste twee maanden 75% van het laatst verdiende loon, daarna 70%.
- Dus voldoe je aan de 4 uit 5 eis, wordt de uitkering verlengd. Naarmate je arbeidsverleden omvangrijker is,
wordt dat uitkeringsrecht langer, maar het maximum is twee jaar.
Jareneis (art. 42 WW)
- Voldoe je er niet aan: 3 maanden WW. Daarna verschilt het vanaf welke periode je meet.
- Van 1998 t/m 2012 komt het erop neer dat je per week gemiddeld 1 dag loon moet hebben ontvangen, dus 52
dagen loon per jaar.
- Vanaf 2013: is dit vervangen naar 208 uur per jaar
- 4 uit 5 kalenderjaren (vóór 1 e WW-dag) – heb je van 1998 tot 2019 voldoende uren gewerkt, dan heb je recht
op verlenging van de WW.
- Als je in 2020 werkloos wordt, ga je kijken naar je werkzaamheden in de jaren vanaf 2019 en terug, want de
jareneis werkt met kalenderjaren.
- Voor 1998: fictief arbeidsverleden (art. 42 lid 5 WW) vanaf de 18 e verjaardag
o Ben je wat ouder, dan kan het zijn dat je een deel van het arbeidsverleden cadeau krijgt. Ben je 18
geworden voor 1998, de jaren tussen het jaar waarin je 18 werd en 1997 krijg je cadeau als
arbeidsverleden.
Eindigingsgronden
- Verstrijken uitkeringsduur
- Uitsluitingsgrond in de loop van de WW-uitkering
- Op verzoek (bij gering urenverlies)
- Bij inkomen uit arbeid, dat 87,5% van je oude loon is.
o In de WWZ is de gedachte, werkhervatting moet worden gestimuleerd, en daarom is daarvoor in de WW
een andere systematiek gekozen.
- Ontstaan nieuw recht bij opnieuw 26/36.
2
, WW en werkhervatting
- Voor 2015 was de regel dat elk uur dat je weer ging werken, van je WW uitkering afging. Het is vervangen door
inkomensverrekening. Inkomen uit arbeid dat je gedurende je werkloosheid weet te verwerven, leidt niet tot
stopzetting van je uitkering maar wordt van je uitkering gedeeltelijk afgetrokken. Dat leidt ertoe dat
werkaanvaarding in slechter betaald werk, niet meer tot een volledige stopzetting van uitkering leidt, maar tot
een gedeeltelijke WW-uitkering. Dan wordt het verschil tussen je oude loon en het nieuwe lagere loon toch nog
iets gecompenseerd.
- Bijv. werknemer verdiende 100 euro per dag. Dan is WW uitkering 70 euro per dag.
o Stel dat hij voltijds nieuw werk vind voor 60 euro per dag, dan was het in het verleden zo dat WW gestopt
werd, en kreeg werknemer 60 euro per dag aan inkomen.
o Als je gaat inkomensverrekenen, komt het neer op het volgende. Het inkomen dat je als werknemer weet
te verwerven, wordt maar gedeeltelijk van je uitkering afgetrokken, namelijk 70%.
o Bij elke verdiende euro mag je er 30% van houden.
o Werknemer behoudt dus 30% = 18 euro van 60 euro. Ofwel: 70 van 60 is 42, dus geeft 18 WW + 60 loon
o Pas wanneer je zoveel gaat verdienen dat je bijna je oude loon benadert, dan stopt de WW. Dus zou deze
werknemer 87,5 euro per dag gaan verdienen, dan stopt de WW.
Verrekening ontslagvergoeding
- Hoe was het
o Art. 16 lid 3 WW
o Ontslagvergoedingen werden meegenomen als loon over de opzegtermijn die gegolden zou hebben.
o Verder bleven zij buiten beeld.
o Als je in een procedure geen vergoeding claimde terwijl je dat had kunnen doen, zou dat eventueel een
benadelingshandeling zijn geweest.
- Hoe is het
o Art. 19 lid 3, 4 en 6 WW
o Het doet er niet meer toe of WG je een vergoeding toekent voor de opzegtermijn, of de opzegtermijn in
acht neemt ja of nee. De wet bepaalt inmiddels dat gedurende de rechtens geldende opzegtermijn er nog
geen WW-recht is, zelfs als je voor het ingaan/afronden opzegtermijn ontslagen bent (bijv.
beëindigingsovereenkomst).
o Ook bij een ontslag met wederzijds goedvinden, gaat de WW ervan uit dat er een opzegtermijn heeft te
gelden. Pas na afloop daarvan gaat het recht op WW in.
o Dat geldt niet bij een ontbinding
o En ook niet in hoger beroep (art. 7:683 lid 5 BW). De rechter hoeft dus geen rekening te houden met
opzegtermijn. Maar rechter zal bij bepalen ontslagdatum als het goed is die opzegtermijn wel in acht
nemen en de juiste datum kiezen (dat is wel iets anders).
Billijke vergoeding
- Rb. Rotterdam 30 mei 2018
o Betreft WN die op staande voet is ontslagen, eind 2015. Kantonrechter vind dat OOSV goed en komt tot
dat oordeel op 20 juni 2016.
o Het Hof zegt dit ontslag is niet geldig, dus we kunnen de arbeidsovereenkomst herstellen, maar we
kennen een billijke vergoeding toe in plaats van herstel (13 december 2016). Hof: vergoeding is
alternatief voor herstel, ovk zou tot 1 juli 2016 hebben geduurd (bepaalde tijdsovereenkomst), dus de
billijke vergoeding stelde zij op het gemiste loon af.
o Het UWV en Rb. Komen tot de conclusie: 1 e werkloosheidsdag is 1 juli 2016, want tot die datum had de
werknemer recht op loon
o Dit klopt niet! De ontslagdatum is 15 december 2015. Daarna heeft die werknemer met de WG nooit meer
een arbeidsovereenkomst gehad.
De billijke vergoeding is geen loon! Ook al wordt deze mede vastgesteld adhv het loon waarop de
werknemer recht ZOU hebben gehad (New Hairstyle), het is geen loon.
De opzegtermijn die in dit geval in acht had moeten worden genomen, die is een maand. Bij een
opzegging op 15 december, zou deze op 15 januari hebben mogen ingaan (tegen het einde van de
maand). Dus je zou het recht op WW hebben kunnen uitsluiten tot 1 februari 2016.
Van verwijtbare werkloosheid is geen sprake (want dringende reden voor ontslag deed zich niet
voor).
Benadelingshandeling?
Het niet voeren van verweer tegen een ontslag als zodanig ‘mag’ (art. 24 lid 6 WW)
Te vroeg werkloos? Dat is ook maar zeer de vraag.
3