Leerdoelen Materieel strafrecht
Leerdoelen week 1
Na bestudering van deze onderwijsweek kan de student:
de bronnen van het materiële strafrecht benoemen;
uitleggen wat het materieelrechtelijke legaliteitsbeginsel inhoudt;
het beginsel ‘geen straf zonder schuld’ toelichten;
de doelen en functies van straffen beschrijven en deze in een rechterlijke uitspraak
herkennen
Literatuur
Het materiële strafrecht: lezen hoofdstuk 1, bestuderen hoofdstuk 2 en 3
Bronnen van het materiële strafrecht
- Wet (wetboek van strafrecht en bijzondere strafwetten (zoals o.a. WVW, WWM,
Opiumwet, enz.)
- Jurisprudentie
- Verdragen
- Rechtsbeginselen
- Literatuur
Kenmerken van het strafrecht
- Monopolypositie van de overheid
- Verbod en tegengaan van eigenrichting
- Straf als vergelding of resocialisatie
- Straf(recht) als ultimum remedium
Grondbeginselen van het strafrecht
1. Nulla poena sine praevia lege poenali (legaliteitsbeginsel)
Straf moet berusten op een voorafgaande wettelijke strafbepaling, zie art. 16 Gw, art.
1 Sr en art. 7 EVRM.
Subregels uit nulla poena (legaliteisbeginsel)
Art. 1 Sr: ‘geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane
wettelijke strafbepaling’. Als er casus is met een wetsverandering, dan geldt de wet
die gold ten tijde van het plegen van het strafbare feit (noem dan ook het verbod van
terugwerkende kracht).
- De straf moet berusten op een wet in formele zin
- Het verbod van terugwerkende kracht: belangrijk. Gaat er vanuit dat burgers vooraf
moeten kunnen weten welk handelen strafbaar is gesteld en welke niet. Wet die gold
tijdens plegen strafbaar feit moet worden gebruikt.
- Bestimmtheitsgebot (lex certa): gaat er vanuit dat wettelijke strafbepaling
specifiek/helder moet zijn. Heeft te maken met voorzienbaarheid vooraf. Verbod van
open normen. Uitzonderingen zijn ook aan te wijzen, bv. art. 5 WVW
(kapstokbepaling).
- Het verbod van analogische interpretatie: in privaatrecht heel gebruikelijk, maar in
strafrecht verboden.
,Voorbeeldopdracht
Kunnen lagere wetgevers, zoals de gemeenteraad en Provinciale Staten, gedragingen
strafbaar stellen? Zo nee, waarom niet en zo ja, zijn aan dit recht nog beperkingen gesteld?
Ja, een straf moet berusten op een wet in formele zin. In art. 1 Sr staat wettelijke
bepalingen: dat betekent dat andere daartoe bevoegde lagere rechters ook daarin
bepalingen strafbaar mogen stellen. De wet in formele zin bepaalt de straffen, maar
ook de wet in materiële zin mag bepaalde gedragingen strafbaar stellen. De lagere
wetgever krijgt dus ook de bevoegdheid om te bestraffen. De wet in formele zin
bepaalt echter wel welke straffen opgelegd mogen worden. Er zitten grenzen en
maxima aan de straffen van de lagere wetgever. Zo machtigt art. 154 lid 1 jo. lid 3
Gemw de gemeentewetgever om overtredingen van door hem gegeven verordeningen
strafbaar te stellen. De straf mag niet hoger zijn dan 3 maanden of een geldboete van
de tweede categorie.
2. Geen straf zonder schuld
- Verwijtbaarheid: er moet altijd sprake zijn van een bepaalde mate van
verwijtbaarheid, wil straf opgelegd kunnen worden. Dit moet een persoonlijke
individuele aansprakelijkheid zijn.
- Onschuldig tot het tegendeel is bewezen (onschuldpresumptie): verdachte wordt voor
onschuldig gehouden totdat schuld door de rechter is vastgelegd (art. 6 lid 2 EVRM).
Zolang dat nog niet gebeurd is, spreken we van verdachte en nog niet van een dader.
Straftheorieën (doelen)
Rechtvaardiging van de straf en bestraffing?
Absolute theorieën vergelding
Kenmerkend: straf is doel op zich. Doel is leed toevoegen. Bv. gevangenisstraf,
taakstraf..
Relatieve theorieën generale en speciale preventie
Kenmerkend: niet zozeer verleden, maar toekomst. Relatie met één of meer andere
strafdoelen. Kan bv. gelegd worden met wens om herhaling in toekomst te
voorkomen.
- Generale preventie: men wil voorkomen dat de samenleving dezelfde strafbare feiten
plegen (waarschuwing, voorbeeld geven). Er wordt een straf opgelegd, om te zorgen
dat andere mensen dit niet gaan doen (normbevestiging)
- Speciale preventie: (speciaal voor die persoon). Hopen dat de veroordeelde niet in
herhaling treedt. Bv. behandeling/begeleiding, melden reclassering.
Verenigingstheorieën
Gaat uit van een combinatie van absolute en relatieve theorieën. Verenigt beide
theorieën en lopen dan in elkaar over.
