Hoofdstuk 1 Dynamische definitie van cultuur
1.1 inleiding
Cultuur is een heel breed begrip. Er is niet één simpele definitie te geven. Als er over cultuur
wordt gesproken is dit afhankelijk van de context waarin het staat. Met cultuur wordt geen
kunst bedoeld.
Cultuur blijkt een veel groter deel van ons leven te bepalen dan wij denken, of willen
geloven.
1.2 cultuur is van een groep
cultuur heeft altijd betrekking op een groep mensen. Behalve dat je je identificeert met een
land, hoor je als individu ook bij allerlei culturele groepen, dit worden subculturen genoemd.
Iedereen is lid van meerdere subculturen.
Sommige subculturen kunnen echter waarden hebben die onderling niet goed samengaan.
Dit kan tot problemen leiden bij mensen die hiermee te maken hebben.
Je zou cultuur kunnen definiëren als datgene wat de leden van een groep onderscheidt van
de leden van andere groepen. Kortom, het is belangrijk te beseffen dat een persoonlijke,
culturele identiteit altijd bij een groep hoort en ook van die groep afkomstig is.
1.3 Cultuur is aangeleerd
Cultuur is aangeleerd. Het zit niet in de genen die we van onze ouders hebben gekregen. Het
genetisch DNA is (min of meer) voor iedereen ter wereld hetzelfde. Alle mensen voelen
dezelfde dingen, maar hoe mensen deze gevoelens laten zien, of niet laten zien en hoe ze
worden geuit, dat verschilt per cultuur.
Alle mensen van alle culturen worden weleens boos. Hoe met die boosheid omgegaan wordt
en hoe die boosheid getoond wordt, is echter aangeleerd gedrag.
Het aanleren van cultuur begint in eerste instantie in de opvoeding. In tweede instantie
leren mensen cultuur aan door socialisatie. Door de omgang met anderen, op de
kleuterschool, op de kleuterschool, de lagere en middelbare school, sportclubs, in de
omgang met vrienden, op het werk enzovoort.
Hoe mensen zich uiten, alles wat ze doen, communiceren en denken, welke mening ze
hebben: dat geheel noemt Geert Hofstede ‘culturele programmering’. Een voorbeeld is de
telefoon, elke telefoon doet in principe hetzelfde: ze bieden internettoegang, je kunt ermee
bellen, berichten sturen, filmpjes kijken enzovoort. Dit kan je vergelijken met de universele,
menselijke natuur waarin alle mensen gelijk zijn: eten wanneer ze honger hebben, allemaal
aardig gevonden worden enzovoort.
Mensen doen hetzelfde, maar de manier waarop ze dat doen ziet er anders uit. Sommige
individuen zullen ondanks hun opvoeding en culturele programmering zich toch meer op
hun plek voelen in een andere cultuur.
,1.4 Cultuur is relatief
De dynamiek van cultuur zit hem erin dat iedereen altijd tot meerdere groepen behoort.
Waarmee je je identificeert hangt net af van de relatieve positie ten opzichte van de groep
die je inneemt.
In confrontatie met een andere cultuur verdwijnen de onderlinge culturele verschillen naar
de achtergrond en komt het culturele verschil met de andere cultuur naar voren, waardoor
de culturele dynamiek verandert. Cultuur is afhankelijk van de rol en positie die iemand
inneemt.
1.5 cultuur is betekenisgeving
door middel van hun cultuur zijn mensen in staat om betekenis te geven aan de wereld om
hen heen. Cultuur dat is de verzameling van afspraken die stilzwijgend gemaakt is over hoe
mensen hun wereld zien.
Gemeenschappelijke taal is een van de pijlers van een cultuur. Alle informatie die je aanleerd
tijdens je vroegste jeugd vormen een enorme verzameling van informatie over wat de
dingen in de wereld om je heen betekenen. Deze verzameling van informatie in je hoofd
noemen we je referentiekader.
