Hoofdstuk 1
Cultuur Datgene wat de leden van een groep
onderscheidt van de leden van andere groepen,
verpakt in een stelsel van waarden en normen
dat dominant wordt geacht door de leden en
impliciet wordt aangeleerd door die leden door
middel van socialisatie, waarmee aan de wereld
om hen heen betekenis wordt gegeven.
Subcultuur Een cultuur binnen een dominante cultuur,
waar iemand deel van uitmaakt of lid van is en
waaraan hij/zij loyaal is aan deze groep,
(verborgen) waarden onderschrijft en deze
(gedeeltelijk) heeft overgenomen.
Culturele identiteit Het land- en/of een verzameling van
subculturen die iemands persoonlijkheid
vormen.
Identiteitscrisis Een conflict binnen een persoon die niet weet
tot welke (sub)cultuur hij/zij behoort.
Socialisatie Waarden en normen aangeleerd door de
omgang met mensen.
Culturele programmering De drie niveaus waarop mentale
programmering plaatsvindt: universeel,
cultureel en individueel gedrag, die bepalen hoe
deze persoon communiceert, wat hij/zij doet,
welke mening hij/zij heeft en wat hij/zij denkt
(model van Hofstede).
Relatieve positie De identificatie met een (sub)cultuur die
ontstaat door het innemen van een positie ten
opzichte van een andere groep.
Culturele dynamiek De wisseling van rollen en posities van een
persoon doordat deze tot meerdere groepen
behoort.
Referentiekader Een verzameling van informatie over wat de
dingen in de wereld om iemand heen
betekenen, bezien met een culturele bril,
waardoor iemand onbewust en reflexmatig
betekenis aan de wereld om hem of haar heem
geeft.
Culturele context De betekenis die iemand aan iets geeft, door
het kader of de omgeving waarin een voorwerp,
product, gedrag, ritueel of traditie zich bevindt.
Comfortzone Een gevoel van zekerheid dat ontstaat door
betekenis te geven aan de onbekende wereld,
beredeneerd vanuit de eigen cultuur over wat
hoort en niet hoort.
Culturele bril De manier van kijken en betekenis geven aan
een situatie vanuit de eigen cultuur.
Normaal Het idee van wat hoort en niet hoort, vaak
benoemd als ‘gezond verstand’, bekeken vanuit
de eigen cultuur.
Interculturele communicatie De manier van communiceren tussen mensen
, uit verschillende culturen, die elk een andere
interpretatie kunnen hebben van wat er wordt
bedoeld met het gezegde
Hoofdstuk 2
Universele dilemma’s Problemen en levensvragen waar elke groep
mee wordt geconfronteerd en waar
verschillende manieren voor zijn gevonden om
daarmee om te gaan, resulterend in
verschillende culturen.
Basisaanname Een geloof of niet zichtbare, abstracte
overtuiging die impliciet als bekend wordt
verondersteld en die als waarheid geldt.
Culturele evolutie De unieke omstandigheden die groepen
mensen tegenkomen en de keuzes (uit
verschillende opties) die op basis daarvan zijn
gemaakt, resulterend in basisaannames die het
meest passend zijn voor de omgeving en de
sociale structuur van dat moment
Overtuiging Het diepgewortelde geloof dat de manier
waarop met universele dilemma’s wordt
omgegaan, de enige juiste manier is en dat er
een enkele waarheid bestaat ten opzichte van
de omgang met universele dilemma’s.
Mentale programmering Het absorberen van basisaannames en waarden
vanuit de culturele omgeving (van een kind),
waardoor de wereld op een specifieke manier
wordt beleefd, geïnterpreteerd en beoordeeld.
Waarden Dat wat voor leden van een bepaalde cultuur
van waarde en belangrijk is, resulterend in
overtuigingen over wat goed en fout is en de
bijbehorende normen over hoe iemand zich
dient te gedragen.
Rituelen, gedrag en tradities De manieren en handelingen waarop en
waarmee onzichtbare en ontastbare
overtuigingen, waarden, normen en
standaarden zichtbaar en tastbaar worden
binnen een bepaalde cultuur.
Symbolen Zichtbare en tastbare weergaven van
onzichtbare en ontastbare overtuigingen,
waarden, normen en standaarden.
Normen De geschreven en ongeschreven regels die
richting geven aan hoe het hoort volgens een
bepaalde cultuur en wat als ‘normaal’ gedrag
wordt gezien.
Nederlandse waarden Een set aan waarden die voor de Nederlandse
cultuur van belang wordt geacht, zoals
gelijkheid.
UI-model Een model van Hofstede dat inzicht geeft in hoe
een cultuur is opgebouwd uit verschillende
lagen van basisaannames (binnenste,
onzichtbare, ontastbare laag), normen,