Visies op Moderniteit
Interdisciplinaire Sociale Wetenschappen – Universiteit van Amsterdam
Deeltentamenstof 1
,HC1: De Moderne samenleving
Doelen VoM:
Begrijpen van + combineren van + toepassen van -> theoretische invalshoeken over de
(verander(en)de) sociale wereld waarin wij leven.
Moderniteit
Overgang van onze traditionele naar moderne samenleving
- Vanaf ongeveer 1800 (maar langer proces)
- Multidimensionale veranderingen
Wat is moderniteit? Wat kenmerkt een moderne samenleving?
Moderniteit = heel ingewikkeld concept. Wat we ervan moeten onthouden: dat je weet dat
het om een periode gaat/ het gaat ons om een tijdperk van moderniteit. En het gaat ons om
de veranderingen die in dat tijdperk hebben plaatsgevonden. Tijdperk van grofweg 200 jaar.
Multidimensionale verandering in het tijdperk moderniteit – waarin verschillende processen
belangrijk zijn geweest om het zo ver te krijgen.
Waarom die 200 jaar? En niet 100000 jaar?
De mensheid/de sociale wereld is in 200 jaar nog nooit zoveel getransformeerd. Zo snel gegaan dat
we bepaalde transformaties niet konden overzien.
Oorsprong van de moderniteit
Zit eigenlijk vooral in twee processen:
o Rationalisering: De Verlichting 1730 – 1780
Ontstaan sociale wetenschappen
o Technologisering: Industriële Revolutie vanaf 1750
De Verlichting
Nadruk op nadenken
Loskomen van tradities, instituties, autoritaire regimes
Beweging van filosofen en intellectuelen
- “Cogito ergo sum” – Descartes (= ik denk dus ik besta)
- “Dare to think” – Kant
Heeft ook de wetenschap laten ontstaan.
De verlichting zorgde voor verandering van het denken over weten (wetenschap)
- Meer nadruk op ratio, op verstand, op feiten
, - Vertrouwen in wetenschappelijke, empirische kennis om de natuur en samenleving te
bestuderen
- Vooruitgangsideaal: streven naar een betere samenleving
Vertrouwen niet meer alleen bij kerk, heersers, etc. – maar ook in de wetenschap, dat deed de
wetenschap floreren. Als je zelf nadenkt etc. en gelijkheid zorgt voor vooruitgang(sideaal).
Dat streven naar gelijkheid leidde tot:
Franse Revolutie (in 1789)
- Omverwerping van het Ancien Régime, de aristocratische machthebbers.
Industriële revolutie
Rond 1750 begonnen in Engeland, in NL bijna een eeuw later.
Overgang van handmatige naar machinale productiewijze (technologisering!).
Geheel andere inrichting van de maatschappij:
- Massaproductie en andere indeling economisch systeem
- Fabrieken en loonarbeiders: nieuwe arbeidersklasse, voor het eerst loonarbeid
- Ontstaan van (industrie)steden
Wegen naar steden, in de buurt van water etc. (sociaal geografisch/planologisch).
Ontstaan nieuw soort klassenindeling: eerst landeigenaren/horigen, kwam er een nieuw soort klasse
tussen – arbeidersklasse. Volgens Marx’ terminologie begin kapitalisme, proletariaat en
kapitalisten.
Modernisering: gaat om onze samenleving!!! (Europa)
+ modernisering klinkt positief, maar heeft twee kanten (januskop)
Meervoudige veranderingen in de moderniteit
Veranderingen (in interactie, interdependent) in:
- Economisch systeem
- Politiek systeem
- Houding ten opzichte van kennis, wetenschap en religie
- Sociale omgangvormen en identiteit
‘Moderne’ economie
- Technologisering en industrialisering
- Kapitalisme (economie gebaseerd op geld en het streven naar accumulatie van kapitaal)
- verstedelijking
, De moderne economie raakt aan het stukje over IR, die ontwikkeling van de economie kan niet los
staan van de technologisering, dus van die industrialisering, dus van die radertjes in een grote
fabriek.
Wat kenmerkt die kapitalistische, moderne economie? Steeds opzoek naar meer: productie,
afzetgebied, kapitaal, etc. Het streven naar meer! heeft geleid tot loonarbeid:
Eerst – arbeid zorgde ervoor dat je in je levensbehoefte werd voorzien, ruilhandel, etc.
Nu – loondienst: je verkoopt jezelf/je werk en daar krijg je geld voor. Geld = modern.
Verstedelijking ook weer economische gevolgen.
Weer nieuwe economie? Wel kapitalistisch principe, maar globaler, informatiesamenleving, et
cetera.
Dus de moderne economie heeft ons veel gebracht: rijkdom, consumptie, veel voordelen. Maar denk
ook aan nadelen: ongelijkheid! Andere verhoudingen, denk aan de frictie!
‘Moderne’ politiek
wie bepaalt wat we doen?
- Vorming van staten en naties
- Democratisering
- Bureaucratisering; administratie en wet- en regelgeving
- Sociale voorzieningen: onderwijs, gezondheidszorg, verzorgingsstaat.
Frictie: participatie of passiviteit? (kan ook onduidelijk voelen)
Verlichting: je mag voor jezelf denken geïnstitutionaliseerd, want democratie.
Eens geworden over landgrenzen meer tijd over nadenk organisatie intern (voorbeeld: niet alleen
leger, maar ook politie).
Met het stellen van regels wetten, kwamen er weer andere instituties bureaucratie.
Sociale voorzieningen, verzorgingsstaat: daklozen, ouderen, allemaal ontwikkelingen.
‘Moderne’ kennis
- Rationalisering
- Toename belang van en vertrouwen in wetenschap en wetenschappelijke kennis
- Secularisering
- ‘Onttovering’ (Weber)
Ontkerkelijking, oude religies nemen af in mate van participaties (in de oude religies van EU).
Secularisering = proces moderne kennis/zelf kennen neiging neemt geloof af. Dus secularisering
gevolg van rationalisering.
Frictie: transparantie of waarheidsdrang? We nemen bijna nooit meer genoegen met de waarheid.