Voor rituelen en tradities zijn overeenkomsten in verschillende landen lastig. Wat in de ene
cultuur een zakelijke begroeting is, kan in de andere cultuur heel anders begrepen worden.
Het cirkeltje met duim en wijsvinger betekent ook niet overal hetzelfde.
1.6 betekenisgeving door context
De context is de omgeving waarin iets zich bevindt. Voorwerpen, maar ook woorden, non-
verbale communicatie en een kledingstuk, kortom veel zaken krijgen hun betekenis, of een
andere betekenis door hun omgeving of context. Wanneer je ‘ik houd van jou’ zegt tegen je
moeder, heeft dit een andere betekenis dan wanneer je dit zegt tegen je geliefde.
Wanneer mensen iets gezien hebben, dan refereren ze dit aan de dingen die zijn opgeslagen
in hun geheugen. In het kader van cultuur kan dit geheugen gezien worden als een soort
ladekast waarin observaties en ervaringen uit het verleden een plaats krijgen. Dit wordt het
kader genoemd. Wanneer mensen iets zien, refereren ze aan het cultureel bepaalde kader
om te bepalen wat het is en wat de betekenis daarvan is. De betekenis die je aan iets geeft,
hangt dus sterk af van de context waarin een voorwerp of product zich bevindt.
1.7 cultuur is een comfortzone
Je eigen cultuur geeft een gevoel van zekerheid, het geeft betekenis aan de onbekende
wereld om je heen. Cultuur is een soort bril waarmee je naar de wereld kijkt.
Alles wat je ziet vertaal je via een culturele bril. Je neemt je eigen cultuur als norm om daar
betekenis aan te geven.
Tegenover het gevoel van zekerheid, de comfortzone, staat een gevoel van onbehagen.
Wanneer mensen worden geconfronteerd met een andere cultuur, geeft dat meestal een
,oncomfortabel gevoel. Mensen kunnen zich aangevallen of beledigd voelen en laten dan een
afkeurende en boze reactie zien.
Gezond verstand is voor elke cultuur anders. Wanneer je met verschillende culturen te
maken hebt, is het slim om je gezonde verstand even te parkeren. Ook dat wat jij normaal
vindt kun je maar beter even loslaten tijdens interculturele communicatie.
De comfortzone heeft te maken met waarden en overtuigingen. De comfortzone bestaat uit
jouw vertrouwede dagelijkse dingen, patronen en routines. Het is een raamwerk dat zorgt
dat de wereld er geordend uitziet.
1.8 buiten de comfortzone: zo hoort het niet
wanneer in het contact met anderen een oncomfortabel gevoel de kop opsteekt, is dat een
aanwijzing dat je je buiten je comfortzone begeeft en dat je misschien te maken hebt met
mensen die er andere waarden en overtuigingen op na houden over ‘hoe het hoort’.
Hoofdstuk 2 waar komt cultuur vandaan?
2.1 inleiding
Cultuur is niet zomaar ontstaan. Samenlevingen en de culturen die daarbij horen zijn
langzaam gegroeid, continu veranderend met de tijd. De veelheid culturen is ontstaan uit
universele dilemma’s. Dit zijn problemen waar elke groep mensen mee geconfronteerd werd
en waar een manier gevonden moest worden om ermee om te gaan.
2.2 universele dilemma’s en basisaannames
Om elkaar echt te begrijpen is meer nodig dan alleen dezelfde taal: de bereidheid om jezelf
in de ander en in zijn/haar cultuur te verdiepen.
Naast mythen en religieuze verhalen is er ook een wetenschappelijke verklaring voor hoe de
menselijk cultuur ontstaan is en hoe het komt dat er zo veel verschillende culturen zijn in de
wereld. De gangbare consensus is dat de eerste culturen ontstaan zijn doordat mensen door
de eeuwen heen tal van problemen hebben moeten zien op te lossen. Deze problemen
waren voor alle groepen mensen gelijk, alleen mensen kwamen tot verschillende
oplossingen en manieren om ermee om te gaan. Dit noemen we universele dilemma’s.
