Achtergrond werkcolleges
Week 1 Goederenrecht 1 t/m 11
Vermogen
- Absolute rechten (goederenrechtelijke rechten)
- Relatieve rechten (persoonlijke rechten)
- Schulden
Servus caput non habet
Slaven waren het object van rechten en plichten en geen dragers van rechten en plichten. Slaven
vielen in iemands vermogen. Je kunt een pandrecht hebben op een slaaf etc. ‘Servus caput non
habet’ betekent ‘een slaaf heeft geen hoofd’.
Acties en rechten
Wij denken in rechten. Als je een recht hebt, heb je ook een rechtsvordering (ubi ius, ibi actio). Een
Romein dacht andersom; daar waar een actie is, is een recht (ubi actio, ibi ius). Een Romein moet een
rechtsvordering hebben (een mogelijkheid om iemand aan te spreken; een actie). Romeinen kenden
zakelijke acties en persoonlijke acties. In vervolg zullen we de cases benaderen met de visie die we in
de moderne tijd hebben op acties (rechtsvorderingen).
Onderscheid tussen persoonlijke en zakelijke rechten
1. Zakelijke rechten hebben zaaksgevolg, droit de suite
2. Zakelijke rechten geven preferentie, droit de préférence
3. Zakelijke rechten zijn beperkt in aantal en in vorm bepaald
Voorbeeld 1 zaaksgevolg
Aulus verkoopt zijn paard. Equus aan Blasius. Aulus zal het paard volgende week leveren. De dag erna
meldt zich Crassus, die de dubbele prijs biedt. Aulus accepteert en levert direct.
Quid iuris? Wat is rechtens?
Voor eigendomsoverdracht is in beginsel levering nodig. In geval van een dubbele verkoop, wordt
degene aan wie daadwerkelijk is geleverd de eigenaar. Weliswaar is de verkoper verplicht om aan de
eerste koper te leveren. Maar zo’n verplichting is niet de verplichting die de zaak volgt. Blasius moet
het slechts doen met een wanprestatie-actie (een actie uit koop naar Romeins recht). Aulus moet
slechts schadevergoeding betalen. Blasius heeft een persoonlijke actie jegens Aulus. Blasius kan het
paard niet achtervolgen met zijn actie en bijvoorbeeld de nieuwe eigenaar aanspreken.
Voorbeeld 2 zaaksgevolg
Aulus leent geld van Bulbus en vestigt tot zekerheid van aflossing een zekerheidsrecht op zijn paard
Equus. Crassus ziet het paard staan in Aulus’ stal en biedt een hoog bedrag. Zo hoog dat Aulus erop
ingaat en het paard verkoopt en levert aan Crassus. Aulus lost zijn lening aan Bulbus niet af. Bulbus
wil het paard als zekerheidsgerechtigde opeisen van Crassus.
Quid iuris? Wat is rechtens?
Hier zie je een geval waarin Bulbus wel degelijk een zakelijk recht heeft ten aanzie van het paard; een
zekerheidsrecht. Zo’n zekerheidsrecht geeft een actio serviana aan Bulbus, waarmee hij het paard
kan opeisen. Bulbus kan aanspraak maken op bezitsverschaffing aan Bulbus. Hiervoor moet Bulbus bij
Crassus zijn. (is hier geen sprake van derdenbescherming? Ja, naar Nederlands recht wel maar naar
Romeins recht bestaat derdenbescherming niet). Het pandrecht blijft dus op het paard rusten. Een
pandrecht is een zakelijk recht (een recht in relatie tussen de persoon en de zaak).
,Voorbeeld 1 voorrang, preferentie
Decimus heeft een schuld aan Ebrius ter hoogte van 500 $ (sestertiën, een Romeinse munteenheid).
Hij, d.w.z. Decimus heeft tot zekerheid van die schuld een gouden sieraad bezwaard met een
zekerheidsrecht t.b.v. Ebrius. Decimus gaat failliet. Ebrius stelt twee acties in: een aan de
geldleenovereenkomst (mutuum) ontleende condictio, en een aan zijn zekerheidsrecht ontleende
actio Serviana.
Quid iuris ? Wat is rechtens?
Het probleem is dat degene tegen wie de acties zich richtten, failliet is. Met een persoonlijk recht
(bijv. uit koop of een geldleenovereenkomst) heb je een probleem als de debiteur failliet is. Een
persoonlijk recht is immers een actie tegen een persoon en als die persoon failliet gaat, heb je hier
als persoonlijk gerechtigde last van. Je dient je bij de curator te melden met alle andere schuldeisers
en je moet hopen dat je nog iets vergoed krijgt van je vordering. die positie van concurrent
schuldeiser heb je niet als je een zakelijk recht hebt. Decimus heeft een pandrecht (zekerheidsrecht)
op het sieraad. Je hebt voorrang (preferentie) omdat je band hebt met de zaak (met het sieraad). Het
sieraad is niet failliet, dus je kunt de zaak opvorderen (actio serviana). Je hebt geen band met de
persoon, maar een band met de zaak, dus een faillissement van de persoon maakt niet uit.
Voorbeeld 2 voorrang, preferentie
De actio in rem als verhouding tussen gerechtigde en de zaak.
Herennius heeft geld geleend aan Janus en een boek. Hij (Janus) weigert het geld terug te betalen en
het boek terug te geven. Janus, een soldaat, vervalt in slavernij, hij wordt buitgemaakt door de
Sabijnen. Herennius wil de geleende som opeisen en het boek terug.
De positie van de persoonlijk gerechtigde is wezenlijk anders dan die van een zakelijk gerechtigde. De
persoon Janus verdwijnt eigenlijk. Hij wordt slaaf en dan geldt ‘servus capet non habet’. Als de
persoon juridisch niet meer bestaat, kan je de actie niet meer instellen als persoonlijk gerechtigde.
Dat geldt niet als iemand overlijdt, want dan gaan rechten over op erfgenamen. Heb je nu ook een
probleem m.b.t. het boek? Nee, het boek ligt in het huis van Janus. Janus was bezitter van het boek
en Herenius was eigenaar van het boek. Herenius moet dus iemand vinden die de bezitter is van het
boek. Dat zal waarschijnlijk de familie van Janus zijn. Herenius kan zijn eigenaarsactie gewoon
instellen jegens het boek. Het betreft een zakelijke actie die je kan instellen jegens degene die de
zaak onder zich heeft. die actie kan je tegen iedereen instellen, mits diegene de zaak onder zich
heeft.
Zakelijk recht vs. persoonlijk recht (casus 1)
A. Ahenobarbus heeft een recht van overpad op het erf van zijn buurman Tatius. (dus: zakelijk recht)
B. Ahenobarbus spreekt met zijn buurman Tatius af dat hij door Tatius’ tuin mag gaan. (dus:
persoonlijk recht)
I Ahenobarbus overlijdt, zijn zoon Nero is enig erfgenaam.
II Ahenobarbus draagt zijn erf over aan Julius.
AI: Nero heeft overpad, AII: Julius heeft overpad
BI: Nero is partij in de overeenkomst A-T, B II: Julius heeft geen recht
Zakelijk recht vs. persoonlijk recht (casus 2)
A. Ahenobarbus heeft een recht van overpad op het erf van zijn buurman Tatius.
B. Ahenobarbus spreekt met zijn buurman Tatius af dat hij door Tatius’ tuin mag gaan.
III Tatius overlijdt, zijn zoon Filius is enig erfgenaam.
IV Tatius draagt zijn erf over aan Lentulus.
, AIII: Ahenobarbus heeft overpad, AIV: A. heeft overpad
BIII: Filius is partij in de ovk. A-T, BIV: Lentulus is geen partij in de ovk. A-T en kan A weren
Zakelijke rechten: numerus clausus en inhoud door de wet bepaald
Net als wij in art. 3:81 BW slechts een beperkt aantal in de wet genoemde beperkte zakelijke rechten
kennen, kenden ook de Romeinen een beperkt aantal zakelijke acties die je kon instellen; een
beperkt aantal actiones in rem:
Eigendom: rei vindicatio
Genotsrechten (bijv erfdienstbaarheid) (actio confessoria)
Zekerheidsrechten (actio Serviana)
De inhoud van zakelijke rechten (wanneer ze tenietgaan etc.) wordt in hoge mate door de wetgever
geregeld. Denk aan de volgende voorbeelden: een erfdienstbaarheid moet strekken tot het nut van
het heersende erf. Vruchtgebruik gaat teniet met de dood van de vruchtgebruiker, ook als anders is
afgesproken. De afspraak tussen zekerheidsgever en zekerheidsnemer (de bank) dat de laatste de
bezwaarde zaak als eigenaar mag houden bij wanprestatie is nietig. Het goederenrecht is dus
grotendeels dwingend recht, terwijl in het verbintenissenrecht veel meer regelend is, waarbij partijen
veel contractsvrijheid toekomen. Zakelijke rechten zijn tegenover iedereen over de hele wereld
inroepbaar, dus zakelijke rechten dienen enigszins beperkt te worden. Dat is de grondslag voor de
numerus clausus gedachte.