,Leerdoelen week 2
Na bestudering van deze onderwijsweek kan de student:
van een willekeurige delictsomschrijving de verschillende bestanddelen
onderscheiden;
strafbare feiten kwalificeren;
uitleggen wat de elementen van een strafbaar feit zijn;
het belang van het zorgvuldig opstellen van een tenlastelegging toelichten;
uitleggen welke leer de Hoge Raad aanhangt als het gaat om strafrechtelijke
toerekening van gedrag en deze toepassen op een casus;
aangeven welke gevolgen het heeft als de wederrechtelijkheid of verwijtbaarheid
(geen element maar) bestanddeel is van een delictsomschrijving.
Literatuur
Het materiële strafrecht: bestuderen hoofdstuk 4 en 5
Het beslissingsmodel van 348/350 Sv: bestuderen hoofdstuk 3 en 4
Strafrechtelijke aansprakelijkheid opbouw strafbaar feit
- Menselijke gedraging:
Betekent dat we geen processen tegen dieren meer hebben (zoals middeleeuwen).
Niet alleen mensen, maar ook ondernemingen (organisaties) kunnen strafbare feiten
plegen (functioneel daderschap). Er moet sprake zijn van een gewilde spierbeweging
(gedraging). Let op: gedraging kan ook bestaan uit een nalaten: iemand heeft niet
gehandeld, waar hij juist wel had moeten handelen (bv. handelen wanneer iemand in
levensnood verkeerd).
- Delictsomschrijving:
Legaliteitsbeginsel. Er moet altijd een delict zijn te vinden waar handelen onder valt
(tweede vraag rechterlijk beslissingsmodel). Alle bestanddelen van
delictsomschrijving moeten zijn vervuld (tenlastelegging op delictsomschrijving en
bestanddelen).
- Wederrechtelijkheid (ongeschreven voorwaarde strafbaarheid) element:
Er moet altijd sprake zijn van een norm overtreding. Handelen moet in strijd zijn met
het recht. Soms blijkt dit achteraf niet zo te zijn (terwijl delictsomschrijving wel is
vervuld) rechtvaardigingsgronden.
- Schuld = verwijtbaarheid (ongeschreven voorwaarde strafbaarheid) element:
Beginsel geen straf zonder schuld. Als degene die delictsomschrijving vervuld geen
enkel verwijt valt te maken, dan is er niet voldaan aan alle voorwaarden voor
strafbaarheid schulduitsluitingsgronden
Rechterlijk beslismodel: art. 350/352 Sv
1. Is het tenlastegelegde feit bewezen?
Zo niet, dan vrijspraak o.g.v. art. 352 lid 1 Sv
2. Is het bewezenverklaarde strafbaar? (kwalificatievraag)
Zo niet, dan OVAR o.g.v. art. 352 lid 2 Sv
3. Is de verdachte strafbaar?
Is het bewezenverklaarde wederrechtelijk? (rechtvaardigingsgronden)
Is het bewezenverklaarde aan schuld te wijten? (schulduitsluitingsgronden)
Zo niet, dan OVAR o.g.v. art. 352 lid 2 Sv
4. Welke straf en/of maatregel moet worden opgelegd?
Strafoplegging art. 351 Sv
, Wederrechtelijkheid soms in delictsomschrijving (bestanddeel)
Voorbeeld:
Art. 282 lid 1 Sr
Hij die opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid berooft of beroofd houdt, wordt
gestraft met gs van ten hoogste acht jaren of gb van de 5e categorie
Stel dat het woord ‘wederrechtelijk’ in de delictsomschrijving zou ontbreken, welke
onwenselijke consequenties zou dat tot gevolg hebben?
Dan zou het bereik van de strafbepaling te ruim zijn. Dat zou betekenen dat iemand te snel
onder dit bereik zou vallen.
Soms schuld als bestanddeel
- Schuld in delictsomschrijving culpa
- Bestanddeel bevat mede de wederrechtelijkheid en de verwijtbaarheid
- Schuldvraag bij vraag 1 art. 350 Sv
Causaliteit
- Art. 350 Sv eerste vraag: wat is het gevolg en wie is daarvoor aansprakelijk?
- Heersende causaliteitsleer/criterium:
Redelijke toerekening (letale longembolie)
Kan het gevolg redelijkerwijs aan de gedraging van verdachte worden
toegerekend?
Vaak ingekleurd a.d.h.v. oude causaliteitsleren:
Conditio sine qua non: het handelen moet een onmiskenbare schakel hebben gehad
in een reeks van gebeurtenissen die tot het gevolg hebben geleid HR Groninger HIV-
zaak
Cuasa proxima: de laatste schakel moet dicht bij het gevolg zitten
Voorzienbaarheid (Etalageruit-arrest): het moet voorzienbaar zijn dat je gedraging dat
gevolg kan hebben.
Alternatieve causaliteit
HIV-arrest en de leer van de redelijke toerekening (conditio cine qua non verband)
Groninger HIV-zaak: inspuiten bloed met HIV.