Gekozen oplossingen zijn voor de betreffende cultuur uiteindelijk basisaannames.
Een basisaanname is wat de mensen in een cultuur geloven dat waar is. Alle vier de culturele
wetenschappers die genoemd worden in dit boek (Hofstede, Lewis, Hall en Kluckhohn),
maken in hun model gebruik van basisaannames of basiswaarden om onderscheid te maken
tussen culturen.
In een samenleving waar je op tijd komt is het deugd op punctueel met rijd om te gaan, een
basisaanname. Als tijd niet belangrijk is in een cultuur dat maakt het ook niet uit of je weet
hoe laat het is.
Lang geleden begonnen de lichamelijke en geestelijke verschillen tussen mannen en
vrouwen zich uit te kristalliseren in verschillende culturele rollen. In de huidige Nederlandse
, cultuur zijn mannen en vrouwen gelijkwaardig. Dit wordt in Nederland gezien als een
belangrijke basisaanname.
2.3 De evolutie van culturen
De huidige wetenschappelijke consensus is dat de moderne mens (Homo Sapiens) uit Afrika
komt. Waarschijnlijk wat nu Ethiopië heet. Elk stukje werelddeel presenteerde unieke
omstandigheden waardoor elke groep zich genoodzaakt zag om steeds weer andere keuzes
te maken uit de beschikbare opties. Sommige basisaannames zijn echter prima rationeel en
logisch te verklaren.
Als het over evolutie gaat kennen de meeste mensen survival of the fittest wel. Dit betekent
het meest passend. Evolutie is dus het overleven van datgene wat het meest past in de
omgeving.
Toen mensen vanuit Afrika naar Europa trokken, zorgde hun donkere huid ervoor dat ze in
het donkere noorden te weinig vitamine D aanmaakten. Een donkere huid houdt zonlicht
tegen en zonlicht is nodig voor de aanmaak van vitamine D, dat noodzakelijk is voor
kalkopname en botgroei. Bij toeval ontstond er een foutje, een mutatie, in het DNA van
sommige baby’s: deze kinderen hadden een lichtere huid. Deze kinderen waren gezonder en
hadden betere botten, zij hadden een betere kans om te overleven.
Het doorgeven aan volgende generaties gebeurde ook met de verschillende keuzes die
mensen gemaakt hebben uit de universele dilemma’s waar ze voor stonden. De natuurlijke
omstandigheden waarin mensen moesten overleven, vormden en bepaalden de
basisaannames in de leefregels, gewoonten en normen van de groepen.
Gastvrijheid in woestijnen is heel anders als bijvoorbeeld West-Europa. Mensen in West-
Europa laten niet zomaar mensen in hun huis, maar als er iemand alleen in de woestijnen
loopt dan betekent dit dat hij of verdwaald of als enige is overgebleven, dan helpen ze elkaar
en wordt iemand wel binnengelaten.
Noord-Europeanen gaan strikt om met tijd. Hoe zuidelijker men gaat hoe minder strikt hier
mee wordt omgegaan.
Toen de homo sapiens naar Noord-Europa trok, bleek het kunnen plannen daar een verschil
tussen leven of dood te maken. Het kunnen voorspellen wanneer het winter werd, was van
levensbelang, want daardoor konden mensen voedselvoorraden aanleggen en zich
voorbereiden op de komende winter.
2.4 hoe uit de universele dilemma’s een cultuur ontstaat
Een universeel dilemma leidt tot het (onbewust) doen van een basisaanname. Een
basisaanname is een overtuiging, het geloof dat deze keuze de beste keuze is. Alle andere
keuzes zijn daardoor ‘slechter’.
Het model van Hofstede is gebaseerd op 6 universele dilemma’s. rondom deze dilemma’s
hebben de verschillende groepen mensen verschillende basisaannames gevormd. Deze
universele dilemma’s betreffen: